No. 36 VRIJDAG 3 FEBRUARI 1933 1133 De geheime dienst ging de zaak na en ontdekte, dat 't een poging van een vreemde mogendheid was, om agenten te vangen. Later werden de papieren gevonden van den man, die de advertentie geplaatst had, en daaruit bleek, dat die tóch nog aan Sacré had geschreven. Hieruit werd het vermoeden geput, dat de sergeant zich tóch had laten om- koopen en al betuigde die nóg zoo zijn onschuld, hij werd niet geloofd. Hij is nu vijftig jaar oud, en leeft al achttien jaar in ballingschap. Nummer 10 is Wiard, een forsche kerel uit Kamerijk, die liever met spion- nage en aanbrengerij zijn geld verdiende, dan met werken.... nummer II zijn vriend en medewerker Richard, Bretagner een echte zwakkeling. Die twee mogen blij zijn, dat ze niet gefusilleerd zijn. Christeile, die nummer 12 heeft, is een man met een sterk lichaam en een zwakken geest een gewezen smokkelaar van de Fransch-Belgische grens, die niet alleen tabak en speelkaarten overbracht, maar ook berichten. Hij zit heele dagen op een rots uit te kijken over den oceaan. Hij spreekt met niemand en geeft nooit antwoord. Langzaam vervallen zijn krachten, maar Wiard weet hem wakker te krijgen hij laat hem houtsnijwerkjes maken, die goed verkocht worden. Natuurlijk strijkt Wiard een flink deel van de opbrengst op. Nummer 14, Lallemand, was marskramer, en ging ook dikwijls bij Metz de grens over. Bij de groote spionnenjacht in 't begin van den oorlog is ook hij gegrepen, en ondanks 't geringe bewijs veroordeeld. Hij is de geduldige van het eiland, die in zijn tuintje de mooiste vruchten kweekt. Ook nummer 14, Delforge, is een stil en bescheiden mensch. Hij is hier wegens aanbrengerij in den tijd der Duitsche bezetting in Noord-Frankrijk. Zijn eenige bezigheid en zijn eenig vermaak is de visscherij. Met eigengemaakt vischtuig haalt hij de zwaarste kerels uit de zee. In den vroegen ochtend van 16 Juli 1926 maakte hij een mooie vangst. Tegen tien uur ging hij naar de kust, om frisch zeewater voor zijn visschen te halen. Terwijl hij zich bukt, en den emmer vullen wil, rukt een plotselinge strooming den emmer mee hij houdt vast en wordt meegesleurd. Hij pro beert zwemmend den oever te bereiken, maar de haaien zijn vlugger.... Grevillot, nummer 15, is ergens in 't Oosten van Frankrijk commissaris van politie geweest aangeklaagd van spionnage veroordeeld. Hij spreekt dikwijls met Schwartz, en spreekt dan allerlei dolle fantasieën uit.... Hij wil heele blokken huizen bouwen, als hij weer vrij is.... en hij weet in de zeeëngte, tusschen het Duivelseiland en Royal, schepen met goud te liggen, Spaansche schepen, die er vroeger gezonken zijn.... het kost Schwartz moeite, hem aan land te houden, want telkens wil hij duiken. Een paar weken later sterft Grevillot aan hersenkramp, en in een eenvoudige eiken doodkist wordt hij op het kerkhof neergelaten in een steenachtig gat. Soufi Abdel-Kader heeft nummer 16. Hoewel de Berberstam, waarvan zijn vader hoofd was, tot Franschen dienst werd geprest, kon Soufi de bekoring niet weerstaan, om strooptochten te ondernemen ten nadeele der Franschen. Die kregen hem beet, en lieten hem alleen om politieke redenen het leven maar dan het leven op dit eiland, waar hij zijn uitgestrekte vlakten, zijn blanke hengsten en de droefgeestige maannachten pijnlijk mist. De grootste smaad is hem het samenwonen met de blanke honden een smaad, dien hij van plan is uit te wisschen met bloed, later, als hij terug is in het land zijner vaderen. Alleen Schwartz vindt genade in zijn minachtende oogen. Hij is een echte zakenman het vleesch, dat hem verstrekt wordt, mag hij als Mohammedaan