r ]W: 3 No. 39 VRIJDAG 24 FEBRUARI 1933 1231 Dan ga ik zitten en ik schrijf je brieven, die gewild vroolijk en opgewekt zijn, krampachtige brieven, met een krampend hart geschreven. En onderwij! bloedt mijn hart heel langzaam, heel langzaam dood Werken Ja, werk is levensmoed. Maar ik geloof niet meer aan 't nut van levensmoed. Ik voel me oud, met mijn vierentwintig jaren. Het gewicht van mijn vroegere ervaring drukt me loodzwaar. Was dat dan allemaal ver keerd en vruchteloos Zelfs de muziek heb ik niet meer, om tenminste in de vrijheid te kunnen gelooven. De muziek, de heilige muziek Die bekommert zich niet om sleutels, reglementen, tuchthuismuren en afgeknipte haren, want zij is vrij. Muziek is vreugde en bevrijding. Maar niet meer voor mij. Ik doe alleen werk, dat me den tijd kan korten. Denken kan ik niet meer, want het verlangen naar vrij heid laat al 't andere in me sterven. De staatslieden, die op 't oogenblik in Parijs aan 't stuur zitten, hebben mooie beloften gedaan ook beloften van gratie op groote schaal. Maar er is niets van terecht gekomen de afstand schijnt groot te zijn tusschen de lippen en den rand van den beker. Zij hebben den vrede niet lief, zij begrij pen den vredeswil van de heele wereld niet, die staatslieden, die welgedane burgers, die militairisten, die mannen, die van den oorlog leven Maar waarom denk ik dat allemaal? Ik wil niet meer denken. Jij bent sterk en dapper, en ik ben zoo zwak en moedeloos. Geef me je sterke hand Een paar weken later schrijft Gabriele, in opdracht van haar zuster Germaine „Uit naam van Germaine deel ik u mede, dat zij zich een zware straf op den hals heeft gehaald en daarom niet schrijven kan. Zij had die moge lijkheid voorzien, en mij vroeger reeds gevraagd, u in zoo'n geval te berichten, dat zij steeds aan u zal denken en geen seconde twijfslt, of zij zal u nog we derzien. Met de beste wenschen, Gabriele Leroux." Eenige weken later mag Germaine zelf weer schrijven. Zij vertelt over de ondergane straf en zegt, dat zij haar zuster een standje heeft gemaakt, omdat die zoo kort en zoo nuchter geschreven had, zoodat de vriend op het Duivelseiland zich misschien veel te angstig heeft gemaakt. Verder schrijft zij: „ln Rennes is 't nu zomer. Onze ellende is nog zwaarder te dragen, als buiten de zon lacht, en nu en dan zorgeloos kindergeschreeuw over de grijze muren heen komt. Wat moet dat ontzettend zijn voor de gevangenen, die zelf moeder zijn Het ongeluk houdt niet van de zon laf verbergt het zich voor de zon het schaamt zich. Alleen goede menschen houden van de zon. Mij blijft de zon ontzegd, omdat de wetten der menschen het zoo willen. Ik weet niet, welke vreemde weerzin van het leven er in mij is komen nestelen, en mij worgen wil. Mijn bloedverwanten Die begrijpen me niet. Wie kan een tuchthuis- boevin begrijpen Een levenslange Niemand dan een andere levenslange, iemand, die hetzelfde pak leed moet dragen. Belachelijk, dat men vroeger de levenslangen aan den ketting lei. Of de zielesmart geen zwaarte en ketting genoeg was Ja, mijn lieve bloedverwanten hebben me weer geschreven, na de weken van schrijfverbod, en ze hadden me niets te zeggen dan vodderijen. Ze heb ben meneer A gesproken en mevrouw B op de thee gehad. Meneer A zei dit en mevrouw B dat. Flauwiteiten, kinderachtigheden, prullerijen En over mij en mijn lotniets, niets! Hoogstens raadgevingen: „Houd je goed, en voeg je naar de discipline, want je hebt gezondigd tegen het vaderland Germaine Hoe kon je ook in verstandhouding treden met den vijand, Ger maine Ze weten heel goed, dat ik 't deed, om dien waanzinnigen oorlog te verkorten, om menschenlevens te redden. Op mijn manier. En wat de militaire wetten „verstandhou ding met den vijand" noemen, daar heb ik heel andere ideeën over. Wie is de vijand De Duitschers, die voor Reims en Verdun en Soissons stonden, en precies zoo dapper en trouw gestorven zijn als onze soldaten Ik wou ze allemaal redden, en alle krijgsoperaties onmogelijk maken. Vind je me overdreven Neen, jij begrijpt me, lijdens- genoot „Heb geduld schrijven ze me. Wat 'n ironie Met andere woordenik moet hier blijven, hen niet meer lastig vallen ik