1054 VRIJDAG 13 JANUARI 1933 No. 53 De gletsclier. Een imposante foto van de logge ijsmassa, die heel langzaam voortschuift Insschen het woeste hoog gebergte naar beneden, waar hij het begin van een rivier vormt. (De gletseher van Lesehanx in de Frattsche Alpen.) „Mijn zoon vertelde me, dat je hem het leven gered hebt dat hij met je getrouwd is, omdat hij van je houdt. Ik zou er mijn leven voor over gehad heb ben, als ik het had kunnen voorkomen, maar nu is het te laat. De meeste moeders van mijn stand zouden hem voorgoed hebben uitgeworpen en hem nooit meer hebben willen kennen. Welnu, hij zal in mijn huis terugkeeren en jou, zijn vrouw, meebrengen. Een zwakke kreet klonk van de lippen van Irene en Seymour sprong naar voren met iets, dat op een verwensching leek. Moeder Een zigeunerin in het huis der Landons „Ik noodig mijn zoon en z'n vrouw uit, het ouderlijke huis te komen be wonen," antwoordde zij op ijskouden toon. „Het is haar wettige plaats en het is niet meer dan een staaltje van mijn plicht." »Ja> ja>" v'e' Irene haar op zachten toon bij. „Groote hemel, li bent gek geworden net als hij I" riep Seymour uit. „Zooiets is eenvoudig onmogelijk Geef hun een toelage om ergens in de kolo niën een nieuw leven te beginnen, maar duld ze onder geen voorwaarde in uw huis. Als u dan uzelf en uw positie in de maatschappij heelcmaal uit het oog verliest, denk dan ten minste aan Irene. Dit meisje, al is zij dan Dick's vrouw, is geen geschikt gezelschap voor haar." Als eenig antwoord stapte Irene naar voren en nam Marga's hand in de hare. „Mijn besluit is genomen en niets ter wereld zal daar ooit eenige verande ring in brengen. Seymour," zei de gravin. „Ik vraag aan Dick, of hij zijn vrouw mee naar mijn huis wil brengen en het is aan hem te beslissen, wat hij doen zal." „Nee, moeder," antwoordde hij, haar ernstig aanziende, „de beslissing ligt bij haar." „Wat moet ik doen Wat moet ik doen klonk het van Marga's lippen. Zij zag in, wat het aanbod inhield, zij begreep, wat een weigering zou beteekenen. Als zij besloot zigeunerin te blijven, zou dit tot gevolg hebben, dat Dick eveneens bij haar zou blijven en dat zij hem zou neertrekken tot het peil, waarop haar stam in de samenleving stond. Als zij het aanbod aannam, kon zij niet ten volle overzien, wat haar te wachten stond, maar zij had een vaag vermoeden van de moeilijkheden en de talrijke bezwaren, die zij zou hebben te overwinnen, alvorens zij er in geslaagd zou zijn zich aan haar nieuwe omgeving aan te passen. „Wat moet ik doen herhaalde zij opnieuw. „Doe wat je hart je ingeeft. Laat alles buiten beschouwing behalve jezelf. Ik ben gelukkig en zal altijd gelukkig zijn in het kamp, zoolang ik jou hij me heh," zei Dick op ernstigen toon. Marga keek hem aan en was op het punt te zeggen „Ik zal niet gaan," toen zij Irene's hand zich om de hare voelde sluiten. Even duidelijk, alsof het onder woorden gebracht was, zei het meisje „Denk aan hem, je bent zijn vrouw." Er kwam een lichte snik van Marga's lippen toen verborg zij haar gelaat aan Dick's borst en stamelde „Ik ga mee." Irene trad achteruit. Seymour smoorde inwendig een verwensching, alleen de gravin bleef kalm en scheen welhaast tevreden gesteld. „Je hebt een goed besluit genomen," zei zij op zachten toon. „Als je besloten had hier te blijven, zou ik daaruit de conclusie hebben getrokken, dat je mijn zoon niet liefhad." Langzaam hief Marga hef hoofd op en keek de gravin in de strenge oogen, die thans hun koelte hadden verloren. „Ik ik zal mijn best doen, hem niet te schande te maken. Wees vriendelijk voor me en help me zooveel, als in uw vermogen is In geen enkel opzicht verried de gravin, wat er in haar omging, maar Irene liet een korten snik hooren. En Seymour, die blijkbaar vond, dat het nu welletjes was, bood zijn moeder zijn arm aan, en nadat zij afscheid van Dick en zijn jonge echtgcnoote hadden genomen, aanvaardden zij den terugtocht. HOOFDSTUK XX Marga was vijf dagen getrouwd en stond op den morgen van den zesden dag voor het raam van haar hotelkamer in Londen, vanwaar zij neerkeek op het gewoel beneden haar in een der drukke hoofdstraten. Steeds weer vroeg zij zich de laatste dagen af, of zij waakte of droomde. En in haar lieve oogen speelde een glans, die een voortdurend mengsel was van verbijstering en van volmaakt geluk en vreugde. Het geld, dat Dick in den korten tijd, dat hij in het kamp was, verdiend had, was voldoende geweest om een volmaakt rustige en prettige huwelijksreis te maken. Hij had zich nieuwe kleeren aangeschaft, en Marga verraste hem den eersten dag, dat zij in de stad waren, door in een keurig donkerblauw mantelcostuum met bijpassenden hoed voor den dag te komen, een toilet, dat zij droeg op een wijze, die geen dame van de wereld haar zou verbeterd hebben. „Nu zullen we nog een avondjapon voor je koopen, Marga," zei hij. „Een avondjapon vroeg zij verbaasd. „Waar heb ik die voor noodig?" Dick lachte. Haar onwetendheid bekoorde hem in hooge mate. „Als een dame 's avonds uitgaat," legde hij haar uit, „dan trekt zij een andere japon aan. Iets heel moois, zie je, waarmee zij er buitengewoon aan trekkelijk uitziet. Weet je, wat we doen zullen, Marga We gaan vanavond samen naar de opera en dan kun je aan de dames, die daar in de loges zitten, zien, wat ik bedoel. En laten we nu uitgaan, want ik wil nog het een en ander koopen. En dan moet ik je een heeleboel laten zien, want er valt zooveel te kijken in Londen. Ik weet niet waar mee te beginnen." Zij gingen uit en Marga vond de groote stad zooals deze aan allen toe schijnt, die haar voor het eerst zien te overweldigend om voor werkelijk te kunnen worden gehouden. En in den avond kwam het bezoek aan het theater. Dick had haar een avondjapon gekocht en hij had plaatsen in een loge genomen, vanwaar Marga een goed uitzicht op het publiek hebben zou. Marga hield haar adem in, toen zij den schouwburg binnengingen en durfde zich nauwelijks in de loge neer te zetten. Dick genoot van haar kinderlijke verbazing en bewondering, doch hij zag ook, hoe verschillende binocles op haar gericht werden, en snel schoof hij de gordijnen wat toe, om haar aan de aandacht van het publiek te onttrek ken. Maar inwendig straalde hij van trots om zijn lief, aanvallig vrouwtje,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 30