No. 40 VRIJDAG 3 MAART 1933 1277 die heeft me er een paar keer mee naar toe genomen, 's Zondags. Hij reed een vrachtauto van Swift." „Welnee, kind 1" zei Clara. „Heusch, van Swift, schatIk heb wel eens met hem meegereden, dus ik kan 't weten." Toen lachte Clara. Zij lachte zoo luchtig en natuurlijk, dat het algemeene gevoel van verlegenheid er door brak. „Effie, wat ben je weer bezig riep Clara uit. „Je moogt die ondeugende meid vanavond wel eens afstraffen, Rob. Of haar mond uitwasschen met zeep. Ik heb nog nooit iemand zoo door hooren slaan 1" Dus het was een grap De conservatieve deftigheid van Cranston haalde diep adem en lachte met Clara mee. Wat zouden die jongelui nu weer in hun hoofd krijgen Respect zat er niet in, geen grein 1 Maar frisch was 't in ieder geval 1 Waar haalde zoo'n kind het vandaan 1 Effie lachte ook mee en bevestigde daardoor die opvatting. Zij stond lachend op en- liep weg, en het groepje ging uit elkaar, en er vormden zich nieuwe groepjes. Effie ging recht naar Fred Feene en haakte haar kleine handje in zijn hand, dicht tegen hem aan staande. Ze zei zacht„En toch is 't waar, pap woord voor woord. Ik ben een Watson van 't Achtererf." „Kan me geen steek schelen," fluisterde Feene terug, haar hand drukkend. „Je bent mijn dochter." „U bent een lieverd 1" „Maar je begrijpt natuurlijk, Clara. „Ik zal 't niet vertellen, als ik er haar mee hinder, pap. Maar ik snap eigenlijk niet.Waarom moet je nou over zooiets liegen Net of 't er wat op aankomt 1" „Net of 't er wat op aankomtzei Feene haar na, en zijn arm lag om haar teere schouders. Hij gaf haar een drukje. „Groote hemel," zuchtte hij, „die Rob boft maar weer met zoo'n vrouwtje Effie zuchtte ook. „Hm, ik weet niet. Ik hoop dat u gelijk krijgt, pap 1 Waakzaam. Vertel me eens, schat, hebt u véél met dat stelletje kouwe drukte te maken hier in Cranston ,,'t Zal je wel niet meevallen, Effie Ze zijn eigenlijk zoo kwaad niet, maar alleen een beetje.... een beetje...." „SofEffie lachte haar -breeden, kwajongensachtigen lach. „Alleen maar sof. En zoo verdraaid stijf 1 Maar ik zal probeeren, 't ermee uit te houden. Ik rooi 't best, pap. En als 't ons te machtig wordt, maken we samen een slippertje naar New York, om de bloemetjes eens echt buiten te zetten, hè Feene antwoordde met nog een drukje. Maar zijn geweten krieuwelde. Er zat iets in, dat niet te pas kwam.afspraakjes maken met de vrouw van zijn zoon, om samen te ontsnappen aan Clara en haar vrienden Was dat billijk Was het eerlijk tegenover Clara En hoe kon die kleine rakker, die nog geen twee uur in huis was, zoo precies weten, hoe hij zich voelde diep in zijn ziel Hij had er geen letter over uitgelaten. Maar nu klampte Rob hem aan. „Vader," zei hij, „ik vind 't ellendig, dat we hier zoo platzak komen binnenrollen...." ,,'t Is je eigen huis, jongen." „Ja. Dat weet ik. Dank u. Ik heb al gedacht had u misschien morgen nog een briefje van honderd voor me Ik dacht, nu ik getrouwd ben, moest ik eens goed rondkijken, om echt iets goeds te vinden. En je moet toch een beetje geld hebben, om mee te beginnen. Ik vind 't iam, om 't u te vragen. Een briefje van honderd I Feene's ronde gezicht werd bleek. De angst, dien hij opzij had geschoven met de opwinding over Effie's eerste optreden, vloeide in ijskoude golven over hem heen. Zijn betrekking, de hypotheek, de rekeningen, Rob en Effie onderhouden 1 En hij stond waarachtig midden in zoo'n dwaas partijtje van Clara, een partijtje dat onvergetelijk zou worden door een nieuwen stroom rekeningen. En alle lichten in huis aan, allemaal aan 't meehelpen, om zijn duiten op te teren 1 Rob greep hem bij den elleboog en fluisterde Ik spreek u morgenochtend nog wel. Mevrouw Brown komt er aan." Mevrouw Brown, gezet en zelfbewust, kwam naar Fred Feene toe en legde hem zeer vriendschappelijk de hand op den arm. Haar volle lippen rekten zich tot een jovialen glim lach, en haar heldere oogen schitterden koket. „En, meneer Feene, vindt u niet, dat Clara kolossaal veel talent voor zaken heeft „Voor zaken herhaalde Feene, verwonderd en bezorgd. „Zegt u maar eerlijk, dat u er 'n beetje jaloersch op bentToen ze u vertelde, hoe koelbloedig ze me zoo'n koopje heeft weten af te persen, hebt u vast en zeker inwendig gedacht „Ik geloof niet, dat ik u goed begrijp," zei Feene, over zijn kruin wrijvend. „U zei, dat Clara. Clara had het tweetal bespied nu naderde zij en haar heldere stem riep, half schertsend, half verwij tend: „O zeg! Je hebt 't hem toch niet verteld?" „Had jij 't nog niet verteld?" riep mevrouw Brown uit. „Ai 1 Wat jammer, dat ik m'n mond voorbij heb gepraat 1" „Maar wat bedoelde u eigenlijk vroeg Feene. „Ik kan er geen touw...." „Doet er niet toe. Op 't oogenblik niet, vent," zei Clara vastberaden. Zij drukte haar lippen op elkaar en schudde even het hoofd tegen mevrouw Brown. Mevrouw Brown lachte. „Spreekt vanzelf, ClaraMannen moeten eerst voorbereid worden op zulke schokjes." „Wat voor schokje drong Feene aan. Mevrouw Brown schudde het hoofd, een en al guitigheid. „Komt er niets op aan, meneer Weet graag Ik wil er wat moois onder verwedden, dat u trotsch bent op uw Clara, als u 't hoort „Clara zei Feene versteld, „is 't iets, dat geld kost „Fred, doe niet zoo belachelijk...." „Ja, hoor eens, Clara, als 't geid kost, als je nog meer geld uitgeeft „Nu niet, Fred. Niet hier." En zachter zei ze,scherp en vlug „Maak toch geen scène. Je lijkt wel gek." Maar er was iets gesprongen in Fred Feene's ziel. Het kostte geld en Clara had geld uitgegeven, of ze stond op het punt om het te doen. En hij had genoeg gehad voor vandaag meer dan genoeg „Ik wil weten, waar jullie 't over hadden," zei hij kortaf, en zijn hand greep Clara's arm. De twee vrouwen zagen, dat het ernst werd. Zij namen hem tusschen haar in en werkten hem naar een stil hoekje, als bondgenooten in de eeuwige worsteling, om den schijn op te houden. Fred Feene was woest, en hij werd nog woester, en een partijtje was de plaats niet voor een pijnlijke scène. „Fred, beheersch je mompelde Clara. „Vertel me, wat je gedaan hebt „Heusch, meneer Feenezei mevrouw Brown afkeurend, zooals men tegen een kind spreekt. „Dan zal ik u om uitleg moeten vragen, me vrouw Brown."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29