<9/» taU ioot JtedeUand. (9/i eis doot Jfedolond. No. 36 VRIJDAG 3 FEBRUARI 1933 De ruïne van de Berkelpoort te Zutphen, die als een verdwaald overblijfsel van vroegere tijden midden in de straat staat. EINDE Een oud stukje van Nijmegen, de oude Ubbergscheweg, dat verdwijnen gaathet moet plaats maken poor de werken der Waalbrug. klein medaillonnetje van zwart onyx. Dit medaillonnetje bevatte een lok van Marga's haar. Nadat Irene zich een kop thee ingeschonken had, liet zij zich zuchtend in een fauteuil vallen en peinsde „Hoelang is het nu al geleden, sinds wij iets van Dick gehoord hebben Al twee iaar is hij nu weg en de laatste maal, dat ik een brief van hem kreeg, is juist drie maanden en vier dagen geleden. Maar," peinsde zij verder, „hij was nooit zoo'n enthousiast schrijver. En al dien tijd is hij op de leeuwen- en tijgerjacht in Afrika. Wat zal hij een boel te vertellen hebben, als hij eindelijk terugkomt." „Het is hier wel wat erg eentonig voor je, Irene 1" merkte de gravin op klagenden toon op. „Dikwijls vraag ik me af, of het maar niet beter was, dat je je eigen gang ging. Voor een zoo jong en levenslustig meisje als jij is dit toch geen leven." „En dacht u heusch, dat ik u ooit in den steek zou laten?" viel Irene met een^chje in. „Hoe kunt u dat veronderstellen Er valt hier voor mij altijd wat te doen en ik denk er eenvoudig niet aan, u ooit ook maar voor een dag te verlaten." „Denk je, dat hij ingenomen zal zijn met wat wij gedaan hebben vervolgde de gravin, terwijl zij om zich heen keek. „Zou hij er zich mee kunnen vereenigen, dat wij het oude huis precies hetzelfde hebben herbouwd, zooals het vroeger was „Natuurlijk," antwoordde Irene. „Hij zal er verrukt over zijn. Wanneer na eenigen tijd het klimop wat bijgegroeid is, zal niemand dit huis van het eerste kunnen onderscheiden. Als hij nog enkele jaren wegblijft Zij zweeg, want zij meende een welbekenden stap in de hal te hooren en stond met vaalbleek gelaat en onstuimig kloppend hart op. Voor zij een woord uiten kon, werd de deur opengeworpen, Dick's krachtige, mannelijke gedaante stond op den drempel. Met vreugdetranen in de oogen strekte de gravin beide armen naar hem uit. „Dick, Dick snikte zij en 't volgende oogenblik lag hij aan haar borst. Met hoogrood gelaat stond Irene naast hen en er kwam een mist voor haar oogen, als zij bedacht, dat hij nu weer veilig in hun midden was. „Het kwam alles zoo heel onverwacht," legde hij uit„ik had een klein ongelukje op de leeuwenjacht o, het had niets te beteekenen," stelde hij hen 'onmiddellijk gerust, „en ik vond het toen beter maar weer naar het oude land terug te kee- ren. Voor schrijven was geen tijd meer, want voor de brief hier kon zijn, zou mijn boot reeds in Engeland geweest zijn." In jaren was het gesprek aan het diner op het oude landhuis niet zoo opgewekt geweest als dien avond. Het was reeds heel laat, toen Dick zijn ka mer wilde opzoeken, en het toeval wilde, dat Irene, juist toen hij de lange gang doorging, zijn pad kruiste. „Ik ik was op weg naar de gravin," zei zij met een verlegen lachje, „om haar goedennacht te wenschen en.en afscheid van haar te nemen." „Afscheid riep Dick uit, alsof hij zijn ooren nauwelijks kon gelooven. „Afscheid nemen Waarom „Omdat ik," begon zij met neergeslagen oogen, „besloten had naar de Balfarra's te gaan. Zij zijn altijd bijzonder lief voor me geweest en wij waren het daarover al lang eens." Lang en aandachtig keek Dick haar aan toen nam hij haar handen in de zijne. „Dus je wilde me ontvluchten, Irene vroeg hij op langzamen, nadruk- kelijken toon. „O, dacht je, dat ik het niet wist Ja, je wilde van me wegvluch ten, van mij, die in Afrika geen seconde langer rust had, omdat ikomdat ik naar jou verlangde. Eiken nacht opnieuw rees het visioen van je lief gelaat voor me op, tot ik de marteling niet langer kon verduren en zoo vlug moge lijk naar Engeland terugreisde. En nu zou je van me wegvluchten Nooit of te nimmer, Irene." Voor zij wist, wat er eigenlijk gebeurde, had hij haar in zijn armen genomen en drukte hij haar aan zijn hart. „Want ik heb je lief, Irene, en ik ben alleen en uitsluitend teruggekomen om je te vragen mijn vrouwtje te willen worden." Een oogenblik, doch ook slechts een ondeelbaar oogenblik, zweeg zij; toen sloeg zij haar beide armen om zijn hals. Het was ongeveer zes jaar later, toen lord Rochester op zekeren dag op het landgoed afstapte, ten einde een bezoek aan zijn oude vrienden te bren gen. Toen hij uit den auto sprong, stormden een jongen en een meisje hem juichend tegemoet. „Zoo, kleintjes," zei hij, terwijl hij het jongetje een hand gaf en het meisje optilde en kuste, „weten jullie, wie ik ben Dat is lief vai; je, hoor, dat je me zoo verwelkomt; en hoe heet je vroeg hij, ter wijl hij de gouden krullen van het meisje streelde. „Marga," antwoordde het kind. Eensklaps bleef Rochester's hand bewegingloos rusten, en er kwam een ernstige trek op zijn knap gelaat. „Weet je," vervolgde het kind ernstig, „ik ben naar tante Marga genoemd. Lijk ik niet op haar Wij leggen eiken Dinsdagmorgen bloemen op haar graf en ik doe altijd mijn best op haar te lijken, want moeder zegt, dat, wanneer ik op tante Marga lijk, ieder veel van mij zal houden. Houdt u ook veel van mij Hij knikte, te ontroerd om te spreken. Toen riep het kind „Moe der, hier is meneer Rochester I Ik houd veel van hem, want hij is lief. Maar waarom doet hij net of hij wil gaan huilen, als ik over tante Marga spreek

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31