De Honger,
Het Mispunt
Dame
en de
J108
VRIJDAG 27 JANUARI 1933
No. 35
Hij had gewacht tot het donker werd en dat
is al vroeg in Januari. Het was niet de eerste
keer, dat hij het nogal vieze portaal inging
en de groene deur openduwde, waarin een glazen
cirkel zat, zoodat men zien kon, of er binnen
klanten waren of niet.
De bediende keek onverschillig naar de medailles
die Armstrong op het toonbankje leihij woog ze
en gaf er een kwart van de waarde en een „pand
brief" voor.
Hij glimlachte, toen hij zich weer in het men-
schengedrang begaf. Hij glimlachte, omdat hij
wist dat hij wèg was, als hij niét meer glimlachte.
En ook uit trots. Hij erkende nog geen neder
laag en geen vrees.
Hij kwam langs het Green Park Hotel. Hij zag
het warme zachte licht en hoorde muziek en stem-
mengeroes hij zag mannen en vrouwen naar
binnen gaan. Zijn vingers knepen om de twee
biljetten in zijn zak. Voor dertig shillings kon hij
niet alleen zijn honger stillen, maar dinééren
goeden wijn drinken in aanraking komen met de
wereld, die twee jaar geleden de zijne was geweest
vrienden treffen; praten. Soms snakte hij even hard
naar praten als naar eten.
Maar gauw moest hij die bekoring voorbij. Hij
moest naar zijn kamer in de achterbuurt, en met
die dertig shillings zóóveel van zijn achterstallige
huur vereffenen.dat hij niet onder een brug hoefde
te slapen. Daór had hij geen moed voor.
Hij moest bukken om een veter vast te maken.
Toen voelde hij een hand op zijn schouder, en hij
herkende de stem van zijn gewezen kolonel. Oók
'n groot man, al had hij weinig medailles gewonnen:
hij vergat niet.
„Wat heb ik jóu in geen tijden gezien Ik dacht
al, dat je een baantje in lndië had
Armstrong grinnikte genoeglijk. De greep van
Wedgewood's hand deed hem goed.
„Ik heb niets gedaan dan zoeken maar een
baantje vind je niet makkelijk."
„Ja, jongen, wij waren goed, toen er gevochten
moest worden, maar nu schieten we er soms over....
Ik moet naar Carlton, om met Vanderlip te spreken.
Hij heeft concessies tinmijnen ik denk er over,
om mee te doen."
„Past u maar op," zei Armstrong. „Ik heb ver
leden jaar 'n beetje in olie gegokt. Ik heb natuurlijk
niets tegen den man, maar ik geloof niet, dat hij
geluk heeft."
Wedgewood lachte.
„Vanderlip geen geluk Man, hij zwemt in 't
geld Ik hou gewoonlijk niet van zulke lui, maar
je kunt tegenwoordig geen kans laten glippen.
Heeft hij jou geld gekost, zeg je
„Er liep in ieder geval iets verkeerd. Misschien
was ik de ongeluksvogel."
Zij waren aan den hoek van Bond-street, en
Wedgewood keek op zijn horloge. „Kom vanavond
bij me in de club," zei hij, „laten we zeggen over
'n uur dan eten we 'n stukje en dan kunnen we
nog 'n beetje babbelenNee, niet tegenstribbe
len - ik zit anders alleen. Acht uur, hoor
Hij was weg vóór Armstrong antwoorden kon.
En terwijl de jonge man verder ging en vocht
tegen het wiggelen van zijn knieën, glimlachte
hij zónder opzet want hij zag eten en een flesch
wijn in 't verschiet.
Het was de kolonel, die babbeldeArmstrong
deed niet veel meer dan knikken. Hij vond 't nu
moeilijk om te praten, wijl de gedachten zoo snel
kwamen. Gedachten aan het verleden hij zag,
hoe 'n roman het leven geweest was. Toén had hij
't niet begrepen hij had de vreugde van het leven
zelf niet gekend, vóór de liefde kwam. Toen kwam
de klap en hij was te trotsch om 't haar te ver
tellen om 't aan iémand te vertellen want
ze zouden hem allemaal hulp aanbieden.
