lampen zijn heer en meester van de
omgeving.
In de verte rommelt een trein
aan, stopt in Vlake en klost dan
over de brug, een sliert vroolijke,
helgele venstertjes met zich trek
kend langs weg en veld.
Rustig is het echter in de dorpen,
die verder achterwaarts liggen, en
waar men van de scheepvaart niets
bemerkt dan het loeien van de sire
nes, wanneer een verraderlijke nevel
plotseling komt opzetten. Daar gaat
niets meer om, en, al is het dan
nog rpaar halt tien, er gluren reeds
vele petroleumlampen achter lan
castergordijntjes, die een slaap
vertrek verhullen.
Alleen op den hoek, dien elk
dorp heeft, staan de jongens van
het dorp nog bij elkaar ze stonden
daar om zeven uur al, vandaag,
en morgen, en overmorgen zullen
VRIJDAG 17 FEBRUARI 1933
ze weer zoo staan, tot ze de veilige haven van
het huwelijk inzeilen en den hoek kunnen voorbij-
loopen naar een eigen huis.
En de herberg geeft nog een lichtschijnsel af
in de dikke donkerte, hoewel de baas op een door-
de-weekschen avond maar niet op klanten moet
rekenen daar is het nu de tijd niet voor.
Duisternis en nog eens duisternis, de enkele
petroleum lantaarns (wie gelooft zich hier in het
land van de P.Z.E.M. worden al uitgedraaid,
en als de maan er niet was, zou men alleen merken
op een dorp te zijn, wanneer men tegen een huis
of hek aanliep.
Ook de wegen zijn verlaten, en kronkelen zich
met verveelde gebaren door het donker. Het is
avond. Het is winter. Het is de tijd van den winter
slaap, van de warme kachel en van het behaag
lijke bed.
Maar toch staat de maan aan den hoogen hemel,
en poeiert goudstof op de daken wanneer een wol-
kenrij voorbijgezeild is. Zonder resultaat. Zoolang
de koekoek niet roept, blijft het dorp 's avonds bij
honk 1
Bij de steigers staan de jongens van het dorp.
De booglampen zijn heer en meester
rondom de sluizen te Hansweert.
Als de avond gevallen is over de Schelde
No. 38
ruimte zal krijgen, een der drukste kanalen van
de wereld waardig.
En de postbrug gaat even moeizaam open en
dicht, alleen piept zij wat luider, als wilde zij pro
testeeren, dat de nachtelijke rust haar ontzegd is.
Donker drijven de schepen voorbij met het ge-
twinkel van roode en groene lichtjes, maar dan
opeens zwiert de gezellige kajuit of het kleine,
maar niet minder gezellige roefje met zijn vroolijk
petroleumlicht voorbij en zien we even een frag
ment van huiselijke tafereeltjes, die spoedig weer
in den nacht wegduiken.
En Hansweert ligt in een stralenkrans van licht
de maan heeft hier niets te beweren, en de boog-