Het Duivelseiland en een gedeelte van het eilandje Royale, die onderling door een kabel verbonden zijn. Op den voorgrond van dit laatste bevindt zich het slachthuis. Deze afbeelding komt voor op 'n prentbriefkaart welke Alfons Paoli Schwartz destijds aan zijn zoon zond en waarop de vader volgenden uitleg geschreven had: Hier heb je een ansicht van 't Duivels eiland. Mijn tuintje lag in het midden, links XHet dorp bevindt zich rechts in het middendaarom niet zichtbaar. Bovenaan het opzichtershuis met toren en het Dreyfushuis waarvan ik je nog een zelfvervaardigde af beelding naar de natuur sturen zal. De Dreyfusbank is hier niet zichtbaar. Men ziet wel den kabel waarlangs men ons dagelijks de proviand toezond. De zee-engte onder den kabel wemelt van haaien omdat vanaf het eiland Royale, waarvan hier een gedeelte zichtbaar is. de afvallen uit het slacht huis in zee geworpen worden." mijnwerker, Schwartz en Richard ruimen den rommel weg, Wiard stut de ontstane ruimte en er is een kelder ontstaan, die ruim vijf meter lang, drie meter breed en twee meter hoog is. Licht en lucht komen er alleen bin nen door het gat in den muur. Gewoonlijk staat het kippenhok voor die opening als afsluiting en bedekking. Niemand zal het in zijn hoofd halen, die zware kist weg te trekken, in zoo'n hitte niemand zal op 't idee komen, dat er onder dat huis mannen aan 't werk zijn. De ballingen kunnen overdag doen, wat zij willen visschen of in hun tuin werken of thuis, in de schaduw der granieten muren, doppen van cocosnoten uitsnijden. Niemand zal hen storen. Daar tusschendoor heeft Schwartz een zeekaart geteekend ook heeft hij ruwe instrumenten vervaardigd, die ongeveer den zonnestand aangeven. Alleen moet de boot nog gebouwd worden. Wiard komt iederen dag met nieuw materiaal aandragen. Hij wil de boot heel zwaar en sterk hebben. In huis nummer 9, beweert hij, is de balk, die als dakruiter dienst doet, rot er komt een nieuwe balk, een prachtstuk, ruim vier meter lang, vijftien centimeter breed en dik. Daar is tenminste wat mee te beginnen Schwartz en Wiard doen, alsof zij den ouden dakruiter door den nieuwen vervangen, klauteren twee dagen rond over huis nummer 9 en brengen den buit naar hun kelder dat wordt een stevig kielstuk voor hun boot. Schwartz spijkert kleinere planken aan elkaar, en maakt zoo een soort dwarshout, dat hij dan tot spanten snijdt. Toevallig wordt dan de bewaker met de twee dochtertjes verplaatst. Wiard gaat naar hem toe en vraagt om de overtollige dingen, die de man niet mee terug wil nemen naar Frankrijk. Wiard heeft geld, want alle vier de samenzweerders verkoopen al weken lang hun wijn en de opbrengst van hun tuintjes, en hun knutselwerkjes van schildpad en cocosnoten. Voor een koopje krijgen zij de heele schoolinrichting van de twee kinderen, een schoolbank en een groot houten bord. Dat bord is hun wat waard dat moet de hekplank van hun boot worden. De vier ontzeggen zich alle genotmiddelen, om materiaal voor hun boot te kunnen koopen. Later zullen ze alles wel inhalen als de schoone, gouden vrijheid daar is. Het geraamte van de boot is klaar. Over de ingezette latten spant Schwartz stevige stukken goed dril van de werkpakken. De vier mannen hebben alle beschikbare broeken en jasjes opgekocht. Daar wordt teer overheen gestreken, en over het teer komen eenige lagen krantenpapier, waar telkens weer de teerkwast overheen gaat. Met teer hoeven zij niet zuinig te zijn, want Wiard, de bouwmeester, krijgt het bij emmers, om het op planken en balken te smeren. Ten laatste komt er nog een laag zakkengocd overheen, dat even eens flink met teer wordt bewerkt. Volgens menschelijke berekening moet die boot houden, en moeten de lagen teer drie vier weken waterdicht blijven. Maar hoofdman Wiard vindt dat nog niet secuur-genoeg. Een massa etensblikken worden uit elkaar getornd en glad geslepen, om het vaartuig te pantseren. Over die laag blik moet dan weer een laag stof. Het opspijkeren zou echter te veel lawaai maken men begint tóch al te loeren in de buurt. Het zal dus maar zóó moeten Wiard wil echter in geen geval de blikken ongebruikt laten. Op z'n minst kunnen ze als drijvers dienst doen Hij en Richard soldeeren ze zoo goed mogelijk dicht, besmeren de nadenrmet teer en bevestigen die primitieve drij vers rondom de boot, om die onzinkbaar te maken. Begin Maart is het vaartuig klaar. Om alles is gedacht het heeft echter één gebrek het is te log en te zwaar. Met de helft van het materiaal had men het even goed kunnen krijgen. Maar Wiard, de chef, wou het zoo, en de anderen moesten gehoorzamen. Ruim vijf weken heeft Schwartz in den kelder gewerkt, bij een flauw, walmend petroleumlampje. Nu en dan moest