Hij was nu zelfs bang, dat de kolonel iets merken
zou - hoewel zijn kleeren, het eenige wat hij nog
DOOR
ARTHUR APPL1N
had, hem 't voorkomen gaven van een geslaagd
man.
„Eve Maybrook nog gezien den laatsten tijd
vroeg de kolonel.
Armstrong nam zijn glas en dronk langzaam,
voor hij antwoordde.
„Nee 't is heelemaa! uit tusschen ons...."
„Wat 'n zonde'n Aardig meisje. Ze heeft
verleden jaar een aardige bom duiten geërfd,
hoor ik."
„Ja, dat weet ik. Dat is 't juist...."
Gelukkig werd de kolonel op dat moment aan de
telefoon geroepen. Armstrong leunde achterover
in zijn stoel, de oogen half gesloten, probeerend
niet te denken, zich alleen bewust te zijn van 't
heerlijke gevoel van herleving dat over hem kwam.
De kellner bood hem voor de tweede maal de
koude kip aan. Armstrong liet zich aan een stuk
helpen. Hij keek rond hun tafel stond in een
hoek bij 't raam en niemand keek naar hem. Hij
nam een krant van een stoel achter hem en spreidde
die uit vóór zijn bord. Er was niemand in de zaal,
die wist wat honger was wat honger den volgen
den dag zijn zou.
Toen de kolonel terugkwam, was het bord van
zijn gast leeg.
„Ga je mee naar de Argosy vroeg de kolonel.
„Mordaunt heeft me opgebeld er zijn twee
bridge-tafels vanavond. Je moest absoluut mee
komen, zei hij, ook als je niet spelen wou. Dan
kunnen we tusschen de robbers nog 'n beetje
praten, en later soupeeren we samen."
De Argosy was een kleine besloten club voor
menschen, die 't graag keurig en kalm hadden.
Ook dames werden er toegelaten.
„Nog net als vroeger," vertelde Wedgewood,
toen zij er heen wandelden, ,,'t Eenige nieuwe lid
is Vanderlip we moesten hem wel toelaten,
omdat hij onze huisheer is. Maar er bij hooren
doet hij eigenlijk niet."
„Absoluut niet.. Ik ga maar niet mee, geloof
ik bridge is me 'n beetje duur tegenwoordig
Maar Wedgewood greep zijn arm.
„Doe niet zoo idioot zei hij.
Er was juist een robber begonnen. Er waren
vrij veel menschen, heeren en dames ze kenden
hem allemaal, en Armstrong werd met groote
hartelijkheid begroet, maar hij zag maar één
gezicht, hoorde maar één stem.
Zij zat op een sofa met Vanderlip te praten.
Toen ze Armstrong zag aankomen, stak zij hem
een slanke bruinige hand toe.
„Eindelijk weer boven water zei ze, met de
zachte, heeschige stem, die hij zich zoo goed herin
nerde. „Waar heb je gezeten
„Vlak om 't hoekje," hoorde hij zichzelf zeggen.
„En jij
„Een paar maanden in de zon gelegen gebra
den en gedroomd."
Vanderlip stelde voor nog een tafel te vormen,
op een toon, die door liet stralen dat Armstrong
onwelkome stoornis bracht.
„Ik speel niet," zei Armstrong.
Eve wees naar een stoel.
„Ga daar zitten. Dan kun je kijken. Ik speel
tegenwoordig veel beter of misschien krijg ik
betere kaarten...."
Vanderlip keek haar aan. „Wij spelen altijd
samen.. Zelfde tarief zeker drie stuiver per
punt
Armstrong glimlachte.
„Nogal hoog, hè
Eve knikte.
„Ja ik dobbel nogal tegenwoordig. Dat
brengt den tijd om."
Armstrong begreep haar niet.
„Natuurlijk," zei hij. Hij moest maar maken,
dat hij hier wegkwam. Hij kon niet blijven zitten
naast de vrouw, die hij liefhad, terwijlter
wijl Hij wist niet eens, of hij na morgen nog wel
iets te eten had Maar toch blééf hij zitten.
Eve verloor. Zij haalde een sigaret te voorschijn,
stak die tusschen haar lippen en wendde zich tot
hem.
