DE ONTZETTENDE ERVARINGEN VAN 'N ONSCHULDIG VERBANNENE KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: Tijdens de bezetting van het Duitsche stadje Kehl door de Eransche troepen wordt de daar woonachtige leeraar Alfons Paoli Schwartz gearresteerd. Hij wordt er van beschuldigd, Fransch- man zijnde (hij is op Corsica geboren), in 't Duitsche leger gediend te hebben. Schwartz, wiens ouders Duitschers waren, en die altijd in Duitschland leefde, was onbekend met de bepaling, dat ieder die op Fransch grondgebied wordt geboren als Franschman wordt beschouwd. Na twee jaar in voorarrest te hebben gezeten, wordt hij veroordeeld tot verbanning naar Guyana. Tijdens het transport maakt hij kennis met Germaine Leroux, die van spionnage beschuldigd is. Schwartz wordt overgebracht naar St. Martin de Ré. Vandaar wordt hij aan boord gebracht van het schip, dat hen naar Guyana voert. Zijn definitieve bestemming blijkt ten slotte het Duivelseiland te zijn, waar ook Dreyfus eens gevangen zat. Na eenigen tijd op dit eiland te hebben doorgebracht, probeert Schwartz met enkele andere bannelingen te ontvluchten. Hun poging mislukt echter. De eenige troost in zijn ballingschap is een correspondentie tusschen hem en Germaine Leroux. De volgende brieven zijn weer kalmer zij philosopheert daarin over godsdienst en eeuwigheid. Dan heeft zij het eens over de politiek van den dag, voor zoover die invloed kan hebben op de toekomst der ballingen. Zij klaagt bitter, dat de partijen eigen belangen behartigen, en de slachtoffers van vorige tijdperken vergeten. Dan vervolgt ze „Wat je me van je kameraiden vertelt, verwondert mij niet. Het is hee- lemaal niet vreemd, dat zij zoo gauw genoeg krijgen van je muzieklessen. Je moet ze niet met je eigen maatstaf meten De meesten zijn mensch-dieren, die alleen naar voer en rust verlangen. Muziek leeren is werk voor ze. Niets van aantrekken Ik heb een klein zwart katje, maar 't is niet zoo lief als 't jouwe. De sporen van z'n krabberigheid zijn voortdurend op mijn handen zichtbaar. Maar toch ben ik innig gehecht aan dat kleine levende wezen. Men moet leven naast zich zien, om niet heelemaal te vertwijfelen in dit donker. We krijgen nu weer gauw den tijd van de korte dagen en de lange ellendige nach ten. Dan kan ik me ook buiten de zon niet meer denken en wordt alles zoo veel leelijker en treuriger. Jij bent wijs en sterk. Je kracht en je zielsevenwicht hebben je ge holpen, om te overwinnen, wat de meeste gevangenen niet overwinnen kun nen. Je hebt den moed, je bezig te houden en af te leiden. Maar ik kan dat niet. ik ben zwak, en mijn wil is niets meer. Jij hebt 't karakter van een vromen mon nik, die net zoolang vocht, tot hij overwon. Maar ik ben 'n kind van de wereld gebleven. Schrijf me, schrijf me over je muziekstudie, over je levenswijsheid, over je christendom. Schrijf me, wat je doet, hoe je de lange dagen en de lange nachten op 't Duivelseiland door brengt. En geloof altijd aan mijn vriendschap. Geloof altijd in mij. Germaine." Dan hapert de briefwisseling uit „opvoed kundige gronden" steekt de overheid er een stokje voor. Eerst in Maart 1925 komt er weer een lange brief op het Duivelseiland „Beste neefEindelijk weer een teeken van leven, langs een omweg echter, door je moeders handen. Ik heb haar dadelijk bedankt, en hoop, dat mijn kaart haar bereikt. Wat er al niet gebeurd is in dien langen tijd van scheiding! Ik ben ziek geworden, heel ziek lig te bed kan nog maar amper schrijven en lezen. Alleen jouw twee woorden, die in al je brie ven terugkeeren„Hoop en moed 1" hebben me nog gesteund. Voortdurend heb ik ze mezelf voorgehouden. Wat mij scheelt Een ziekte, waarvoor maar één genezing is de vrijheid Men moet alles zoo luchtig mogelijk opnemen, om de lange opsluiting te kunnen verdragen, maar mij drukt die benauwing dood. Permitteer me, te jammeren en te klagen. Dat lucht me op, en niemand zou me zoo goed begrijpen als jij. 