No. 33
Op teió dooi onS land.
Montfooct.
gekomen. Wat kan ik anders doen, dan je hier in je schande
achterlaten
De gravin keek hem aan met een blik, waarin zoowel wan
hoop als liefde te lezen waren toen keerde zij zich om. Terwijl
zij dit deed, riep eensklaps een stem
„Blijf!"
De gravin bleef staan en keek onwillig en met weerzin achter
zich. Marga had zich uit Dick's omarming losgemaakt en deed
een stap naar voren.
„Wacht," zei zij en haar stem, die zacht en duidelijk klonk,
beefde, alsof zij met moeite de woorden uitbracht. ,,Ga niet. Ik.
ik heb geluisterd en.... alles begrepen Ik heb iets te zeggen.
Dezen.... dezen mijnheer," vervolgde zij, zichtbaar naar woor
den zoekend, „vond ik enkele weken geleden aan den kant van
den weg. worstelend met den dood. Ikwij dachten, dat hii
sterven zou, endaarom verpleegden wijverpleegde een
onzer hem."
„Nee," viel Dick haar in de rede, „degene, die mij ver
pleegde, was zij, mijn vrouw."
Marga keek hem smeekend aan.
„Wij dachten, dat hij ons verlaten zou, als hij beter was. Wij
wisten allen, dat hij een heer was en dat wij niet het soort tnen-
schen waren, waaronder hij zou kunnen leven. Maar hij was een
zaam en verlaten en voelde zich ongelukkig. Zijn familie u had
hem verstooten. Dat vertelde hij mijzelf. Ikwij wisten niets
van hem, wij wilden niets van hem weten en hij werd een der
onzen en voelde zich niet langer ongelukkig.
„Dezen morgen, tot op dit oogenblik, wist ik niet, wie hij was.
Vanavond heeft u mij verteld, dat u een groote dame bent en
dat hij uw zoon, een groote mijnheer is. Ik geef u de verzeke
ring, dat het mij spijt dit alles te hebben moeten vernemen."
Opnieuw trilden haar lippen en zij perste ze op elkaar, opdat
niemand het zien zou. „Ik wist, dat ons huwelijk iets verkeerds
was. Ik heb het hem altijd gezegd. Maar ik heb nooit geweten, dat
het zoo verkeerd was tot op dit oogenblik, nu u allen tegen hem
spreekt, alsof hij een dief was of een moordenaar."
Dick trad op haar toe en trachtte haar het zwijgen op te
leggen. Maar eer hij het verhinderen kon, vervolgde zij
„U beweert, dat hij zijn leven en zijn toekomst vernietigd heeft door met
me te trouwen. Welnu, het is de waarheid en als er iemand is, die daar spijt
van heeft, dan ben ik het wel. Ik zou er mijn leven voor geven, als ik dezelfde
was van gisteren, dezelfde van dezen morgen. U beweert, dat er niets meer
gedaan kan worden, - dat gedane zaken nu eenmaal geen keer nemen, en dat u
hem hier achter moet laten. Welnu, er is niemand in het kamp, die weet, dat
wij getrouwd zijn, niemand dan uw zoon en ik. Laat hem teruggaan naar de
plaats, waar hij thuishoort, en nooit zal iemand ons geheim kennen."
„Marga Marga riep Dick uit, terwijl zijn stem bewogen trilde.
Maar zij lette nauwelijks op hem. Het vuur der zelfopoffering gloeide in
haar oogen.
„Ik zal onder mijn eigen volk blijven en hem nooit of te nimmer voor mij
opeischen. Nooit zal ik een levende ziel vertellen, dat ik zijn vrouw ben, dat
zweer ik
Zij zweeg, en een diepe stilte viel over het gróepje, dat daar stond als uit
graniet gehouwen. De gravin ademde zwaar en de stilte werd alleen onderbro
ken door een snik, die van de lippen van Irene kwam. De eerste die zijn
zelfbeheersching terugvond, was Dick.
„Welnu, hier ziet u nu de vrouw voor u," richtte hij zich tot zijn moeder,
„die u met zoo'n hooghartig gebaar een zigeunerin genoemd hebt. Begrijpt
u nu, waarom ik haar lief kreeg en met haar trouwde Wie denkt u nu, dat
ik kiezen zal u, die mij verstiet, of haar, die zich voor mij opofferde." Hij
trok Marga naar zich toe en kuste haar als in vervoering. „Kom, Marga."
mompelde hij, terwijl er een oneindige teederheid en trots in zijn stein door
straalden, „had je werkelijk een oogenblik gedacht, dat ik je in den steek zou
laten Niet voordat de dood ons scheidt. Kom mee. Vaarwel, Irene 1" Hij
keerde hun den rug toe en trok Marga's shawl beschermenderwijze om haar
heen, terwijl hij liefkoozend haar naam uitsprak.
Eindelijk nam Seymour het woord. „Kom, moeder," zei hij, „er valt hier
niets meer te doen. Dick heeft zelf zijn bedje gespreid, laat hij er nu zelf ook
maar op rusten."
Even scheen het, alsof de gravin aan zijn verzoek gehoor zou geven
toen wendde zij zich nog eenmaal om, en het meisje, dat door haar grootmoe^
digheid het hart van haar zoon gestolen had, aanziende, zei zij
„Kom bij me."
Marga deinsde achteruit en klemde zich aan Dick vast, doch deze fluis
terde haar toe
„Ga, Marga." En meteen leidde hij haar naar zijn moeder.
De gravin nam Marga's hand in de hare en terwijl zij haar doordringend
aanzag, zei zij
Op tei* dooi ons land.
Het Zwolsche straatje met den eigenaardigen naam,
de korte Ademhalingssteeg bij de Groote Kerk.