DE ONTZETTENDE
ERVARINGEN VAN 'N ONSCHULDIG VERBANNENE
P
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDETijdens de bezetting van
het Duitsche stadje Kehl door de Fransche troepen wordt de daar woonachtige
leeraar Alfons Paoli Schwartz gearresteerdHij wordt er van beschuldigdFransch-
man zijnde (hij is op Corsica geboren), in 't Duitsche leger gediend te hebben.
Schwartz, wiens ouders Duitschers waren, en die altijd in Duitschland leefde, was
onbekend met de bepaling, dat ieder die op Fransch grondgebied wordt geboren
als Franschman wordt beschouwdNa twee jaar in voorarrest te hebben gezeten,
wordt hij veroordeeld tot verbanning naar Guyana. Tijdens het transport maakt
hij kennis met Germaine Leroux. die van spionnage beschuldigd is. Schwartz
wordt overgebracht naar St. Martin de Ré. Vandaar wordt hij aan boord gebracht
van het schip, dat hen naar Guyana voert. Zijn depnitieve bestemming blijkt ten
slotte het Duivelseiland te zijn. waar ook Dreyfus eens gevangen zat.
De gemeenste kerel in de heele strafkolonie, een man, die de twaalf
kogels niet eens meer verdient, is een Pool en heet Jasiensky.
Zijn vader kwam uit een dorp in de buurt van Warschau, en vestigde
zich later in den omtrek van Antwerpen. Jasiensky gaf zich dan ook
't liefst voor Belg uit, maar later voor Amerikaan, omdat hij herfst 1918 een
poosje vrijwillig in 't Amerikaansch legioen diende.
Onder den oorlog had hij, van Antwerpen uit, tegelijk voor de Engelsch-
Fransche en voor de Duitsche spionnage gewerkt. Geld was geld, van welken
kant het ook kwam.
Voorjaar 1919 werd hij „opruimings-ondernemer" in een deel van het
voormalige strijdgebied. Hij vormde een bende, een bende van ruwe klanten,
die niets meer te verliezen hadden, maar veel dachten te winnen. En toen
begon het „opruimen" van het verwoeste gebied dat wil zeggen, een stelsel
matige berooving van lijken.
Als jakhalzen slopen die schavuiten, onder aanvoering van Jasiensky,
tusschen de vele lijken van gesneuvelden rond. Geld en voorwerpen van
waarde werden buitgemaakt. Als de trouwring te vast zat, ging de vinger mee,
niets lieten de roovers achter, zelfs de herkenningsteekenen niet anders
hadden familieleden der dooden later nog aanspraak kunnen maken op bezit
tingen der gesneuvelden, of nasporingen kunnen ondernemen.
Zoo werden de lijken dan hier of daar begraven, als „onbekende dooden".
De lijkenschenners ontdekten, dat velen der gevallenen nog plombeer
goud in den mond hadden. Zij begonnen de lijken stelselmatig na te zoeken
sloegen er met hamers of hakken de tanden uit, om het lokkende metaal te
bemachtigen.
En niet alleen de overblijfselen van Duitschers werden op die schandelijke
wijze onteerd en geschonden, maar ook Amerikaansche, Engelsche en Fransche
dooden.
Zij werden betrapt en gevangen en de terechtzitting moest plaats
hebben, die groote gevolgen kon hebben, en het aanzien van Frankrijk in
Engelsche en Amerikaansche oogen ernstig kon schaden. Er werd dus korte
métten met de bende van Jasiensky gemaakt, en de pers moest zwijgen.
Gelukkig kon men den aanvoerder Jasiensky ook nog van „verstandhouding
met den vijand" overtuigen. Daardoor kon de schijn gered worden....
De Pool Jasiensky kon nauwelijks lezen of schrijven, maar toch wist hij
zich op het Duivelseiland altijd geld te verschaffen. Hij was een geboren
zwendelaar, wien alles gelukte. Hij had een zuster, die rijk getrouwd was
en hem geregeld geld stuurde. Maar wijl het geld, dat voor gevangenen binnen
komt, op rekening geschreven wordt, verzocht de
Pool zijn zuster, hem liever gaven in natura te
zenden. Daar kon hij dan baar geld voor maken.
Eens liet hij zelfs een groote zending damesklee-
ren komen hij weet wel iemand, die ze voor
hem verkoopt, tegen behoorlijke provisie en
voor een prijsje komen de Parijsche mode-artikelen
in de kleedkamers van blanke of zwarte juffrouwen
in Guyana. Van de opbrengst schaft de Pool zich
aan, wat hem lust.
