No. 41 VRIJDAG 10 MAART 1933 1295 goeden wil kon Frankrijk hier in korten tijd een model-kolonie scheppen zoo goedkoop is de arbeidskracht. Maar er komen te dikwijls nieuwe bestuurders, ledereen probeert, met den minsten arbeid zooveel mogelijk opbrengst uit de kolonie te slaan, en voor de rest denkt iedereen ,,'t Zal mijn tijd wel duren." De drie ballingen wandelen door de stad en bespreken de hopelooze toestanden in de kolonie zij bezoeken dan het wonderwerk van Cayenne, den radio-zender met den honderd meter hoogen toren, en gaan vervolgens eten. Om acht uur moeten zij voorschrift binnen de huizen zijn, maar zij gaan nu ai naar hun kamers, want ze hebben genoeg gezien, en moeten hun krachten sparen voor de komende weken. Zij zullen namelijk werk moeten zoeken, want alles kost hier geld. Dus geld verdienen of omkomen. Crediet heeft de veroordeelde niet. Schwartz hoort binnen, bij zijn kostmenschen, vroolijk gezang, muziek en handgeklap. Hij wil doorloopen naar zijn kamer, maar ze hebben hem binnen hooren komen en noodigen hem uit, mee te komen feestvieren. De heer des huizes, een gespierde neger met een stierennek, is na een afwezigheid van drie maanden weer thuisgekomen. Hij had deelgenomen aan een onder zoekingstocht voor een firma, die naar goudaderen in het oerwoud speurde. Het verdiende geld had hij besteed aan opzichtige armbanden voor zijn vrouw, zware ringen voor zichzelf en lekker eten. De vrouw des huizes had gauw twee vriendinnen geroepen, en drie muzikanten met een slagwerker in dienst genomen om het weerzien te vieren. Nu zit de forsche neger op een stoel, stijf en stil als een afgod. Zijn veel- gaan. Zoolang het ding loopt, gaat alles goed. Maar als er iets aan hapert, begint men te duwen en te trekken, en probeert het géval met geweld weer in orde te krijgen. Met fietsen kan Meyer goed overweg, maar aan de naaimachines bederft hij meer, dan hij goed maakt, en Schwartz begint in te zien, dat 't met hem op den duur niet te bolwerken zal zijn. De meesterknecht van de firma Castex, een gewezen afgezonderde, die zich heeft opgewerkt, stelt hem aan den patroon voor. De heer Castex was vroeger Fransch koloniaal geweest. Hij kwam eens in Guyana terecht, en begon daar een kleine smederij. Die groeide geleidelijk tot een bedrijf, dat aan honderddertig menschen werk gaf, en zich speciaal met het repareeren van motoren en vaartuigen bezig hield. Castex werd een echte weldoener der kolonie zonder hem en zijn bedrijf zou menige yrijgelatene in ellende zijn omgekomen. Castex en Toto willen zich nu ook Schwartz aantrekken. Maar heelemaal vrij van eigenbaat zijn hun bemoeiingen hier niet, want zij waardeeren Schwartz als handig technicus, die zelfs een Duitsche technische school bezocht heeft. Zij raden hem af, bij Meyer te blijven, die overal schulden heeft, en liever in 't glas kijkt dan werkt. Het kan nooit lang goed gaan met Meyer. Schwartz gaat bij Castex werken, en verdient in t begin vijftien frank daags. Zijn loon stijgt echter met de week, totdat hij de twintig franken per dag bereikt heeft. Er wordt bij Castex acht uren gewerkt en dat is niet weinig, onder een golfijzeren dak, tusschen vuren, ijzer en machines. En boven het golfijzeren dak brandt de zon van Guyana. Maar men weet tenminste, waarvoor men werkt men kan zich zelf tenminste behoorlijk onderhouden 1 Om zeven uur fluit de kleine sirene. De mannen ko men allen stipt op tijd ook Castex en de onvermoeibare Toto. Tot vijf uur werken zij door, met de gewone pauzen. Een uur daarna reeds gaat de tropenzon onder. Bijna al de rammelende motorrijtuigen der kolonie moeten de werkplaats van Castex door. In Cayenne loopen de antiekste modellen, en ze loopen snel, met een ijzing wekkend gerammel van spatborden en motorkappen. Dikwijls slaan ze aan de hoeken der straten om, wijl de bestuurders een bocht te snel en te kort nemen. Dan heeft de firma Castex weer voor een dag werk. Dikwijls moet er een veer, een as of zooiets uit staal gesneden en bewerkt worden want een nieuw onderdeel zou er pas over vier maanden kunnen zijn en zoo lang kan de eigenaar van de machine niet wachten. Schwartz toont groote handigheid in 't uitmeten en afteekenen van zulke stukken, en als er plotseling een crisis begint, wekenlang geen werk binnen komt en bijna het heele personeel ontslagen wordt, be- hoort hij tot de tien mannen, die blijven kunnen. Die tien hebben óók niets te doen ze ruimen de werkplaats op, maken de machines schoon en praten. Maar Castex blijft hun 't volle loon uitbetalen. Tot er weer eens een paar ratelende vrachtauto's midden op de Rue de la Liberté tegen elkaar bonken, en opgesteven en gestreken moeten worden. (Wordt vervolgd) Eenige woningen van inboorlingen te Cayenne. Een nederzetting van in boorlingen te Cayenne. beringde vingers liggen op zijn knieën uit gestrekt en hij staart maar voor zich uit. De drie vrouwen dansen onafgebroken voor hem, draaien en keeren en wenden zich, en de muzikanten spelen, dat 't een steen ontroeren zou. De slagwerker ploetert met handen en voeten en kronkelt als een slang in een mandje. Dat gaat zoo uren en uren door, en altijd even onbeweeglijk, altijd even vol waardige verhevenheid blijft de heer des huizes voor zich uit zitten staren, langs de dansende vrou wen heen. Diep is zich de zwarte man bewust van zijn waardigheid als hoofd van 't gezin. Eerst na zonsondergang, als buiten de brulkikvorschen lawaai maken, heeft hij zijn overvloedig middagmaal verteerd en klapt hij in de handen. De muzikanten houden op, de vrouwen rennen naar de keuken, om nieuwe schotels, nieuwe lekkernijen aan te dragen. De hooge heer eet alleen, de mu ziek wordt betaald en weggestuurd. En als de reus, oververzadigd, opstaat, en buiten voor de deur 'n sigaar gaat rooken, storten zich de drie vrouwen, krijschend van vreugde, op de resten van den maaltijd. Meyer heeft in Cayenne een soort tech nisch atelier geopend. Hij repareert fietsen, naaimachines en gramofoons van overouden datum. Hij noodigt Schwartz uit, met hem samen te doen, en Schwartz gaat hierop in. Zij krijgen aardig klandizie, want de zwarte bevolking bezit heel wat fietsen en naaimachines, maar kan er niet mee om-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 15