niet eten, en den wijn niet drinken hij verkoopt die. Wat hij grijpen en vangen kan, spaart hij op en als hij in 1925 naar Cayenne mag, bezit hij vijfduizend francs. Daarmee opent hij een cafeetje, en hij toont groote goedheid voor armere geloofsgenooten. Hij leeft strikt volgens zijn geloof het zwarte haar, waaraan de profeet hem ten hemel zal moeten trekken, heeft steeds de voorgeschreven lengte en driemaal per dag legt hij zijn tapijtje op den grond van Guyana, en buigt hij zich naar het oosten, en zijn lippen murmelen de heilige spreuk „Allah is Allah, en Mohammed is zijn profeet 1" De nummers 17 en 18 zijn Turken uit Damascus, Hamid en Ibrahim, die aan Duitsche zijde gevochten hebben. Zij spreken zeer weinig, maar Schwartz, die wat Arabisch kent, wint hun vertrouwen. Na het verdrag van Angora zijn zij in vrijheid gesteld. Dan komt „de dokter", nummer 19 de geheimzinnige Victorica. Hij leest vrienden in Spanje sturen hem boeken en kranten. Wie hij eigenlijk is, weet niemand. Hij noemt zichzelf kort en bondig Victo rica en verder laat hij niets uit. Poging tot spionnage was zijn misdaad. De man met het ijzeren maskerwie weet hoe 'n aan zienlijk persoon.... in ieder geval een gentleman van top tot teen, altijd rustig, altijd voornaam. Men heeft respect voor zijn geheim -misschien is men er bang voor Nummer 20 de Spanjaard Gaspar, die portretten van Fransche spionnen aan de Duitsche tegen-spionnage geleverd heeft. Nummer 21 de Zwitser Padey, slachtoffer van een dwaze spionnage-historie. Num mer 22 Chareyron, een jonge Franschman, die bij Verdun gevlucht is uit de vuurlinie, omdat hij het eeuwige rollen van het trom melvuur, het stotteren der machine-geweren en de razende stormaanvallen op grauwe ochtenden niet meer verdragen kon. Hij is in Zwitserland terecht gekomen, en daar de spionnage in handen gevallen. Nummer23: de lange magere Audouin, die opgaat in Indianen-verhalen.... óf een groot kind, dat zich uit zucht naar avontuur tot spion- h - nage liet verleiden, óf een slimme rakker, die zich maar onnoozel houdt dat kunnen de schranderste officieren en de beste psychiaters niet uitmaken. Nummer 24 is de Zwitser Bucher, die tijdens den oorlog levensmiddelen in Frankrijk kocht, en in Duitschland verkocht, en bij gelegenheid ook handel dreef in berichten. Nummer 25 is Schwartz. Een eigenaardig mensch, een middending tusschen een landman en een anarchist, is Verin, nummer 26. Verin was tweemaal veroordeeld tot dwang arbeid wegens inbraak, en tot verbanning wegens verstandhouding met den vijand. Deze zoon uit een oude, zuinige boerenfamilie had van de jeugd af den fiscus als een der grootste vijanden der menschheid leeren beschouwen. De fiscus haalt den armen burger zijn laatste frankjes uit den zak dus heeft de arme burger het recht, dat geld terug te nemen, zoo redeneert zijn een voudige geest wie den fiscus besteelt, en het geld weer onder de menschen brengt, doet goed Hij liet zijn theorie volgen door de daad. Op een nacht klauterde hij door een raam een belastingkantoor binnen, en brak kasten en laden open, in de hoop, er millioenen te vinden. Hij vond echter niets dan papieren, die hij niet lezen kon, en reeds den volgenden dag greep de politie hem, zoo onhandig was hij te werk gegaan. De verdediger pleitte ontoerekenbaarheid, en bewees, dat Verin onder den oorlog, als soldaat, al zoo vreemd was geweest. Er werden getuigen gehoord en tot de groote en pijnlijke verbazing van den verdediger kwam aan 't licht, dat Verin zich herhaaldelijk aan kleine, listige verraderijtjes had schuldig gemaakt. Daarvoor ging hij toen naar het Duivelseiland. Maar hij trekt zich