ERVARINGEN VAN 'N ONSCHULDIG VERBANNENE KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDETijdens de bezetting van het Duitsche stadje Kehl door de Fransche troepen wordt de daar woonachtige leeraar Alfons Paoli Schwartz gearresteerd. Hij wordt er van beschuldigd. Fransch- man zijnde (hij is op Corsica geboren), in 't Duitsche leger gediend te hebben. Schwartz, wiens ouders Duitschers waren, en die altijd in Duitschland leefde, was onbekend met de bepaling, dat ieder die op Fransch grondgebied wordt geboren als Franschman wordt beschouwd. Na twee jaar in vooracrest te hebben gezeten, wordt hij veroordeeld tot verbanning naar Guyana. Tijdens het transport maakt hij kennis met Germaine Leroux, die van spionnage beschuldigd is. Schwartz wordt overgebracht naar St. Martin de Ré. Vandaar wordt hij aan boord gebracht van het schip, dat hen naar Guyana voert. Zijn definitieve bestemming blijkt ten slotte het Duivelseiland te zijn, waar ook Dreyfus eens gevangen zat. Na eenigen tijd op dit eiland te hebben doorgebracht, probeert Schwartz met enkele andere bannelingen te ontvluchten. Hun poging mislukt echter. De eenige troost in zijn ballingschap is een correspondentie tusschen hem en Germaine Leroux. die echter na eenigen tijd sterft. Het jaar 1928 begint, en Schwartz heeft een voorgevoel, dat dit zijn laatste jaar op het Duivelseiland zal zijn. Er zijn bijna zes jaren om, en men had hem beloofd, dat hij zich na vijf jaren goed gedrag op het vasteland zou mogen vestigen. Een jaar extra heeft hij verdiend, door zijn poging om te vluchten maar die enkele maanden zullen wel gauw omgaan. Den 28en Januari 1928 wordt gouverneur Chanel, die altijd tegen de vrijlating van Schwartz van het Duivelseiland is geweest, vervangen door den heer Buhau Launay. De nieuwe heer bezoekt het Duivelseiland, en laat zich de ballingen één voor één voorstellen. Schwartz verzoekt hem, van het Duivelseiland te mogen verhuizen naar Cayenne. Het antwoord luidt ver nietigend „Zoolang ik iets te zeggen heb in de kolonie, blijft u op 't Duivelseiland. En ik zal wel zorgen, dat mijn opvolgers er niet anders over denken." Wat blijft den banneling nummer 25 nu nog anders over dan de vlucht Dezen keer moet en zal het hem lukken. Met taaie koppigheid verzamelt hij weer cocosvezels. Hij kan nu rustiger werken, omdat hij alleen woont. De bevolking van het eiland is aan 't slinken, want er komen geen nieuwe ballingen meer aan de tijd der spionnage-pro- cessen is voorbij en eenige menschen zijn al weg, naar 't vasteland twee liggen er begraven naast het Duivelsbosch, en een heeft de zee er. Opnieuw zal hij het groote waagstuk ondernemen. Hij wil naar 't land pagaaien op kussens van cocosvezelg; er. dan door 't oerwoud dringen. De Maronhzal hij we! Op de èêfi of andere manier over kunnen komen, dan maakt hij zich in Suriname bekend als Duitscher. De schrikwekkende Sabiani blijkt een heel geschikt man te zijn. Hij fluis tert Schwartz in, dat hij wel gauw naar Cayenne zal mogen hij, Sabiani, heeft zooiets hooren verluiden. Maar Schwartz gelooft het niet meer, en bouwt door aan zijn vlot. De kleerenuitdeeling in April maakt hem blij, want een nieuwe sterke broek en een buis leveren een goed overtrek voor zijn kus- Verder gaat alles zijn eentonigen gang koffiezetten en wat werken en levensmiddelen halen om twaalf uur eten dan visschen en teekenen, en mandoline-les geven aan Gaspar, den eenige, die de muziekstudie heeft doorgezet. Schwartz beoefent de sterrenkunde en geeft zijn zoon, die bij een schilder te Kehl in de leer is gekomen, schriftelijk onderricht in kleurenleer. Hij vertaalt in 't Esperanto, verzamelt kevers en planten, werkt in zijn tuin tje. Zoo komt de lange dag op het doodeneiland om, tot om zes uur de sleu tels weer rammelen. Sleutelhouder is tegenwoordig de gemeene moordenaar Bichier, dien men op die wijze tot de meerdere van blanken heeft gemaakt De maand Augustus brengt heel wat opwinding. Er is in Cayenne een negeroproer uitgebroken, en de gouverneur, Buhau Launay, vlucht, als ge vangene verkleed, naar het Duivelseiland. De ballingen zien den gevreesden meerdere totaal gebroken heen en weer wandelen, en stom uitstaren over de zee, en zij grijnzen van leedvermaak. Twee dagen lang ligt de torpedoboot, tot schieten gereed, voor Royal, terwijl de oproerlingen aan 't plunderen en vernielen zijn. Dan keeren de negers terug naar hun bosschen, en de torpedoboot verdwijnt, rookpluim in den nek. De inlandsche troepen werden nadien door compagnieën negers uit Senegal vervangen. Den 17en October hoort Schwartz opnieuw een gerucht, dat hij met het eerstvolgende transport weg zal mogen van het Duivelseiland en inderdaad, een week later komen de papieren Lefèvre, Audouin, Verin en Schwartz mogen met het eerstvolgende schip vertrekken. Kort voor het vertrek naar Cayenne maakt Schwartz tweemaal een buitengewone vischvangst. Eerst komt er een kolossale rog, een paar honderd pond zwaar, aan den haak. Chareyron en Audouin moeten komen helpen, Het Palmenplein te Cayenne. Een ander zicht op het Palmenplein. en er moet een harpoen (een vijl aan een stok) gebruikt worden, om het sterke dier baas te worden. Op het laatste moment ontsnapt het dier toch, met den harpoen in het lichaam, den haak in den bek de vischlijn van Schwartz meesleurend. Den volgenden dag vischt Schwartz met zijn reserve-tuig. Een middel matig groote visch dient als aas. Dan ziet hij plotseling de grijze rugvin van een haai. Die zwemt regelrecht op den haak toe, en een seconde later wordt er met geweld aan de lijn getrokken. Gelukkig had de visscher zijn tegenstander zien aankomen. Hij gaat tegen een rots staan, en viert langzaam de lijn trekt dan weer in viert weer. De haai worstelt en springt, en Schwartz schreeuwt om hulp. Ten laatste komen Richard, Chareyron en Christelle. 't ls hoog tijd, want Schwartz wordt moe. Bijna drie uren duurt nu het gevecht van de drie mannen tegen den visch, maar de mannen laten niet af. Eén van hen haalt zijn sabel, en nu slaan zij iederen keer toe, als de haai vlak bij den oever is. Het water kleurt zich rood. Langzaam minderen de krachten van het dier, de menschen overwinnen. Zij trekken den kolossalen visch aan land en slachten hem. Het vleesch van het monster, dat vier meter lang is, wordt gedeeltelijk verorberd, gedeeltelijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 12