No. 35 VRIJDAG 27 JANUARI 1933 1109 verbroken door lady Warlock, die erg hard zei „Had je geen harten, maat Wèdgewood wachtte, tot hij de onrustige oogen van Vanderlip te zien kreeg. „Ik heb mij overtuigd, dat de portefeuille niet in 't bezit is van majoor Armstrong," zei hij. Mordaunt keek op en glimlachte niemand anders gaf eenig teeken van opmerkzaamheid. Als bij stilzwijgende overeenkomst werd de aan wezigheid van Vanderlip voorbijgezien. Hij had opgehouden te bestaan. „Ik geloof u natuurlijk graag, kolonel," zei Van derlip een beetje moeilijk „Maar ik vind, dat Armstrong ons een verklaring schuldig is omtrent zijn houding. Wat had hij te verbergen? Waarom moest hij anders behandeld worden dan de ande ren Ik heb 't recht, dat te weten zoowel om wille van de anderen als om mijzelf." Hij keek rond het eenige antwoord was „Twee schoppen", van den partner van lady Warlock. Eve keek Armstrong aan, glimlachend. „We zitten te snakken naar een robber. Meneer Mordaunt en ik zouden graag tegen jou en kolo nel Wedgewood spelen." „Heel graag!" riep Wedgewood. „Nu kom je er niet af, hoor Armstrong I" Vanderlip echter kwam snel op hen toe. „Ik ga hier niet weg, vóór mijn geld terecht is 1" schreeuwde hij. „Ik ben niet tevreden met dat geknoei achter gesloten deuren 1" Zijn hand wees naar Armstrong. „Hij heeft iets in den binnenzak van zijn jasje. Ik wil weten, wat dat is 1" Armstrong keek langzaam het vertrek rond. De spelers aan de andere tafel hadden hun kaarten neergelegd alle gezichten waren vragend naar hem toe gekeerd. Kolonel Wedgewood schoof zijn stoel achteruit. Armstrong hield hem tegen. Zijn oogen stonden vast, zijn knieën hadden geen kuren meer, hij voelde een eigenaardige vroolijkheid in zich op komen. „Mijn eenige doel, om niet in 't publiek gefouil leerd te willen worden, was dit ik wou mijn vrien den een onaangename verlegenheid besparen. Het leek me een soort degradatie van de club, als één der leden een demonstratie ging geven van zijn gebrek 1 Ik bedoel gebrek in den zin van armoede, absolute armoede niet te éten hebben." Hij haalde het pakje uit zijn zak en gaf het aan Vanderlip. Niemand kon nalaten, te kijken, toen de rijke effecten-makelaar het papier openvouwde en den kippenbout met het stuk brood aan 't licht bracht. Zijn oogen gingen wijd open en hij werd bloedrood, toen er een zacht gelach opsteeg. „Toen ik vanavond door kolonel Wedgewood werd uitgenoodigd om mee te gaan dineeren, had ik in geen weken een fatsoenlijken maaltijd voor me gehad. Ik was met 't dichthalen van mijn riem tot 't laatste gaatje gekomen. Toen hij onder 't diner even weg moest, kon ik de verleiding niet weerstaan om te zorgen voor den dag van morgen." „Dat.... dat is een buitengewoon smakelooze aardigheid," stotterde Vanderlip. „Maar 't was een buitengewoon smèkelijk kippe tje," antwoordde Armstrong. Wedgewood belde en vroeg een bediende, of hij de jas en den hoed van meneer Vanderlip wilde brengen. Eve stak een sigaret aan. „Kom," zei ze, „laten we gaan zitten. Teddy, jij geeft." De bediende kwam langzaam de kamer door op den eenen arm de jas van Vanderlip in de andere een blaadje, waarop twee leeren voorwer pen lagen. Toen Vanderlip naar zijn jas greep, zei de bediende „De buffet-chef gelooft, dat u dit op de toon bank hebt laten liggen toen u iets bestelde, meneer." Het duurde een paar seconden, eer Vanderlip den moed had, eerst zijn sigarenkoker en toen zijn portefeuille te pakken. De portefeuille deed hij open, hij keek den inhoud na en stak haar toen langzaam in zijn zak. Er glommen druppeltjes op zijn voorhoofd. „Ik ik schijn 't ding mee opgepakt te hebben, toen ik mijn sigarenkoker mee wou nemen naar de bar," stotterde hij. Niemand gaf hem antwoord. Met een woest gebaar zette hij zijn hoed op en hij ging naar de deur. „Loopen jullie allemaal naar den bliksem, vervloekte aanstellerstroep 1" „Jij geeft, Armstrong," zei de kolonel met een fijn lachje. Toen zij elkaar goeden nacht wenschten, waren allen 't er over eens, dat Armstrong de club een dienst had bewezen, door 't eenige lid er uit te wippen, dat niet in eerlijk gezelschap hoorde. „Hij droop af als een geslagen hond," zei er een, toen hij Armstrong de hand drukte. „Ik heb wel gehoord, dat je in zoo'n maatschappijtje van hem betrokken bent geweest, maar ik wist niet, dat hij je bestolen had." Armstrong ging met Eve naar buiten, en hij hielp haar in haar wagen. Zij vroeg, of hij haar even naar huis wou brengen. Hij ging op de plaats naast haar zitten, en zij greep het stuur. Er werd geen woord gesproken, vóór de wagen de Hammer- smith-brug over was. Toen zei Armstrong „Dit is toch je weg naar huis niet „Het is de weg naar 't eenige huis, dat ik hebben wil," zei ze. Weer zwegen zij, tot de wagen stilstond tusschen boomen, waar de maan doorheen scheen. „Nu weet ik, waarom je van me weggeloopen bent, Teddy. Je belachelijke trots 1" „Eve," zei hij, „Eve.... 