Uit de RIJM VAN DEN OUDEN HEER De mannen van Ter- hole overleggen wat ze doen zullen Een straatkiekje te Serooskerke (Walcheren). Laetst op een mooien Dinxendag, daer ging ick naer de stadt, het was een fraaye drockte, ick wist niet hoe ick 't had. Van alderhande lieden, die kwamen daer te zaam, Men drongh sich om de kooplien en ging van kraem tot kraem. Ick sagh veel nuttigheden, van alderhande soort, hier waren 't appelsienen, daer was het veterkoord, en ginds weer boerenkleedingh, het was een fraay ghedoe, ick keeck en bleef maer kycken, en werd het gans niet moe. Maer ziet, ick sagh een kraempje, dat was niet naer myn sin, daar stont een man gewaepend al met een harnas in. Die maeckte veel gheluyden, en maeckte veel misbaar de lieden stroomden saemen en drongen op elkaer. En siet, het wonderdingh, dat deze presenteerde, was een venynigh mes, waermede hij sich scheerde so spoedigh als bekwaem, maer yslyck om te sien, so vloogh dit gulsigh mes, gehecht in een machien. Men noemde dat gillette, het nieuwste instrument, reeds langhe in ghebruyck, maer my nogh onbekend. Men krabt daermee de baerd, maer ick en kan niet vatten wat men nu daerin siet, ick rolde fluks myn matten, en gingh naer myn barbier, met het aloude mes, het nieuwe deught niet al, dit was my weer een les. Aan de kade te Middelburg. No. 40 Een fraai waterlandschap te Kuitaart. Het landgoed Mon Plaisic" te Schuddebeurs (Schouwen) in wintertooi. Te Heikant is de schoonmaak al begonnen. VRIJDAG 3 MAART 1933

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 6