Instinctief doorzocht hij zijn zakken. Zijn aan
steker had hij allang te gelde gemaakt. Hij had
zelfs geen doosje lucifers meer. Vanderlip boog zich
over de tafel heen om haar vuur te geven, en hij
keek haar aan door zijn bolle oogen, alsof ze een
mooi paard was, dat hij dacht te koopen. Zijn
weeke vingers raakten haar hand, voor hij ze
terugtrok.
Het spel ging voort. Armstrong knoopte zijn
jasje dicht zijn overhemd was slecht gestreken
en begon aan de randen te rafelen. Maar verder
was er niets aan hem dat deed vermoeden, hoe
weinig etenskans hem nog restte. Hij sloeg de
armen over de borst, plotseling koppig en trotsch.
Wat later stond hij op hij ging naar 't raam en
keek naar buiten. Hij was op 't slagveld geweest
nu was er vrede, en hij stond hier, in zoo'n
omgeving.... tusschen menschen, die er geen
besef van hadden, hoe 'n slagveld die stad was..
Hij voelde een hand op zijn arm. Eve stond
naast hem.
„Waarom ben je hier gekomen vanavond,
Teddy vroeg ze.
,,'t Toeval heeft me hierheen gesleept."
„En sleept 't je weer weg ook
Hij knikte. Hij wachtte, tot ze wegging, naar
't buffet toen liep hij naar haar kaarttafel, nam
een bridge-bloc en een potlood. Hij zou haar een
paar woorden schrijven een afscheid.... Maar
hij kreeg geen tijd. Wedgewood kwam hem pres
sen, om mee te spelen.
Hij weigerde vastberaden. Hij moest nog ergens
heen.... Snel liep hij rond, om dezen en genen
de hand te geven, toen een uitroep van Vanderlip
hem staande hield.
„Hé, da's gek toen ik van dat tafeltje
opstond, heb ik mijn portefeuille laten liggen.."
Hij keek op den grond en zocht in zijn zakken.
„Iemand heeft 'm wegge.... ik bedoel, dat
lamme ding heeft toch geen pootjes
Eve kwam er bij, en Wedgewood en Armstrong,
en er werd opnieuw gezocht. Vanderlip werd boos.
„Ik heb 'm hiér laten liggen," zei hij, op de tafel
stompend. „Ik dacht natuurlijk, dat-ie daar vol
komen veilig was."
„Nu, 't zal wel terecht komen," zei Eve noncha
lant.
,,'t Spijt me erg, maar ik speel niet door, voor
m'n geld terecht is." Vanderlip keek recht naar
Armstrong. „U bent hier komen zitten, toen we
even naar 't buffet waren. Dan moet u 'm toch
gezien hebben
„Maar waarde heer....!" zei Wedgewood
scherp.
Eve blies een rookwolk uit. „Ik ben 't laatste
hier vandaan gegaan. U verdenkt mij toch zeker
niet
„Ik verdenk niemand."
„Dank je," zei Mordaunt droog. „Laten we dan
maar trekken voor de volgende robber."
Vanderlip zwol van woede. „Hoor eens even
jullie schijnen zulke dingen hier nogal kalm op
te nemen. Dacht je, dat ik kalm kon gaan zitten,
terwijl deze of gene wegstapt met mijn tweehon
derdtwintig pond in z'n zak
Iedereen stond stil iedereen keek hem aan.
„Heusch, Vanderlipzei Wedgewood. Toen
kwam er een ongemakkelijke stilte.
„Wou u de politie soms opbellen, om ons te
laten fouilleeren zei Eve, met een koud lachje.
Verachtelijk wierp ze hem haar taschje toe. „Hier
u kunt vast beginnen
Vanderlip keek naar de gezichten om hem heen.
Overal zag hij vijandigheid en verachting. Nu eerst
begreep hij, dat hij in dezen kring niet meer dan
geduld werd omdat hij 't huis bezat en den
grond waar het cp stond. Hij was niet één der
hunnen en zou het nooit worden ook.
„Ik zou volkomen in mijn recht staan, als ik de
politie riep maar ik ga natuurlijk liefst niet zoo
ver."