i
1069
Een laatst vaarwel van een achtergeblevene op de kade van St. Martin de Ré.
Dien voorraad moeten de koopers nu oprooken, vóór het weer ochtend
wordt, zou men zeggen. Maar dat gaat niet. Dat weet de cantine-houder, en
dat weten ook de bewakers, die natuurlijk bij den cantine-handel geïnteres
seerd zijn. En óók weten zij, wat er met die artikelen gebeurt dat er iets
mee gedaan wordt, dat tegen de voorschriften is maar verkoopcn doen zij toch.
Zaken zijn zaken, en wet is wet. Die twee raken wel eens met elkaar in
strijd maar men kan op z'n tijd een oogje dichtdoen 1 Van 't kleine salaris
alleen kan een mensch toch niet rondkomen
Ja waar blijven de veroordeelden met al die tabak En waarom is er
zoo'n vraag naar leeren handschoenen? En waarom zijn zij heelemaal niet
bang voor het scherpe fouilleeren, den volgenden dag vóór het vertrek
Zij hebben hun ervaring, die menschen zij kennen het geheim (inzoover
het een geheim is) van de plan.
Een p I a n is een soort étui, waarin tabak, lucifers, baar geld en andere
verboden zaken verborgen worden. De p 1 a n wordt gemaakt van het dunne
leer van een handschoen, en is tien centimeter lang, twee a drie centimeter dik.
Men perst de gekochte, maar verboden tabak zoo dicht mogelijk in elkaar. Ze
hebben den tijd urenlang kunnen zij zich met dat samenpersen bezig houden.
In die rol stoppen zij ook luciferskoppen, en sigarettenpapiertjes, in elkaar
gewrongen tot bolletjes. Het is niet te gelooven, hoeveel er in zoo'n plan
gaat, ook aan geld. Bovenop gaat een stop van zilverpapier, en dan wordt het
geval dichtgenaaid.
En dan wordt het harde, handzame voorwerp ergens geborgen, waar het
zelfs na ontklecding niet gezien kan worden, n.l. in den endeldarm.
Als het donker wordt, is alle smokkelwaar geborgen. Slechts enkele vezel
tjes tabak zijn er nog in de broekzakken die mogen ze vinden morgenochtend
Den volgenden ochtend treden de zeshonderd aan. Ter bewaking is er
een sterke afdeeling gendarmerie aanwezig, en bovendien een dubbele rij kolo
niale infanterie. De militaire bewakers der citadel ontbreken natuurlijk ook
niet. Die groote ontplooiing van macht is noodig, om de burgers op een af
stand te houden, en te laten zien, hoe goed de republiek dat gevaarlijke volkje
bewaakt. Bovendien moeten de veroordeelden goed weten, dat iedere poging
tot vlucht of muiterij in de kiem verstikt zal worden.
Zij gaan naar buiten, de oude brug over, en laten de groene wallen der
vesting achter zich.
Het publiek dringt aan gendarmen drijven het terug. Er wordt een man
met een camera ontdekt -twee gendarmen gaan op hem af, en maken de
platen onbruikbaar. De man raast en tiert.
En onderwijl zit op 'n dak, achter den klimop, een film-operateur kalm te
draaien.
De lange bajonetten glinsteren, een woud van bajonetten. En daartusschen
loopen de ongelukkige, magere, bleeke mannen, met wie niemand medelijden
heeft, behalve misschien eigen bloedverwanten
Intusschen heeft een regeeringscommissie, bestaande uit een directeur
van het ministerie, een redacteur van het „Journal official" (de Staatscourant),
een luitenant ter zee en een marine-arts, het schip bezocht, dat voor de gede
porteerden klaar ligt in de haven van Rochefort, en natuurlijk vonden zij alles
uitstekend in orde.
