VRIJDAG 27 JANUARI 1933 De menschen loopen door de kou de een ziet paars, de ander blauw. De kragen zijn nooit boog genoeg, voor wie een reis beeft voor den boeg. Zelfs *t paard, dat niet zoo kouwelijk is, Krijgt nu een deken, want 't is frisch. Alleen een jongen laat zijn jas nog uit alsof bet zomer was. Geef mij de kacbel maar met vuur en een gezellig schemeruur.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 11