No. 37
VRIJDAG 10 FEBRUARI 1933
1167
Guyana ligt de beruchte „Fransche Bank", de kolossale slijkbank, waarop
jaarlijks talrijke vluchtelingen uit Fraosch Guyana omkomen. Hun vaartui
gen raken vast, zij weten geen uitweg en moeten van honger en dorst omkomen
onder den onbarmhartigen tropenhemel.
De weinige gelukkigen echter, die de kust der Engelsche of Nederlandsche
kolonie bereiken, zijn nóg niet veel verder, want beide landen leveren uit.
Alleen Brazilië en Venezuela doen dat niet makkelijk zij kunnen veel te goed
menschen gebruiken voor het ontginnen der oerwouden.
Er zijn nog steeds in Guyana tal van vluchtondernemers Chineezen
en negers, die den vluchteling voor een paar bankbiljetten graag helpen..
of veinzen te helpen, gelijk Bichier 1 Zelfs hebben bewakers wel eens vluchte
lingen laten loopen, als er daardoor meer te verdienen was, dan de aanbreng
premie bedroeg.
Schwartz heeft begrepen, dat het niet zoo makkelijk zal zijn, uit de kolo
nie weg te vluchten. Maar hij heeft tijd om na te denken en toebereidselen
te treffen 1 Eerst moet hij zien, wat extra voedsel te krijgen. Dat is mogelijk
door een tuintje.
Hij krijgt verlof het wordt hem zelfs graag gegeven een bepaald
stukje grond te bebouwen. Eerst moet het onkruid weg de dichte doornen-
ranken tenminste. De scherpe sabel doet hier goeden dienst. Het zou niet
practisch zijn, alle plantjes en grassprietjes uit te rukken, zooals men in
Europa doen zou want planten en wortels zijn het beste middel, om het
kleine beetje aarde bij elkaar te houden. De tropische regens zouden anders
die handjesvol grond heel gauw wegspoelen.
Om dat plekje grond bouwt Schwartz, met de hulp van anderen, een
muurtje, en daarop komt een hek. leder tuintje moet afgesloten worden,
anders halen de kippen en zwijnen alles overhoop. De kippen en zwijnen van
de bewakers namelijk, die vrij over het heele eiland rond mogen loopen. De
beesten zijn aangeschaft om de rijpe cocosnoten om te zetten in vleesch.
Eéns per week krijgen zij bovendien den afval van de slachtplaats op Royal.
Lallemand is een specialiteit in tuinhekken. Geen ander kan zoo goed de
palmbladstelen snijden en in zeewater harden en met eigen vezels aan elkaar
verbinden. Zoo sterk is zoo'n heg van stengels en nerven, dat een man er
flink tegenaan kan leunen.
Het eenige gebrek van het nieuwe tuintje is gebrek aan grond er zijn
slechts een paar strepen aarde in de rimpels van den rotsbodem. Maar een
banneling weet zich te behelpen. Overrijpe cocosnoten worden opgezocht, en
met de sabel in tweeën gehouwen. Men legt de helften tegen elkaar, met de
opening naar boven, zoodat regenwater en vocht het verrottingsproces bespoe
digen. Er worden [fijngehakte planten overheen gestrooid,
faccaliën en asch doorheen gemengd, en een beetje zand,
om te binden. Binnen enkele weken heeft men een stukje
aarde, waarin groente groeien wil, in de lokkende zon.
XX. NUMMERS 25, j r doen maar twee
1 P, bewakers dienst op
10, 11 EN 12 WIL- het eiland maap
twee bewakers in uni-
LEN VLUCHTEN. form tenminste. De an-
dere bewakers, de haaien,
die rondom in de zee
wacht houden, kan geen mensch tellen. Hun wapens
zijn een paar rijen lange, spitse, messcherpe tanden. Nie
mand, die zich te water waagt, ontkomt aan hun ontzet
tende aandacht.
De twee Fransche bewakers zijn getrouwd en hebben
hun vrouwen bij zich. Zij wonen in de kleine kazerne,
waarboven een wachttoren met schietgaten opsteekt. De
vrouw van den eenen bewaker is een kleine, bleeke, magere
Fran?aise, die zichtbaar lijdt onder het klimaat, en met
haar twee ziekelijke dochtertjes, zeven en negen jaar oud,
gewoonlijk in de schemerige koelte van het huis verblijft.
Slechts een enkelen keer ziet men het gezin wandelen onder
de cocospalmen.