hij een paar minuten voor het gat in den muur gaan staan, om niet te stikken en hij moest de tanden op elkaar bijten, als zijn kameraden hem met petroleum de kleverige teer van 't lichaam wreven. Maar nu staat daar de vrucht van dien langen, moeilijken arbeid een klein, maar zeewaardig vaartuig, vier meter lang, anderhalven meter breed en even zoo diep. Zelfs het zeil ontbreekt niet het is van linnen, en zal op de open zee worden opgezet. Maar het mag niet wit blijven dan is 't te goed zichtbaar bij de vluchtSchwartz verft het dus in een aftreksel van roestige spijkers op azijn en dergelijke mengsels. Nu de proviand 1 Drinkwater is de hoofdzaak, 's Nachts stelen zij een dertig-liter-vat, dat bij de kazerne staat. Dat is makkelijk te vullen en in de boot te zetten. Zij koopen meel en Wiard bakt maar steeds kleine droge koekjes. Het „dorp" op het Duivelseiland. Teekening van Schwartz. Geleidelijk wordt er rijst, brood en vleesch in blik opgespaard. Het moet lukken en het zól lukken Des nachts kruipt Schwartz dikwijls door het dak van zijn huis, om den gang van zaken op het eiland te bestudeeren. Zij moeten weten, of er ronden gemaakt worden en of er nog laat licht in de kazerne brandt. Schwartz komt tot de overtuiging, dat men zich geen zorg hoeft te maken om acht uur gaat in de kazerne het licht al uit, en om negen uur slaapt alles. Het geheimzinnige gedoe van de vier samenzweerders trekt steeds meer de attentie van eenige buren. Op zekeren dag komt Audouin vertellen, dat hij alles weet. Wilden ze uitknijpen zonder hem mee te nemen Goed, dan hoefde hij ook geen blad voor den mond te nemen. Het kost moeite, de „Groote Slang" tot kalmte te brengen. Wiard zegt, dat hij Adouin zonder blikken of blozen zou slachten, als er iets uitkwam laat hij maar oppassen Natuurlijk, ze zullen hem meenemen. Maar hij moet niet zoo dwaas staan te schreeuwen.... Den volgenden dag komt de zwijger Victorica. „Ze zeggen, dat er hier iets gebrouwen wordt," verklaart hij. „Audouin kan zijn snuit niet houden. Maak, dat jullie wegkomt, vóór die idioot alles uit heeft gebracht Hoe langer jullie wachten, hoe minder kans Zij bedanken Victorica en besluiten, in den loop van den volgenden nacht zee te kiezen. Voorzichtig werken Richard en Christelle de tralies voor hun raam los. Oppassen, dat Audouin niets merkt anders gaat hij de zaak zóó verraden Schwartz denkt rijpelijk na, of 't niet mogelijk is, een vijfden man mee te nemen maar dan zouden zij het grootste deel van de proviand achter moeten laten. Beter vier geredden, dan vijf verdronkenen. In koortsachtige spanning wachten de vier mannen op den nacht, die vrijheid brengen moet. Alles staat er goed voor. De maan XXI. HET GROOTE komt eerst te middernacht op maar dan hopen zij allang in open WAAf^TIIK zee te zijn. De strooming is in dezen tijd gunstig, en 't koerierschip is twee dagen vóór dat zullen ze niet tegenkomen. Het eerstvolgende schip uit Frankrijk komt eerst over zeventien dagen. Men hoeft dus nergens voor uit te wijken kan zich kalm laten drijven. Schwartz had een tamelijk erge wond aan den voet, die natuurlijk in de duffe vochtigheid van den kelder niet beterde. Hij zal met een pijnlijken, gezwollen voet de reis moeten maken. Maar wat hindert het Ginds in Vene zuela zal 't wel overgaan Zoo was het eindelijk avond, den 7en Maart 1923. De schemering duurt maar kort in de tropen reeds om zes uur 's avonds begint er een zware, stille nacht van bijna twaalf uren. Nauwelijks waren de kleine lichtjes in de huisjes op het Duivelseiland uitgedoofd, of Richard en Christelle verbraken hun vensterafsluiting, klommen naar buiten en slopen naar het iets hooger staande huis van Schwartz en Wiard. Snel werd de deur geopend. Naar beneden, den kelder in Het kippen hok werd opzij getrokken. Twee mannen kropen door het gat en twee bleven er buiten, om de uitgebroken steenen aan te pakken. Geleidelijk werd de opening groot en breed zoo groot als de heele achtermuur van het huisje. Het was tien uur, toen zij de boot naar buiten schoven. Nog een laatsten blik wierpen zij op de kazerne der bewakers. Daar was alles stil en kalm. Luid klonken hun schreden. Maar het was een heete dag geweest, de kameraden sliepen vast. Er moesten tuinhekken worden omgerukt en over muurtjes moesten zij klimmen. Zij transpireerden en hijgden onder hun last. Eindelijk, om elf uur, waren zij aan de zee, en schoven zij de boot in het zilte water. Ze dreef heel goed en danste op de golven maar zóó kregen ze haar niet weg. Er moest er één het water in, ondanks de haaien en de bran ding, om een anker te laten zinken aan een lijn van dertig meter, tusschen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 13