HET
<QO^l\_0 l:j>
mg
■z
STAPHORST
VRIJDAG 24 FEBRUARI 1933
No. 39
oude Saksische
boerderij van Staphorst.
nog een eigenaardige industrie de spinne
wieldraaier De Weerd is een meester in zijn
vak, die regelmatig nieuwe spinnewielen aan
maakt voor den handel.
De Staphorster en Rouveensche is gehecht
aan eigen dorp. Een meisje, dat den huwbaren
leeftijd bereikt heeft, trouwt dan ook als regel
met een jongeman uit her .Hfde dorp, zóó sterk
zeifs, dat beide dorpen zich niet licht met
elkaar vermengen. De bruiloft wordt sober
gevierd. Alleen de wcderzijdsche ouders be
geleiden meestal het bruidspaar naar het
gemeentehuis, waar de huwelijksvoltrekking
plaats vindt. Ook op het bruiloftsfeest wordt
slechts de naaste familie genood.
De jonggeborene wordt "op eigenaardige
wijze begroet. Van familie en kennissen
ontvangen de gelukkige ouders een krenten
brood, meermalen van tien pond (zwaar.
Soms worden binnen enkele weken wel zes
i zeven van deze krentenmikken ter eere van
de kleine cadeau gegeven.
Siaphorster jonge vrouw met de
witte kanten overmuts, de toefmuts
Het dorp der kleuren, Staphorst (met Rouveen), ligt lang uit
gespreid terzijde van den drukken verkeersweg Meppel-Zwolle.
Daar droomen de oud-Saksische boerenhoeven, bijna zonder
uitzondering bedekt met het verweerde bruinrieten dak, dat als
een luifel hangt over de langgerekte boerenbedrijven.
Rondom de ouderwetsche hoeven staan hooge wilgen, elzen, popu
lieren en ?en enkele eik. Daar tusschen strekken zich de weikampen
.uit, met het bonte vee.
Het interessantst is de kleurige kleedij van vrouwen en meisjes,
zoo geheel passend in deze eigenaardige sfeer uit vroegeren tijd, welke
men hier niet zou zoeken aan dien drukbereden straatweg, waarlangs
het moderne verkeer davert.
Hoe eigenaardig zijn vóór de boerenhoeven die hekpaaltjes, ter
zij van den ingang, hel groen geverfd met witte kopjes. En dan de
frissche groene kleur der vensterluiken aan de voorzijde der boerde
rijen, afgezet met witte randen. Alle hetzelfde men is de traditie
getrouw gebleven sinds eeuwen, en groen, blauw en wit vormen
nog steeds de voornaamste tinten.
Behoudens enkele uitzonderingen, ambtenaren, uit den vreemde
afkomstig, loopt de geheele bevolking der beide dorpen in het ouder
wetsche costuum.
Wel het meest valt de kleeding der vrouwen in het oog, waarbij
onmiddellijk de hoofdbedekking de aandacht trekt.
Bij alle werkzaamheden op den akker en ir -bedrijf draagt de
Staphorstsche boerin steeds de zoogenaamde „toetmuts een
zwarte zijden muts, waarin een papieren gesteven driehoek, de
toet, is bevestigd. Daarover komt dan het „oorder" (oorijzer), de
algemeene vrouwendracht, dat met een zwart zijden lint onder de
kin wordt bevestigd.
Bij fel zonnig weer of bij regen draagt men over dezen hoofdtooi
sfeds een blauwgeruiten doek ter bescherming van kap en gezicht.
De hoofdbedekking der vrouwen wordt bij het ter kerke gaan vol
tooid met een kanten overmuts de zoogenaamde „toefmuts
Over de borst draagt men nauwsluitend den „kraplap", en daar
overheen een doek van meestal roodgeruite zijde of katoen. De
„schulk" of schort, ook weer van donkere stof, voltooit de eigenaardi
ge kleedij. De rokken zijn lang en worden onder den rug boven een
kussentje opgehouden, waardoor ze wijd uitstaan.
De kleederdracht der mannen is hoogst eenvoudig en vervaardigd
uit zware stof. Het hemd is versierd met een paar gouden knoopen,
terwijl op den hemdrok twee rijen zilveren knoopen prijken.
Het kleine meisje draagt inplaats van de muts een zoogenaamde
„nette", een eigenaardig zwart kapje, voorzien van een zilveren gesp
achter het rechteroor. Op de gesp is meestal de naam van de
draagster aangebracht.
Aai. de voorzijde op het voorhoofd prijkt dan een ruige zwarte
krz'oodra he< meisje echter in de tweede klas der dorpsschool is
'eplaatsf, maakt de „nette" reeds plaats voor de vrouwenmuts
met het oorijzer, maar nog zonder de zoogenaamde gouden krullen.
De schooljongens stappen rond in hun lange donkergekleurde broek
en vest met een zwart petje op het hoofd.
Het huisspinnen van schapenwol uit eigen bedrijf is langzamer
hand in verval geraakt. Alleen door enkele oude vrouwen in de
ge-oeente v»ordt nog gesponnen de meeste spinnewielen zijn echter
door antiquairs opgekocht. Toch bloeit er op Staphorst in dit verband
Staphorster meisje.
Bij begrafenissen loopen vrouwen, diep in het zwart
gestoken, in den lijkstoet mee, soms ten getale van dertig
of veertig. De naaste familie kleedt zich in zwaren touw
de rouwtijd duurt twee drie jaar. Gedurende dien tijd
wordt zwarte of donkerblauwe kleeding gedragen de
vrouwen en meisjes vervangen dan den gekleurder, borst
doek door een van donkergekleurde stof.
Van bijzondere beteekenis te Staphorst is de kerkgang.
De Zondag wordt als de dag des Heeren streng in eere
gehouden. Het is een indrukwekkend gezicht, wanneer de
dorpsbewoners naar het bedehuis gaan in hooge mate
schilderachtig. Helder steken de witte kantmutsen, roode
borstdoeken en blauwe rokken der vrouwen af bij de
stemmige kleedij der mannen. Aan de zilveren oordei*
der vrouwen en meisjes prijken nu de gouden „krullen".
Aan Zondagsheiliging is de Staphorster en Rou
veensche bevolking de eeuwen door getrouw gebleven.
De jeugd beoefent dan ook geen enkelen tak van sport.
Zóó vormen deze dorpen een eigen cultuurgemeen
schap, vasthoudend aan eeuwenoude zeden en gewoonten.
Staphorst en Rouveen leven hun eigen bestaan. Zij heb
ben hun eigen maatstaf, hun eigen zeden en gewoonten,
hun eigen ideeën, welke de bevolking, evenals de kleeding, eeuw
na eeuw bewaard heeft. Zóó ziet hen de bezoeker en rustige wan
delaar, met wien de bevolking graag een vriendelijk praatje maakt.
Dat althans is mijn indruk, welken ik tijdens mijn bezoek van Stap
horst en Rouveen heb ontvangen en ik ben in die meening ver
sterkt door de hartelijke ontvangst bij den heer K. Klooster, lid
van den gemeenteraad te Rouveen, die mij zoo sympathiek vertelde
over zijn geliefde dorpen met hun karakteristieke bevolking. D.
Ie mannendracht in Staphorst.