De andere vrouw is de eigenlijke heerscheres van het
eiland. Zij is een forsche, grove inboorlinge van het eiland
Martinique. Haar huid is donker een koffiebruin, dat
niet onaangenaam aandoet maar ze heeft een goed
hart. Als zij kan, verschaft zij hun iets extra's, zij spreekt
menschelijk met hen en haalt de twee bewakers over tot
welwillendheid.
Door die vrouw komt er een betere verstandhouding
tusschcn bannelingen en bewakers. Wel staat de toren er
nog, en dreigen de schietgaten wel staat er nog een muur
om toren en kazerne, met een deur, die zwaar gegrendeld
kan worden, maar dat alles schijnt geen doel meer te heb
ben. Het is niet veel meer dan schijn van kracht.
Het dak van den toren siddert bij iederen windstoot;
de heele toren is bouwvallig, want de ijzeren deelen zijn
sedert lang doorgeroest. En de trap, die naar boven
leidde, naar de schietgaten, heeft allang als brandhout
dienst gedaan.
De heele weerbaarheid van dezen aanleg had nog zin
en doel, toen kapitein Dreyfus hier woonde. Er lag toen
een sterk garnizoen op 't eiland, 'n afdeeling mariniers
want men leefde in voortdurende vrees voor een gewa-
penden aanval en een poging tot bevrijding. Daarom heeft
men toen ook het nieuwe Dreyfus-huis gebouwd, dicht bij
de kazerne. Er liep 'n gerucht, dat de vrienden van den balling een
kanonneerboot wilden uitrusten, om het eiland te overvallen. Vandaar de
krachtige bewaking en de toren.
Schwartz, banneling nummer 25, heeft alle mogelijkheden uitgezocht
hij weet, dat men uitvoerige toebereidselen kan maken voor een vlucht,
zonder betrapt te worden. Hij weet ook, dat er zonder boot geen vlucht
mogelijk is, en richt dus al zijn gedachten op dit eene punt.
Dan komt op zekeren dag, als hij in zijn tuintje werkt, Wiard bij hem.
Die blijft een poosje naar 't werk van den Duitscher staan kijken, en geeft
nu en dan een nuttigen wenk, en staat te draaien en te schuifelen hij heeft
iets op 't hart.
„Hoor eens Schwartz, ik heb opgemerkt, dat 't niet lang meer goed kan
gaan tusschen jou en Bucher. Die kerel is gevaarlijk daar is niet mee samen
te wonen. Ik zal den hoofdopzichter vragen, of je bij mij in moogt trekken.
Laat Papelier, die nu bij mij woont, maar met Bucher gaan leven. Papelier
is een oude idioot. Wij kennen elkaar al van Rijssel af, en we zijn zoo ongeveer
vrienden. Dan kom je meteen bij mij in 't werk. Da's echt iets voor jou."
Schwartz vindt het uitstekend, alleen al om het werk want Wiard is
de architect van het Duivelseiland. Hij geeft leiding bij den bouw van een
nieuw huis hij loopt den heelen dag met een gewichtig gezicht en met een
ouden duimstok van 't eene huisje naar 't andere, beklopt de muren en de bal
ken, schrijft op en rapporteert den bewakers, dat 't eene of andere gedeelte ver
nieuwd moet worden terwijl hij er even weinig van weet als de bewakers zelf.
Het is heusch niet altijd noodig, iets te kunnen vaak is het genoeg,
den schijn aan te nemen. Wiard heeft zich een post van vertrouwen weten te
scheppen, en hij weet dien te behouden ook.
Als Schwartz eenige dagen met Wiard heeft samengewoond, merkt hij op,
dat zijn huisgenoot heel eigenaardig doet bouwmateriaal bijeenzamelt,
planken, stukjes balk en blikken bussen.
Hij kan dit doen zonder argwaan te wekken, omdat hij „bouwmeester"
is. De planken en balken zijn afkomstig van officieele leveranties voor aan
bouw of reparatie van huizen, in de bussen hebben levensmiddelen gezeten.
De bannelingen mogen die blikjes houden, als keukengerei.
„Jij hebt iets in den zin," zegt Schwartz. Hij probeert, Wiard te overrom
pelen. En deze geeft direct toe, dat hij een poging tot vlucht voorbereidt.
Nu heeft Schwartz de keuze meedoen of aanbrengen. Maar dit is geen pro
bleem voor hem. Hij drukt zijn huisgenoot de hand
„Je kunt mij als bondgenoot beschouwen
(Wordt vervolgd
Het voornaamste tijdverdrijf op het bannelingseiland:
de vischvangst. Ziehier 'n foto van den officieelenvis-
scher. die voor de proviandeering heeft zorg te dragen.