m m Qp, tetó dooi Jfedeiland. ieio dooi Jiedulond. No. 38 Een donkere middag boven het schilderachtige Twent- sche plekje van de afgraving in den omtrek van Almelo. Het bewijs stond daar in den hoek de groote kartonnen doos, waarin ze uit den winkel gekomen was. Fred Feene keek naar het adres, dat er op geplakt zat. Rekening. Dat eene woord sprong hem in 't oog met een slag, die hem wee maakte. Er moest aan die dingen 'n einde komen. Nu, direct. 't Was natuurlijk Clara's schuld niet. Dit verzekerde hij zichzelf snel. Maar Clara wist het niet, en zij moest het dade lijk weten. Zij moest weten, dat haar man geen baan had en geen inkomen. Met het scheermes in de hand, onvolledig gekleed, ging Feene den kant van de trap op. Hij was halverwege, toen hij Clara's hooge, heldere stem hoorde. Clara zei „Ruim maar op, Louise we kunnen niet op meneer wachten. Als hij beneden komt, zal hij wel wat uit 't buffet nemen. Tegen den tijd, dat jij zoover bent, kan ik je helpen aan de sandwiches. En denk er om, dat je allebei de filtreerkannen gebruikt van avond. Ik wil geen koffie tekort komen." Toen dacht Feene er aan, dat hij nog niet geschoren was en de bridgegasten zouden gauw komen. Met schuldbewuste haast ging hij terug naar de bad kamer. Op de schrijftafel in de slaapkamer zag hij een bosje brieven liggen, de post van dien dag. Hij bleef even staan, om ze door te zien. Rekeningen, allemaal. Elec- triciteit, telefoon, gas, steenkolen, een bazar, de garage.. Er moest iets gedaan worden iets stevigs. Hij knelde het bosje reke ningen in zijn rechterhand, en met zijn linker wreef hij koortsachtig over zijn kruin. Hij zag er komiek uit, in zijn overhemd, met neerhangende bretels, en het opdrogende schuim op zijn ontstelde, ronde gezicht. Er moest absoluut een stokje voor gestoken worden Van beneden hoorde hij het geluid van meubels, die verplaatst werden. Clara en Louise waren bezig het bureau naar den haard te schuiven. Dat deden ze altijd, als er nienschen kwamen. Feene keek verschrikt, stopte de rekeningen vlug in het schrijftafeltje en schoot de badkamer in om zich te scheren en te wasschen. Langs de achtertrap kwam hij beneden. Er konden gasten komen aan de voordeur, en hij moest eerst koffie hebben, voor hij met iemand kon praten. Louise was in de keuken. Zij hield een lang casino-brood met haar linker hand stevig op de plank gedrukt. Haar rechterhand sneed met een lang, scherp mes ontelbare dunne sneetjes af. „De koffie staat achter op 't fornuis, meneer. Ik heb uw bord in den oven gezet, om 't warm te houden. Misschien kunt u hier even afeten." Louise maakte op de keukentafel een hoek leeg en legde er een schoon servet op. Feene dronk zijn koffie en schoof zijn stoel achteruit. Zijn oogen gingen naar een deur opzij in de keuken achter die deur was de keldertrap. Zijn gezicht verhelderde met levendige belangstelling, terwijl hij opstond. Louise, druk bezig met haar brood, keek op, met een bezorgd fronsen. „U hebt niets van uw carbonade gegeten. Hij is heusch goed." Feene zuchtte en ging weer zitten. Om Louise een pleizier te doen, at hij de helft van de carbonade en een beetje puree, maar zijn geest ging ver- langend naar zijn werkbank in den kelder. Hij vouwde zijn servet op en glimlachte tegen Louise. „De voorstelling moet doorgaan, hè Louise „Wat zegt u, meneer?" „Ik zei, dat de voorstelling door moet gaan. Dat is een soort spreekwoord, dat ik ergens gelezen heb. Over den schouwburg, zie je. Al sterft een tooneei- speler, dan moet hij toch zijn rol verder spelen. Dat zeggen ze...." Louise hield het mes stil, en keek hem met een verschrikt gezicht aan. „Lieve hemel, meneer, ligt er iemand op sterven „Welnee Er ligt niemand op sterven. Ik dacht alleen maar aan dat partijtje van vanavond." Hij zuchtte plechtig, terwijl hij opstond. „Hè u hebt me waarachtig aan 't schrikken gemaakt Louise ging weer snijden. Feene liep kalm naar de kelderdeur. Het was zijn eigen huis. Louise was zijn dienstbode. Hij betaalde haar loon. Er was geen enkel wettig bezwaar tegen, dat hij zijn kelder inging, als hij er zin in had. Maar Clara vond 't niet prettig. Clara zei, dat Fred uren, dagen, maanden kostbaren tijd verspilde met rondscharrelen in dien kelder, met speelgoed bootjes maken. Clara weigerde, het werk van haar echtgenoot met den titel „model" te vereeren. Speelgoedbootjes noemde ze die dingen, en haar lippen krulden altijd een beetje, zelfs als ze toegefelijk was tegenover zijn zwak. „Een man van jouw leeftijd, Fred Spelen met speelgoedbootjes Andere mannen zijn in de club om golf te spelen of bridge of dansen...." „Maar van die spelletjes houd ik niet," protesteerde Feene dan. „Daar gaat 't niet om. Andere mannen van jouw leeftijd hóuden er misschien ook niet van. Maar 't gaat om de menschen, die ze treffen. Ze gaan met grootere lui om, mannen die 't verder gebracht hebben. Zij maken connecties, Fred. Zij hooren van de gelegenheden, om meer geld te verdienen. Wil je dan nooit iets beréiken „Wat bereiken antwoordde Feene grappig. Clara werd altijd woedend om die onnoozele vraag. „Je weet heel goed wat ik bedoelWe hebben evengoed recht op een flink inkomen als iedereen. En op een prettig huis en amusement, 't Zou heel na tuurlijk zijn, als dat je eerzucht was. Maar nee, jij blijft maar een gewone klerk, niets dan een soort eerste bediende in zoo'n onnoozele zaak, en je vrijen tijd be steed je met knoeien aan speelgoedbootjes „Modellen van schepen, Clara. Modellen op schaal. Je moest maar eens een keer met me meegaan naar 't museum Dan zou ik je eens wat echte modellen van schepen laten zien, die voor de Engelsche admiraliteit gemaakt zijn die worden als echte kunstwerken be schouwd. Zeg Clara, als we Zondagmiddag nu eens. „Nee, dank je." Dat was altijd het einde van het geschil. „Als jij pleizier hebt in speelgoedbootjes, hoef ik 't nog niet te hebben Ga jij je gang maar ik speel niet mee." Feene ging de keldertrap af, en hij droeg zijn geweten als een zwaar gewicht op zijn schouders. Clara zou er niet tevreden over zijn I Hij draaide de lichten aan en zijn oogen gingen naar zijn werkbank. Het was net en stil in dien kelder in den winter warm, in den zomer koel, overdag zonneschijn en 's avonds goed licht. Zijn werkbank stond onder een der ramen. Het kleine dorpje (Vlijmen).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29