D ERVARINGEN VAN 'N ONSCHULDIG VERBANNENE KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDETijdens de bezetting van het Duitsche stadje Kehl door de Fransche troepen wordt de daar woonachtige /eeraar Alfons Paoli Schwartz gearresteerd. Hij wordt er van beschuldigd. Fransch- man zijnde (hij is op Corsica geboren), in 't Duitsche leger gediend te hebben. Schwartzwiens ouders Duitschers waren, en die altijd in Duitschland leefde, was onbekend met de bepaling, dat ieder die op Fransch grondgebied wordt geboren als Franschman wordt beschouwd. Na twee jaar in voorarrest te hebben gezeten, wordt hij veroordeeld tot verbanning naar Guyana. Tijdens het transport maakt hij kennis met Germaine Leroux. die van spionnage beschuldigd is. Schwartz wordt overgebracht naar St. Martin de Ré. Vandaar wordt hij aan boord gebracht van het schip, dat hen naar Guyana voert. Zijn definitieve bestemming blijkt ten slotte het Duivelseiland te zijn, waar ook Dreyfus eens gevangen zat. XVIII. NUMMER 2 TOT 37 OP 'T e dag begint vroeg op't Duivelseiland. Kort na vijven rammelt weer de sleutelbos van den Arabier, die van :t eene huisje naar 't andere gaat. De DUIVELSEILAND ballingen staan op en zetten vlug koffie, op kleine vuurtjes van palmbladstelen. Ander brandhout is er niet op het eiland. Dan treden zij aan, en moeten aan 't werk. Als men 't tenminste werk kan noemen want op een enkelen dienstklopper na hebben de bewakers geen zin, zich warm te maken. Als de bannelingen zich maar kalm houden, is een plekje in de schaduw hun best gegund. Er is trouwens niet veel anders te doen dan 't schoonhouden van het dorp en de twee korte weggetjes. Natuurlijk heeft het beheer van het eiland wel eenige interesse bij de vierduizend palmen en hun opbrengst. Maar het oogsten en behandelen van de vruchten eischt hoogstens twee uren per dag. Tegen achten komen de eilandbewoners hun levensmiddelen halen. De porties zijn op Royal netjes afgewogen en ingepakt in een ijzeren kist. Die wordt langs een zweefbaan, die 260 M. lang is, over de zeeëngte getrokken, van het eene eiland naar het andere. Anders zouden de getatoueerden iederen dag moeten overvaren, en dat is te vermoeiend voor de bewakers. Iedere balling krijgt dagelijks 750 gram brood, en 250 gram vleesch of 180 gram spek of 200 gram vleesch uit blik. Verder 100 gram gedroogde groente of 60 gram rijst 12 gram zout, 8 gram reuzel, en koffie en suiker ieder 17 gram. Natuurlijk wordt er telkens geprobeerd, met het gewicht te knoeien, maar al krijgt men precies het zijne, dan is het nóg niet genoeg, in dat klimaat. Gelukkig bestaat de mogelijkheid, zich door de opbrengst der tuintjes iets extra's te verschaffen. Bij die dagelijksche uitdeeling komen allen te zamen, die hier moeten samenleven. Vooreerst is er „nummer 2", de tweede mensch, die naar het Duivels eiland werd gestuurd, om een mislukt leven ten einde te brengen. Het is Ullmo, gewezen luitenant ter zee in Franschen dienst. „Nummer 1" was Dreyfus. Tusschen Dreyfus, die bij de eeuwwisseling het eiland verlaten mocht, en Ullmo, die er in 1909 kwam, zijn er geen ballingen op het Duivelseiland geweest. Ullmo, „meneer Ullmo", zooals alle bewakers en ballingen hem noemen, is door de schoone Lisbeth ten gronde gericht. Hij heeft 't knappe jonge meisje leeren kennen in een variété, ergens in een havenstad. Zij had een massa bewonderaars, maar Ullmo, c' knappe jonge