i Sas van Gent, het industrie stadje bij uitnemendheid. Naast Sluiskil, waar vervaar lijk uitziende fabriekscom plexen zijn verrezen, en men waarlijk van groot-industrie mag spreken, zonder ook maar in het minst te overdrijven, vinden we in Clinge en vele andere gemeenten de klein- industrietjes waaraan de tand van den beroerden tijd al jaren lang hevig knaagt. Daar liggen de vlasserijen, 'n speciaal Zeeuwsch-Vlaamsch bedrijf, want Walcheren brengt op dit gebied niet veel meer: de kleine bedrijfjes, armelijk en weinig werkzaam, waar het i gewin den arbeid slecht loont. I En er zijn daa^ overal ver- fc. spreid, maar vooral ook in de grensstreek, de klompenmake rijen, die ook hun beste jaren j al achter den rug hebben. Ze liggen daar wat schuchter, alsof zij er zich een beetje over scha men, dat hier nog zooveel met de hand moet worden gedaan, en de machine nog maar wei nig burgerrecht heeft verkre gen. Maar kan dit anders? Een klompenmakerij is nu eenmaal nooit een goudwinning geweest, en het is de groote vraag, of zij zich als industrie wel zal kun nen handhaven. Mogelijk dat een rijkssteun die mede voor Terneu- zen en langs het geheele kanaal een drukke scheep vaart oplevert. No. 34 bloeiende vlasindustrie in de streek tusschen Koewacht en Clinge evenals de klompenbedrijven geleidelijk noodlijdend geworden. Toch vindt ook in het vlasbedrijf hier en daar nog menigeen werk, zooals hier te Koewacht. i der groot-industrieën te ook hier wat zou kunnen uitwerken, hoewel men toch ook zich rekenschap zal dienen te geven van de verminderde vraag naar dit artikel, welke door een subsidie heusch geen stimulans zal krijgen. Er blijft altijd iets tragisch in ten doode gedoemde industrieën, zooals b.v. de mee krap, die nu geheel is verdwenen. Maar mis schien ook zien wij hier te zwart, wat wij voor de klompenmakers van harte hopen. Ondertusschen gaat 't leven in Zeeuwsch-Vlaan deren zijn vroolijkengang. Zeker mag op het „vroo- lijk" de nadruk worden gelegd, want het betreft hier een eigenschap, die wij, Noordelijke Zeeuwen, goeddeels missen. Deze Zeeuwen (en 't is toch wel Vlaamsch!) hebben 'n luchthartigheid, die het heele leven kenmerkt, en die wij hun eigenlijk wel mogen benij den, vooral in don kere tijden als deze. Aan den anderen kant is er hier ook wel eenige reden voor optimisme, indien men ziet, hoe deze streek in korten tijd is vooruitge gaan, vooral op industrieel en scheepvaartgebied. Terneuzen en omgeving hebben naar onze meening gleans op 'n spoedig herstel, en zij hebben voor de ^toekomst groote mogelijkheden, grooter dan waar bok in Zeeland. Indien Terneuzen maar eenmaal zijn derde sluis zal bezitten, 'n wensch, achter welks vervulling een vinnige concurrentiestrijd tusschen Gent en Antwerpen staat, maar die toch wel eens in een werkelijkheid zal worden omgezet, dan zal men daar in Zeeuwsch-Vlaanderen groote dingen te zien krijgen, dat is onze vaste overtuiging. Voorloopig zal men zich echter tevreden moeten stellen met wat het heden geeft. En we gelooven dat er in dit hoekje van Zeeland meer aan tevre denheid leeft, dan we billijkerwijze zouden mogen veronderstellen Bij de fabrieks- bedrijvigheid....

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 9