van zijn lot niets aan. Onbezorgd leeft hij van den eenen dag in den anderen. Nummer 27 is Lefèvre, een vinnig verradertje, die zich hier tot een model tuinman ontpopt. De Zwitser Meyer, nummer 28, is een dolle fantast, die 't steeds over een gróote pauselijke vloot heeft, en over een onderzeeërs-basis onder het Vaticaan, maar over zichzelf en over zijn verleden vertelt hij niets. De Franschman Vagnon daarentegen, die 't nummer 29 draagt, is nuchter en zakelijk, en bekent kalm Ja, ik ben weggeloopen van 't front ik ben deserteur en spion óók 1" De volgende twee nummers 30 en 31 zijn Annamietische patriotten. De eene, die tamelijk goed Fransch spreekt, heet Lei-Van-Cham, zijn landgenoot heet Phan-Van-Chau. De twee Aziaten zijn gewoonlijk met de Turken samen, en als er een vijfde bij is, is het Schwartz. Onbewimpeld spreken de twee Annamieten hun haat tegen Frankrijk uit, als zij weten, dat er geen spion luistert. „Wij zijn een zeer ontwikkeld volk, wij Annamieten. 't Is waar onze boeren in de moerasstreken leven nog heel primitief, in't donkerste bijgeloof, maar de Annamieten in de steden zijn niet minder beschaafd dan de Europea nen. In ieder geval is onze cultuur ouder dan de Europeesche. Heel wat Annamieten hebben op Europeesche universiteiten gestudeerd en den doctors titel gehaald. Maar zoo'n doctor heeft in zijn vaderland nog minder rechten, dan in Frankrijk een analphabeet. De Annamiet moet Franschman zijn, mét de plichten van een Fransch man, maar zónder de rechten. Een domme Fransche boer, die niet lezen of schrijven kan, mag stemmen maar een Annamiet niet, al is hij een geleerde. Daar hèb je nu het recht van zelfbestemming der volkeren, waar ze 't in Versailles zoo druk over hadden 1 Wat is Annam Een Fransche kolonie, die wel een afgevaardigde heeft, maar toch een onderdrukte kolonie, waar de Fransche gouverneur eigenlijk onbeperkt heer en meester is, door den steun van militaire macht. Maar ééns zal ons land ontwaken, en dat ontwaken zal voor Frankrijk zeer bitter zijn." Lei-Van-Cham en Phan-Van-Chau zijn hierheen gebracht wegens poging, om landgenooten uit de gevangenissen van Saigon te verlossen. Het is meer dan twijfelachtig, of zij hun verre vaderland nog ooit zullen weerzien. Zij rekenen niet eens meer op die mogelijkheid, en hopen alleen, dat hun vader land eens groot zal zijn en vrij van het Fransche juk. Dan zal hun offer niet vruchteloos zijn geweest. Cheikou, een kolossale neger uit deir Senegal, heeft nummer 32. Cheikou is zoo belezen en ervaren in den Koran, dat de twee Turken en Soufi hem den eerenaam „Mu'allim" gegeven hebben dat wil zeg gen „de Wetende". Hij beheerscht de Arabische taal vol komen en spreekt alle dialecten van den Soedan. Na den wereldoorlog trok Cheikou den Soedan door, van den eenen stam naar den anderen, om den heiligen oorlog tegen Frankrijk te prediken. Er werd een hooge prijs op zijn hoofd gesteld, en al spoedig hód men hem. De Soedan zal vele soldaten blijven leveren voor het Fransche koloniale leger, en Cheikou, de wijze Maraboe, zal verkwijnen op het verre Duivelseiland. Te zamen met Soufi-Abdel-Kader heeft hij een tuintje aangelegd, en hij tracht te vergeten. Maar hoe kan hij dat, als het ge bedsuur hem driemaal per dag dwingt, zijn gelaat en zijn gedachten naar Mekka te keeren 1 Delhaie, nummer 33, kan op het Dui velseiland slechts zeer lichten arbeid verrich ten een zware verwonding aan de borstkas heeft hem invalide gemaakt. Hij is hier wegens „verstandhouding met den vijand". Een banneling die zich als metgezel een afzichtelijke pad heeft uitverkozen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 15