ben immers de schandvlek der eerzame familie Leroux Neem me niet kwalijk, dat ik me boos maak jij bent ook zoo kalm en verstandig. Ligt het geheim van je zielskracht misschien ergens, waar ik 't tot nu toe niet gezocht heb? In den godsdienst misschien Of heb je andere bronnen van kracht? Wacht jij niet even gloeiend en smachtend als ik op den Messias, die ons genade zal brengen Ik heb zorgen, mijn vriend, groote zware zorgen. Wees in gedachten bij me...." De aanlegsteiger en de vischplaats van het DuivelseilandTeekening van Schwartz. Schwartz is in gedachten bij haar. Hij weet, dat die jonge vrouw nooit de lange jaren van gevangenschap doorkomt, als zij niet telkens moreel gesteund wordt. Hij deelt haar mee, dat de Duitsche regeering zijn zaak in handen heeft genomen en voor zijn begenadiging werkt. Als een man een Duitscher nog wei genade kan krijgen, zal men dan in Frankrijk, het land der galanterie, een jonge Fran^aise de vrijheid ont houden Ook zij zal de gulden vrijheid terug erlangen, verzekert hij haar. Maar die-brief werkt op Germaine niet kalmeerend haar ziel is te diep gewond. Bijna boos antwoordt zij „Beste neef! Je brief doet me pleizier voor jou. Je hoopt gauw naar huis te komen. Gefeliciteerd. Dan ben jij gered, en ik wensch je een prettige verhuizing. Een poos geleden dacht ik nog eerder weg te komen dan jij, omdat jouw stuk rots onbereikbaar scheen voor gratie, en nu zul jij 't eerste vrij komen. Ik zal je eens wat moois vertellen ik zal heel zeker je verlossing betreu ren, want mij wordt er een troost door ontnomen, de schrale troost, dat iemand, dien ik graag mag, net zoo vegeteert als ik. Begrijp je zooiets 't ls niet erg christelijk gedacht, maar je moet van mij niets beters verwachten. En toch, als 't aan mij lag, bleef je geen vierentwintig uur meer op je eiland, op gevaar af, dat ik mijn lieven en o zoo verren kameraad voor goed verloor. Maar je bént nog niet dood voor me d.w.z. vrij dus ik hoef nu nog niet te rouwen. Daar zal ik later nog tijd genoeg voor hebben. Ik heb heimwee vandaag. Van mijn tafel af zie ik niets dan de stevige tralies van mijn venster. Daarachter moet de blauwe hemel zijn, de zonnige verte, de vogels, de menschen, de natuur Men moet de natuur liefhebben. Ik heb de natuur lief en mag haar niet liefhebben. Waar is de zon en waar is de vrijheid Wie nooit gesmacht heeft in lange, martelende, hopelooze onvrijheid weet niet, hoe zoet de vrijheid zijn kan. Maar als eens mijn handen het groote geluk der vrijheid zullen voelen, dan eerst zal ik dien regel van Musset goed begrijpen „Iedere mensch is een leerling, de smart is zijn meester". Geeft mij de zon weest menschelijk en geeft mij zon Hier zal ik nog stikken Maar hier is de school van het wachten. Men leert wachten in het tuchthuis. Men leert geduld. Ik ben een dagboek begonnen, maar ik ben er direct weer mee opgehou den, hoewel mijn geest de oefening van het schrijven en nadenken vraagt. De geest is een zeer gevoelig instrument, dat goed onderhouden moet wor den, anders roest het.. Is 't geen vreugde, alles te kunnen toevertrouwen aan het papier Alles nog eens te lezen, voorbije gedachten, voorbije hoop, die gedeeltelijk vervuld werd, gedeeltelijk op ontgoocheling uitliep. Maar ik wil daar niet meer aan doen. Alles is me te veel. Niets kan de zon voor me vervangen, de zon, die nu de tuchthuismuren van buiten warmt, terwijl ik 't hier koud heb. Zon wil ik hebben, zon Ik huil om zon. Ik huil.... Lieve vriend, mijn brief is zoo droevig, dat ik hem maar eindig, al mag ik nog wel een kantje schrijven. Tegen den volgenden postdag, over vier weken, hoop ik al die booze gedachten, al die zwarte motten uit mijn ziel ge schud te hebben. Dan zal ik je uitvoeriger schrijven. Bovendien komt nu de nacht, buiten voor mijn tralies. De zon schijnt onder te zijn gegaan. Het laatste schemerlicht dringt in mijn cel. Ginds, bij jou op het Duivelseiland, brandt ze nu nog hoog aan den hemel, de heerlijke zon. Voor een gevangene is de zonsondergang meestal nog treuriger dan de zonsopgang. Ik moet eindigen. Je Germaine." (Wordt vervolgd) —-T. V; - I

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 15