bedeelde oteugd U dubbele uteugd. No. 39 VRIJDAG 24 FEBRUARI 1933 1237 eerste slag brak Brownie's arm. De tweede slag sloeg hem bewusteloos. Brownie zakte in elkaar op den vloer van de kajuit. Talbot was een snel werker. Hij haalde een stuk touw van dek en een zware ijzeren staaf met een gat erin, die zij gebruikt hadden als anker voor de roeiboot die langszij lag, en bond het vrije eind van het touw om Brownie's enkels. Hij sleepte Brownie naar buiten, het dek op, rolde hem over boord en gooide hem het stuk ijzer achterna. Eigenlijk was het geen één-persoons karwei om de woonschuit naar buiten, de rivier op te krijgen, maar het gelukte hem. Hij liet zich met den stroom afzakken, draaide twintig mijl stroomafwaarts een andere inham binnen en ankerde in het donker, ver uit het gezicht van het rivierverkeer. Hij sleep zijn zakmes tot de kling zoo scherp werd als die van een scheermes. Daarna sneed hij een zorgvuldige, wèl-berekende groef dwars over zijn wang. Nadat hij de randen der wond met verband gaas had samengedrukt en het bloeden zoo goed mogelijk gestelpt had, dronk hij een halve liter whisky op en ging naar bed. Hij bleef drie weken in de baai tot de snee geheeld was. Daarna liet hij zich verder de rivier afzakken tot hij aan een stad kwam. Hij meerde aan een verlaten werf, wandelde naar het spoorwegstation en kocht een kaartje naar Louisville. Daar kocht hij een kleinen open auto, sloeg de kap terug en reed in kleine étap pes op zijn gemak naar Chicago. Hij kon zich tijd permitteeren, als hij zuinig leefde. Hij kon wachten. Toen het litteeken een witte lijn was geworden dwars over een wang, die gebruind was door de langdurige werking van zon en wind, reed hij naar South Granby. Hij deed voorzichtige onderzoe kingen. Toen hij daarmee klaar was zocht hij het kantoor van den notaris. „Mijn naam," zei Talbot, „is John T. Cutter." „Als u dat kunt bewijzen," zei de notaris, „kunt u honderdduizend dollars in ontvangst nemen." „Herkent u mij niet meer?" vroeg Talbot. Hij wreef over het litteeken op zijn wang met hetzelfde gebaar, dat hij van Brownie zoo dikwijls gezien had. „Ik zou niet durven zeggen ja en ik zou niet durven zeggen nee," zei de notaris. „Het is zeven tien jaar geleden, en u bent veranderd „Ja", zei Talbot, „ik ben veranderd." „Maar ik moet erkennen," ging de notaris voort, „dat u hetzelfde litteeken hebt dat John T. Cutter had. En dezelfde manier om er overheen te strijken." „Wat zal ik nu het beste doen vroeg hij den notaris. „Kom morgenochtend hier terug," antwoordde deze. „Ik zal de papieren en de executeurs hier halen. Als de executeurs aannemen willen, dat u John T. Cutter bent, is het mij wel." Toen Talbot den volgenden morgen het notaris kantoor binnenliep, sprong een jonge man op van zijn stoel, stak zijn hand uit en zei „Hallo, John Talbot schudde hem ernstig de hand. Hij overwoog dat de jongeman zeventien jaar geleden een jongen geweest moest zijn. „Ik vrees dat ik mij u niet herinner, meneer," zei hij. Hij glimlachte. „Word ik verondersteld u te kennen De jongeman grinnikte. „Nee, nee!" zei hij. „Ik heb u nog nooit van mijn leven gezien." De jonge man stelde hem aan de anderen voor als nir. Cutter. Er waren drie executeurs van Hadley's nalatenschap, niet den sheriff, den notaris en den jongeman, die zijn belangstelling in het geval niet nader motiveerde. „Mr. Cutter," zei een van de executeurs, „wij zouden u willen vragen, uw handteekening voor ons te schrijven." „Met alle soorten van genoegen," zei Talbot. De notaris legde een schoon vel papier voor hem neer, met pen en inkt. Talbot nam de pen op en schreef „John T. Cutter" met