Zooals de wet der menschelijkheid het voorschrijft, zoo hebben die hecren
de voorraden levensmiddelen nagezien en met vaderlijke gezichten het reeds
gekookte eten geproefd en zij vonden het heerlijk. Zij hebben de menschen-
kooien bekeken, de hangmatten, de sanitaire inrichtingen en zij kunnen be
zweren, als eerlijke burgers en als ridders van het legioen van eer, dat alles
strookt met de regels van humaniteit, waarvan Frankrijk nooit een duimbreed
is afgeweken. Tevreden zijn zij van boord gegaan, na een protocol te hebben
opgemaakt, en met een fraaie motorboot naar land teruggekeerd, om het
intieme déjeunertje en de champagne te genieten, die zij met het proeven van
gevangenenkost wèl verdiend hebben.
Tegelijkertijd verlaat een sleep van diepliggende vrachtbooten het eiland
Re. De groene wallen der citadel worden onzichtbaar en daar aan den oever,
tusschen de soldaten met hun lange bajonetten, staan schreiende burgers!
meest oude, arme vrouwtjes met sjofele kapothoedjes.
Zij kijken uit over de zee, waar de vloot der veroordeelden wiegelt op de
golven
Het inwendige der kooien. Overdag worden de hangmatten opgeheschen.
Dicht op elkaar staan de veroordeelden op de kielplanken der booten,
bewegen kunnen zij zich niet. Zij zien niets dan den grauwen hemel boven zich
en de blinkende wapens der bewakers, die heen en weer loopen over het dek.
Dan bereiken zij het deportatie-schip, het „Doodenschip Dualla", in het
groenachtige water der haven van La Rocheile.
Het stoomschip Dualla heeft betere dagen gekend. Twintig jaar geleden
bracht het voorname passagiers van Duitschland naar Afrika.
Na den vrede moest het aan Frankrijk worden uitgeleverd. Het werd ge
bruikt, om zwarte soldaten uit Frankrijk terug te brengen naar Senegal. Drie
van die reizen maakte het schip toen zag 't er uit als een beestenstal
geen verf meer op de planken, alles afgesleten en oud en leelijk een geschikt
vervoermiddel dus voor de toekomstige bewoners van Cayenne en de „Eilanden
des Heils" 1
De lange sleep van kleine, diepe booten nadert het verankerde schip en
houdt stil. Binnen weinige minuten zijn de zeshonderd menschen, langs de
scherp bewaakte trappen, op het Doodenschip overgebracht. Zij hebben de
haven van Rochefort niet gezien, zelfs geen tijd gehad, om een snellen blik op
het nabije land te werpen. Misschien ook hadden ze dat niet eens gewild
zooveel goeds heeft Frankrijk hun niet gedaan
Binnen in het Doodenschip Dualla zijn er drie menschenkooien, drie
groote, stevige, omtraliede ruimten.
Zoo'n kooi heeft den vorm van een hoefijzer, en moet tweehonderd ver
oordeelden herbergen, met al hun oneenigheden en wenschen en bezwaren en
vreugden en smarten.
Of neen vreugden zijn er niet 1 Of men moet het heimelijk rooken,
onder de deken, meetellen het rooken van sigaretten, gemaakt met mate
riaal uit de plan, die na ieder gebruik weer zorgvuldig wordt weggestopt.
Wenschen en bezwaren zijn er evenmin op het gedeporteerden-schip
tenminste niet tegenover de meerderen. Er blijft niets over dan onaangenaam
heden en smarten. Ondraaglijk is het dicht op elkaar hokken, waaraan hier
niemand ontkomen kan. De kooi, het afgetraliede hoefijzer, is aan iederen kant
een twintig meter lang. De breedte is vier meter. In die lange kooien loopen
nu de gevangenen den heelen dag heen en weer. Aan beide zijden van het hoef
ijzer zijn closets, die druk bezoek hebben, want al spoedig begint de zeeziekte.
Het hart van het hoefijzer, de open ruimte, is bestemd voor de bewakers.
Die zitten daar te drinken, te rooken en te kaarten en als de lokkende rook
Aan boord van het „Doodenschip"De buitenkant van de kooien waarin de
honderden passagiersworden opgestoten. Op den voorgrond eenige grendels.