't Zou wel mooi zijn, als we ons in alles konden schikken maar dan zou je in 't luchtledige adem moeten kunnen halen 1 Men zou wijs moeten zijn, bijna bovenmenschelijk. Ik voel me, alsof ik hier al een eeuwigheid heb doorgebracht en er ligt nóg een eeuwigheid vóór me. De uren worden hoe langer hoe langer, en de kleinste nietigheden groeien uit tot heele gebeurtenissen. Ik leef in een droom, die mijn wil ver lamt. Maar daar tusschcndoor komt woede, heete witte woede, dat ik hier mijn jeugd moet zien vergaan, en bovendienneen neen, dien zin maak ik nu niet af. Het is de tijd nog niet, om uit te spreken, wat ons beiden op de lippen en in het hart ligt. Wij zullen het elkaar zeggen, later, als het bagno ons los heeft gelaten. Als wij weer in de zon zullen leven, in de zon leven mogen Stil Stil, vriend ik hoor buiten, aan den anderen kant van de grijze muren, een voertuig rollen, een koets. Misschien een bruiloftskoets.... Waar komt die koets vandaan Waar rolt .zij heen Waarheen voert ons het rad van ons lot De wind blaast door de tralies voor mijn venster, de voorjaarswind, die al warm is. Ik geloof, dat hij van de zee komt.... van die zee, waarin een klein doodeneiland ligt Zijn er ook winden en stormen op jouw kleine eiland Hou je van den wind? Zullen wij de zon weerzien, wij tweeën?" Zullen zij nog ooit de zon en den wind voelen, hand in hand in de vrijheid, die twee levenslangen De wet zegt neen. De harten der censoren laten zich niet vermurwen door die brieven, niet eens door de woorden, die de zieke, jonge vrotiw den negenden Mei 1925 schrijft. Zij lezen dien hartverscheuren- den brief, en hun ambtelijk potlood zet met groote letters tusschen en door de ontroerende regels„Gelezen". „Beste neef! Ik zal je moeder mijn nieuwe adres laten weten, dan kan zij tenminste met mij in verbinding blijven. Het gaat mij nog steeds niet beter, maar ik weet nu, wat er aan hapert. Dat is tenminste één troost Als ik vrij was, kon ik me ervan laten genezen, maar hier is daar geen denken aan. De gratie Je had helaas weer gelijk met je voorgevoelens, dat daar weer niets van terecht zou komen. Ik verwacht echter eind dezer maand of begin Juli een nieuwe beslissing. Ais er soms nieuws mocht zijn, krijg je dade lijk bericht. Ik zou er echter maar niet te veel op hopen. Het slaat je zoo neer, als je nog geen minuutje een eigen wil moogt hebben. Hoop en moed!Ze probeeren me telkens weer nieuwe hoop in te boezemen, en eeuwig krijg ik te hooren „Moed het einde van je tijd is dichterbij, dan je denkt Leugens Kalineeringspillen Ik heb geloofd en gehoopt. Nu hoop ik niet meer. Ik ben te moe om te hopen. Ik kan alleen nog maar lijden, anders niets. Mijn hart is te ziek. Als ik vrij mocht komen, reken dan altijd op mij. Ik geloof, dat wij op elkaar hadden kunnen rekenen, een heel leven lang, wij tweeën, als het lot niet zoo wreed met ons had gespeeld. Ik ben moe. Ik moet ophouden. Ik wil niets meer lezen en geen letter meer schrijven. Alleen onze correspondentie wil ik aanhouden, verder niets. Schrijf gauw terug en vergeet niet je diepbedroefde Germaine." De jonge vrouw wordt naar de ziekenaf- deeling van het tuchthuis overgebracht en schrijft vandaar den 15den Juli 1925 Lieve neefGisteravond kreeg ik je brief van 25 Mei, tegelijk met een brief van je moe der. Den laatsten keer schreef ik over een kans op bevrijding. Niets gebeurd. Je weet even goed als ik, wat dat zeggen wil. Het beteekent verzoek oin gratie afgewezen Ellendig, niets waardig leven Mijn gezondheidstoestand blijft Alfons Paoli Schwartz in burger na zijn terugkeer uit Guyana.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 12