vaste hand. Een van de executeurs keek over zijn schouder vol belangstelling naar het resultaat. De notaris nam het papier op de executeurs vergeleken het met de handteekening, die zij be zaten. Zij keken elkaar aan en knikten. Een van hen sprak „Wij zijn voldaan, mr. Cutter. Ik denk wel dat een handschrift-expert ons nog even moet advisee- ren voor we u het geld kunnen overhandigen, maar wij gelooven dat dit advies een zuivere formaliteit zal zijn." Talbot glimlachte. Het was al te gemakkelijk „Notaris," ging de man voort, „ik vind dat u nu den brief van Arthur Wakefield Hadley maar eens moest voorlezen 1" De notaris haalde een enveloppe uit zijn brand kast. „Wat ik nu zal gaan voorlezen," zei hij, „is een brief van Arthur Wakefield Hadley aan John T. Cutter." Hij wachtte een oogenblik en keek de kamer rond. Daarna las hij „Beste John, Ik vermaak je een legaat van honderdduizend dollar onder één voorwaarde. Maar voordat ik die voorwaarde-noem, wil ik even het verleden aan stippen. Je zult je dien nacht herinneren dat Edith verdween. Dien avond had ze mij alles verteld. Wij praatten samen tot lang na middernacht. Zij vertelde mij hoe ze eerst dacht, dat ze van je hield, en hoe ze je nu haatte, jou, die zulke mooie woorden voor haar had en ondertusschen haar vader schandelijk bedroog. Daarna ging zij naar bed in haar slaapkamer en ik in de mijne. Ik kon niet slapen. Ik hoorde jou fluiten in den tuin. Ik hoorde haar mijn slaapkamer binnenkomen om te zien of ik sliep. Ik sloot mijn oogen. Zij-ging de trap af, naar buiten, zeker om je te zeggen, dat zij alles wist en je haatte omdat je een schurk was. Toen ik haar de voordeur hoorde sluiten, sprong ik uit mijn bed en volgde haar. Ze ontmoette jou, en jullie wandelden het park uit langs de rivier. Ik kon niet verstaan wat jij zei of wat zij zei, maar ik begreep dat jij haar trachtte te bewegen, iets te doen, en dat zij weiger de. Jullie stapten daarna in een bootje en roeiden de rivier op. Ik wachtte tot zonsopgang en toen ging ik terug naar huis. Den volgenden ochtend was je in je hotel, alsof er niets gebeurd was. Je was verstomd toen ik je vertelde, dat Edith verdwenen was. Je wist er niets van. Ik vertelde niemand anders er iets van destijds. Ik wist wie die effecten uit mijn safe had geno men. Ik diende een aanklacht tegen je in wegens diefstal, en zij vervolgden je. Ik ben er nooit achter gekomen hoe je erin slaagde, die effecten terug te leggen. Maar je slaagde erin. Dus dat was afgeioo- pen. Je verliet de stad als een vrij man. Ik vond Edith's lichaam. Ik was toen alleen. Ik sneed het touw door. Ik vertelde niemand dat er, toen ik haar vond, een touw om haar enkels was met twintig kilo ijzer aan het andere eind. Waarom heb je dat gedaan Ik vermaak je dus een legaat van honderdduizend dollars, vrij van successierechten, onder één voorwaarde. Die voorwaarde is dat je een jury kunt overtuigen van je onschuld aan den moord op Edith." Talbot sprong op. In machtelooze woede begreep hij Brownie's weigering om naar South Granby terug te keeren. „Het is een vergissing," zei hij met schorre stem. „Ik ben John T. Cutter niet." De sheriff nam hem onder den arm. „U zult overvloedige kansen krijgen om te bewijzen wie u bent, mr. Cutter," zei hij. „Maar op het oogenblik kunt u beter met mij meegaan." De jongeman, die Talbot „John" genoemd had, stond nu op. „Ik geloof dat de sheriff het.beste idee heeft," zei hij. Hij wendde zich tot Talbot. „Ik ben substituut-officier van Justitie," zei hij. „U krijgt het bewijsmateriaal later wel te hooren voor het gerechtshof."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 21