Of dat allemaal zoo maar mocht? Natuurlijk
niet. Een balling mag zelfs geen pakketje ontvan
gen. Maar den Pool Jasiensky lukken zulke
dingen omdat hij in Parijs een invloedrijken
zwager schijnt te hebben omdat hij door zijn
Teekening van Alfons Paoli Schwartz, die het uit
zicht vanaf het Duivelseiland bij gunstige weersom
standigheden weergeeft. Links ziet men het eiland
St. Joseph, rechts het eiland Royal, op den achter
grond de kust van het vasteland met de stad Kourou.
brutaliteit de bewakers imponeert, èn.... omdat hij ook hen iets laat
verdienen.
Zelfs lukte het nummer 34, naar Cayenne te komen hij beweerde, dat
hij den officier van justitie een bekentenis te doen had en de officier van
justitie had geen zin, naar het Duivelseiland te komen. Jasiensky kreeg gedaan,
dat hij in 't hospitaal opgenomen werd, en hij zorgde wel, dat hij 't daar goed
had. Wie weet had hij zich voorgoed op 't vasteland kunnen handhaven, als
de oude streken niet weer boven waren gekomen, ais hij niet weer begonnen
was met pogingen tot chantage. Nu zit hij weer op het Duivelseiland, en zal
er waarschijnlijk nog lang zitten en onder de 37 veroordeelden is hij de
eenige, die geen vonkje medelijden verdient.
Nummer 35 is een neef van Wiard, een zekere Vallin uit de buurt van
Kamerijk. Hij moest onder de Duitsche overheersching, van 1915 tot 1918,
in de electrische centrale te Valenciennes werken, en trad daar op als dwars
kijker en aanbrenger. Hij lijdt aan een grootsch idee het Duivelseiland van
electrisch licht te voorzienterwijl hij geen onderscheid kent tusschen
wisselstroom en gelijkstroom, tusschen watt en ampère. Hij heeft maar een
schijntje verstand en is op weg, de slaaf van Wiard te worden.
Vandael heeft nummer 36 ook hij is hier wegens „verstandhouding met
den vijand". Ondanks zijn vriendelijkheid wordt hij gewantrouwd -waar
schijnlijk met het volste recht. Hij doet zich voor als anarchist denkelijk
alleen, om de anderen er toe te krijgen, op de overheid te schelden dan heeft
hij weer wat aan te brengen. Zóó, en door den goedhartigen, sterken Chareyron
uit te buiten, werkt hij zich op.
De laatste veroordeelde, de man met nummer 37, is de stille Lapère.
Hij werkt maar in zijn tuintje en zegt niets. Hij was bij een dwaze spionnage-
geschiedenis in den na-oorlogstijd betrokken de hoofdschuldigen kwamen
de grens over en hij, de misbruikte, de meelooper, werd gegrepen en hierheen
verbannen.
Dat zijn de nummers 2 tot 37, menschen met veel verlangens, veel ge
breken, eenige deugden en eenige grove hartstochten, die zij niet alle verbergen.
De meesten zullen aan het Duivelseiland en aan Cayenne sterven.
Volgens officieele Fransche gegevens zijn in de acht jaren van 1920 tot
1927 drieduizend-driehonderd-drieënnegentig „verwijderden" in de straf
kolonie gestorven. Daarbij komen negenhonderd-zeventien „afgezonderden"
en drie bannelingen. Van den dood der laatsten hebben wij hierboven verhaald.
In dat achttal jaren werd de kolonie door 7000 veroordeelden bewoond
er zijn er 4313 gestorven behalve de honderden per jaar, die omkwamen
bij een poging om te ontvluchten.
Zoo zou in enkele jaren de heele kolonie uitgestorven zijn, als er geen
doodenschip bestond, dat telkens weer nieuwe menschenvracht uitspuwt op
dien grond van verderf. Ja, er zijn menschen, die het tientallen van jaren
uithouden het lot van die uitzonderingen is echter nog bitterder. De kwelling
duurt voor hen zooveel langer
In de officieele rapporten echter wordt gezegd
„De gezondheidstoestand onder de gestraften is bevredigend. Het aantal
officieel ingeschreven sterfgevallen is van 907 in het jaar 1923 gedaald tot
663 in 't jaar 1927."
Dat leest men in Parijs, en men verheugt zich, dat 't zoo keurig in orde
is in de veelgesmade kolonie Guyana. Nog slechts 663 dooden in een jaar
JR S