Kinderen, die heel graag groote menschen zijn; Ze spelen moedertje en vinden het wat fijn. Of wandelt met den wagen voorzichtig langs de straat, een heel klein moedertje, dat vroeg uit wand'len gaat. Dan kijkt ze in den spiegel, voornaam en heel koket, alsof ze haar klein hartje op trouwen had gezet. Een hoed, een pijp, och, was ik toch maar groot, vaarwel dan, autoped, en wat de jeugd meer boo Maar straks valt 't masker, dat verveelt, op zij, en zijn ze kind'ren weer, en lache' en spelen blijl

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 32