zee officier, stond haar 't beste aan, en zijn kameraden waren jaloersch, als hij de populaire zangeres en danseres 's avonds na de voorstelling afhaalde, en met haar ging soupeeren. Zulke vermaken kostten geld, en Ullmo wou zich niet laten kennen. De schoone Lisbeth echter was slimmer, dan hij dacht zij merkte gauw genoeg, waar hem de schoen wrong. „Hoor eens, ventje je zit in geldverlegenheid je moet er uitzien als een prins, en betalen doen ze je veel te weinig. Maar ik kan je een mooie bij verdienste verschaffen, schat. Ik heb een broer, zie je, een heel aardigen jongen, die erg veel belangstelling voor de marine heeft. Maar nu heeft hij nog nooit een torpedoboot gezien. Daar kan een burger gewoon niet óp komen. Zou jij hem niet eens een teekening van zoo'n boot kunnen verschaffen, een flinke uitvoerige teekening Mijn broer heeft er natuurlijk best wat voor over. Ullmo draalde lang, maar liet zich tenslotte door de mooie Lisbeth be praten. En toen de inspecteurs van den specialen dienst op een vroegen ochtend den luitenant-ter-zee Benjamin Ullmo uit zijn bed kwamen halen, baatte er geen ontkennen meer bovendien was de mooie Lisbeth verdwenen zij had nog juist de grens kunnen halen. De arrestant bekende, toonde diep berouw, en vroeg geen clementie. Hij verzocht zelf, de volle straf voor zijn misdrijf te mogen ondergaan. Het Duivelseiland werd zijn verbanningsoord, en als banneling nummer 2 woonde Ullmo toen in hetzelfde huis, waarin weinige jaren tevoren banneling nummer I, kapitein Dreyfus, had gezucht. Nummer 2 gedroeg zich uitstekend. Altijd tevreden, altijd vriendelijk verdroeg deze man de eenzaamheid van het Duivelseiland. Nooit gaf hij moeite, hij vroeg niets, eischte niets, beriep zich nooit op zijn recht en weldra noemde iedereen hem „meneer Ullmo". Niet één bewaker heeft het gewaagd, hem met jij en jou aan te spreken. Heel zeker zou Ullmo, na vijf jaren Duivelseiland, naar het vasteland zijn overgebracht, als toen de oorlog niet uitgebroken was, waardoor alle zachtere gevoelens verstikt werden. Geleidelijk kwamen er anderen wegens spionnage op het eiland Ullmo was niet meer alleen. In 1922 bevond Ullmo zich nog altijd op het Duivelseiland. Hij had geleidelijk heel wat boeken bij elkaar gekregen, meest werken ven stichtelijken aard, welke lezing tengevolge had dat hij zeer vroom werd. Hij verkocht zijn boeken en andere bezittingen, en besteedde de opbrengst voor de an dere gedeporteerden. Hij gaf zelfs het grootste deel van zijn eten weg, en vermagerde zichtbaar. Als men hem aanspoorde, aan zichzelf te denken en niet alleen aan zijn lotgenooten, antwoordde hij „Ik moet boeten. Ik heb veel goed te maken. Wat komt een lichaam er op aan als de ziel maar gered wordt." Tenslotte echter weigerden de andere gedeporteerden, iets van hem aan te nemen, want zij zagen, hoe slecht hij er aan toe was, en hoe hij verzwakte. Ullmo drong hun brood en vleesch op, en wou zelf alleen wat groente houden, maar zij legden alles ongemerkt weer in zijn hut. Toen bood Ullmo zijn eten den hoofdopzichter aan, en die accepteerde alles, want hij had kippen en varkens. Toen geen praten meer hielp, en de rouwmoedige balling heele nachten op zijn knieën voor 'n huisaltaartje lag te bidden, en zich bijna niet meer staande Het oogenschijnlijk idyllische huis van een opzichter op het Duivelseiland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 12