't was het eenige, dat ik doen kon Zij trommelde met haar vingers op het stuur, en keek naar de maan. „Vind je 't eerlijk, om mij óók honger te laten lijden vroeg ze. Armstrong gaf geen antwoord. Hij kon nu niets doen dan zich taai houden. ,,/A héb geen trots," ging zij voort. „Wat een geluk, hè Anders verhongerden we alle twee. Nu, heb je niets te zeggen „Wat móét ik zeggen „Jij hebt waarachtig nog dikkere huid dan Van derlip 1 Ik zal je ten huwelijk vragen." Zij nam haar handen van het stuur en stak ze hem toe. „Lieve Teddy, wil je alsjeblieft met me trouwen Zonder jou kan ik niet leven." Hij keek haar aan. ,,'t Zou een soort diefstal zijn I" En hij hoorde haar zachte, heeschige stem ant woorden „Alle mannen zijn dieven Maar jij bent de eenige, die mij mag stelen." „En als ik weiger „Dan zal ik je aanklagen als verdacht persoon, die om privé-eigendom heen zwerft 1" Toen sloeg hij zijn armen om haar heen. „Buitengewoon hartelijk," smaalde er iemand. ,,'t Is voor iedereen even vervelend," ging Van derlip koppig voort. „Kolonel Wedgewood is 't oudste aanwezige lid misschien wil hij aan ieder een vragen, of die bezwaar heeft, zich door hem te laten fouilleeren. Als iemand bezwaar maakt. ,,'t is schande 1" zei lady Warlock en zij gooide haar tasch op tafel, naast die van Eve. Mordaunt trad naar voren, ging vóór kolonel Wedgewood staan en stak beide armen omhoog. „Kijk mijn zakken even na -dan kunnen we doorspelen 1" Wedgewood aarzelde, maar de andere mannen knikten aanmoedigend „Toe, kolonel.... Laten we alstublieft meneer Vanderlip geen seconde langer ophouden dan noodig is." Eén voor één traden zij voor den kolonel, keer den hun zakken om en vroegen aan Vanderlip, of 't zoo goed was. Armstrong was de laatste. Hij stond bij het raam. „Ik protesteer tegen die beleediging," zei hij. „En ik weiger, me te laten fouilleeren." Eve keerde zich langzaam om in haar stoel en keek naar hem. ,,'t Is heusch geen beleediging, Teddy," zei ze traag, „maar we kunnen niet van.... de Belee diging afkomen als je weigert." Vanderlip glimlachte. „Misschien zullen de heercn toegeven, dat ik niet zonder reden...." „Kom, Armstrong, je kunt niet weigeren," viel de kolonel hem in de rede. Toen kwam hij naar voren, langzaam zijn ge zicht was lijkbleek. „Om een zekere reden moet ik.moet ik wei geren me te laten fouilleeren waar de dames en de andere leden van de club bij zijn. Als de kolonel even met me in een andere kamer wil gaan, kan hij daar mijn zakken nazien. Meneer Vanderlip is toch zeker tevreden, als de kolonel op eerewoord verzekert, dat ik de portefeuille niet heb Vanderlip aarzelde, maar voor hij kon antwoor den redde Wedgewood de situatie door te verzoe ken, zelf gefouilleerd te worden, vóór hij het Arm strong deed. Toen dat gebeurd was, nam hij zijn vriend bij den arm en nam hem mee naar het schrijfkamertje achter het buffet. Toen de deur dicht was, keken de twee mannen elkaar aan. ,,'t Spijt me, dat je weigerde, ouwe jongen," zei Wedgewood, „maar je zult er wel reden voor gehad hebben. In ieder geval, nu we met z'n tweeën zijn, heb ik aan je woord genoeg...." Armstrong was nu spierwit. Hij knoopte zijn jasje los en haalde uit zijn binnenzak iets, dat in een krant gewikkeld was. Hij legde dit op het bu reau. „Ik voelde, dat 't een schande zou zijn voor u en voor de andere leden van de club, als 't ontdekt werd. Ik heb dat.meegenomen, omdat ik wist, dat ik morgen wéér honger zou hebben." Langzaam maakte Wedgewood de krant open, en hij vond een stuk brood en een vleugel van een kip. Hij wreef zijn lorgnet af en zette die weer op. Toen stond hij een paar minuten naar de vettige krant te staren, en hij las dikke opschriften „Na men der winnaars...." „Tragisch sterfgeval...." „Ik heb 't onder 't diner gestolen, toen u aan de telefoon was," zei Armstrong. „Toen u me vanavond aanklampte, had ik in geen zesendertig uur wat ge geten en ik wist niet, wanneer ik wéér wat zou krijgen." Wedgewood vouwde de krant weer dicht en gaf Armstrong 't pakje terug. „Precies, precies.... Net als vroe gerWe waren bij St. Quentin óók blij, als we een beentje kregen om op te knagen, hè Ga je mee naar de anderen Niemand keek op of om, toen de kolonel en Armstrong gearmd weer binnenkwamen. De stilte werd alleen De provincie Overijsel op één plaatje een verzameling kleederdrachten waaraan deze provincie een groote verscheidenheid biedt, gedragen ter gelegenheid eencr pop- pententoonstelling te Olst.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 21