<${i teis dooi ons land. <9/t ids dooi ons land. met batterijen werkte, en een kolossalen opgang beloofde te maken. Rob had gezegd, dat het een buitengewone gelegenheid was. Hij kwam daardoor in de rij der allereerste verkoopers. En de provisie! Er was in één maand net zooveel mee te verdienen, als Fred met grooten ijver in een heel jaar maakte Dit had Rob allemaal staan uitleggen, toen hij den laatsten keer honderd dollar van zijn vader kwam leenen, voor de eerste dringende uitgaven. Aan de zaak Griscoin en Hale was er niemand meer die wist, dat Fred Feene een zoon had. Feene praatte op 't kantoor nooit over Rob. Maar als hij aan de telefoon werd geroepen, was het gewoonlijk Rob aan het andere eind van den draad, en als hij 's middags ging lunchen, was het Rob, die in het portaal van het gebouw stond te wachten, om het leeninkje te sluiten waar hij over had opgebeld. Soms, in oogenblikken van mismoedigheid, had Feene zich afgevraagd, of Rob nog op een andere manier belang in zijn vader zou stellen, dan als een gelegenheid om kleine sommetjes te leenen, die nooit werden terugbetaald. Rob was altijd nogal moeilijk geweest. Koppig, toen hij nog jongen was, een beetje buitensporig, toen hij man werd. Clara had nooit goed met Rob overweg gekund, en Fred Feene had maar weinig tijd aan hem kunnen besteden. Op zijn negentiende jaar was hij van huis gegaan, om zijn eigen weg door de wereld te zoeken, en dat zou echt geholpen hebben, als hij zich maar gere geld ergens aan had kunnen wijden. Maar Rob had een levendigen geest. Daar werd het nogal moeilijk door. Hij had allerlei prachtige ideeën, maar hij had het land aan klein werk en aan sleur. Daardoor kon hij het nergens lang uithouden. Fred Feene gaf het idee op, om naar Rob te teiegrafeeren om hulp. Diep in zijn hart voelde hij zich tamelijk zeker, dat Rob neen zou moeten zeggen, en hij wilde zich de vernedering en de teleurstelling besparen, een vruchteloos beroep te hebben gedaan op zijn eenig kind. Hij ging dus een sigarenwinkel binnen, waar een telefooncel was, en in de rubrieken van het telefoonboek vond hij de adressen der firma's, tot wie hij zich wenden moest om een nieuwe betrekking. Maar 't was intusschen twaalf uur geworden. De wolkenkrabbers braak ten duizenden werkers uit. Die vulden de smalle trottoirs en stroomden de straten in. Met gebogen hoofden snelden zij voort langs onzichtbare paden, door gewoonte gebaand, mannen en vrouwen, jongens en meisjes, allen begeerig om hun eigen vaste koffiehuis, soda-bar, restaurant te bereiken, allen begeerig naar eten en een uur rust, en zich reppend om daaraan te beginnen. Fred Feene werd in den stroom opgenomen, meegedragen op de golven van die menschelijke rivier. Schuw keek hij nu en dan iemand in het gezicht. Zij leken niet gelukkig of ongelukkig te zijn. Zij waren alleen maar begeerig. Maar hij benijdde hen. Zij hadden allemaal een positie, zij waren nuttig, verdienden. Wanhopig vroeg hij zich af, of nog ooit iemand hém zou kunnen gebruiken. Onwillekeurig, doordat hij automatisch de grootste volten vermeed, werd Feene verder geschoven en gedrongen, tot hij de groene, wijd open ruimte van de Batterij bereikte. De ziltige bries kwam duidelijk merkbaar tot zijn reukzenuwen, boven de lucht van warm asfalt en metselwerk en koolzuur uit. De zee sprak tot hem. Hij dreef naar een bank, als iemand die droomt. Hij zat te staren naar den oceaan, naar het stukje oceaan, dat de haven van New York heet. Het zoute water glinsterde onder de middagzon. De verre horizon was zacht als een lentenevel. Sleepbooten gingen heen en weer, sommige sleepten rijen vaartuigen mee, sommige haastten zich alleen voort, en lieten deinende, kronkelende golvingen achter zich. De sleepbooten hielden hun neuzen gestoken in dikke, wollige stootkus sens van touwen weefsels. Groote, vierkante veerponten, die op drijvende huizen leken, gleden af en aan. Twee mailbooten kwamen langzaam opvaren Kaal ligt het land in den winter (land van Maas en Waal vanaf den dijk NijmegenWychen). uit de quarantaine. Een aantal plezierbooten veroorzaakten drukte aan de pier. Fred Feene zag ze geen van alle duidelijk. Hij was dronken door den geur van de zee en zijn visioenen van zeilschepen, die uit het water oprezen als versterkte kasteelen. Met eer. schrik ontdekte hij, dat het inmiddels twee uur geworden was. De vrees kwam terug en bracht dat afschuwelijke, leege gevoel in zijn binnenste mee. Hij moest een nieuwe betrek king zoeken. Het eerste adres, dat hij bezocht, was een groote zaak, nog grooter dan Griscom en Hale. Feene gaf aan een meisje zijn naam op, en deelde haar mee, dat hij met de firma in relatie wou treden. De nauwkeurige aanwijzingen van 't meisje volgend vulde hij een kaart in, die daarna in de handen van een jongen werd weggedragen. Hij ging zitten om te wachten. Het kantoorvertrek, waarin hij zat, was tamelijk groot en gevuld met bedienden, die aan bureaux zaten. Hoewel de meubelen anders waren, leek het wel eenigszins op het bekende kantoor van Griscom en Hale. Toen de eerste vreemdheid was afgesleten en hij nog zat te wachten, had Feene bijna een gevoel, alsof hij zijn oude schrijftafel nooit verlaten had. Het leek hem, dat hij weer terug was in zijn klooster, en dat er niets was voorgevallen. Maar in plaats dat dit hem troostte, gaf 'het hem een vreemde zenuwachtigheid en tegenzin. Verondersteld eens, dat hij hier in dienst kon treden, onmiddellijk Dan ging het oude leventje zonder verandering door ijver, arbeid, eentonig heid. Hij wou dat niet graag. Het was voorjaar. Hij had in de zon gezeten en de zee geroken Feene stond op en zei tegen het meisje, naar wie hij het eerst was verwe zen, dat hij nog wel eens terugkwam. Hij ging naar buiten, de straat op, als een man die uit een gevangenis ontsnapt, bijna bang, dat iemand hem terug zou roepen. Hij was gek vandaag het kon niet anders maar het kon hem niets meer schelen 1 oen hij zoo op straat liep, een man zonder werk, die voor een spoedig bankroet stond, deed Fred Feene het allerwaanzinnigste, dat hij maar uit had kunnen denken. Hij nam een vacantie, die hij al jaren lang had willen hebben, en zich nooit had kunnen permitteeren. (Wordt voortgezet) De mooie hal van het hoofdpostkantoor te Utrecht

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31