Vcrfeccrd gelcncopl
DOOR CH. v. GULICK
(9ft *0(6 dool Jledetland. Landelijkheid Twente
De ruim dertigjarige, knappe dame, ingeschreven
als mrs. Hatley uit Boston, bewoonde sedert
twee weken suite 3a op de vijfde verdieping
van Hotel Monopole, gelegen op den hoek van de
45e Straat in Lincoln Square in New York. Gedu
rende die twee weken had mrs. Hatley haar ka
mers vrijwel niet verlaten. Thans stond zij gereed
te vertrekken. Haar rekening was betaald de
valiezen stonden beneden. Ofschoon zij haar hoed
reeds op had, draalde de jonge vrouw nog. Zelfs
scheen zij eenigszins nerveus, terwijl zij twee
weken lang de kalmte in eigen persoon was geweest.
Het was duidelijk dat mrs. Hatley nog op iets of
iemand wachtte.
Op dat oogenblik ging de telefoon. Vlug nam zij
den hoorn op.
„Ja, met mrs. Hatley." „Met den portier,
mevrouw. Hier is een heer om u te spreken."
„Een heer voor mij Even aarzelde zij, toen
„Ja, laat u dien heer boven komen. Ik verwachtte
hem." Zij legde den hoorn weer neer en bleef
wachten in een houding van ergernis. Even later
snorde de lift, stopte, waarna op de deur geklopt
werd. „Binnen," riep mrs. Hatley. Haar stem klonk
thans beslist geërgerd. „Waarom heb je de instruc
ties niet precies....?" Zij brak onthutst af. De
groote, zwaargebouwde man, die de kamer binnen
kwam en de deur achter zich sloot, was haar vol
komen onbekend. Zij ging een stap achteruit.
„U heeft zich vergist," zei ze. Maar de man stapte
verder de kamer in. „Toch niet. Ik ben hier te
recht."
„Maar ik ken u niet." Haar stem kreeg een
schrillen klank. „Ik heb u vroeger nooit gezien.
Wat
„Wel, ik u ook niet," antwoordde de ander,
die er uitzag als een gemoedelijke provinciaal.
„Maar ik heb een foto van u bij me en ook het
bevel tot inhechtenisneming."
Zonder zijn oogen van haar af te wenden, sloeg
hij zijn jas open en toonde het politie-insigne op
een wollen sporttrui, die hij inplaats van een vest
droeg. Zijn stem werd officieel„Ik arresteer u,
Mary Long, alias Joy Lever, alias mrs. Hatley,
wegens medeplichtigheid aan den juweelendiefstal
bij Göterin Beekfieldop 12 Juni van het vorig jaar.
Daar u een vrouw is, zal ik u niet op wapens fouil-
leeren, maar.... veiligheid boven alles. Wilt u
daarom dat handtaschje op den grond laten vallen?'
Plotseling werden zijn houding en stem vriende
lijker, alsof hij zijn plicht onaangenaam vond. Maar
zijn volgende handeling kon bezwaarlijk hartelijk
genoemd worden. Met een vlugge beweging had
hij een stel glimmende nieuwe handboeien uit
zijn zak gehaald, en die handig om de polsen van
de jonge vrouw gesloten. „Het spijt me werke
lijk maar ik mag niet anders."
De vrouw was kalm gebleven slechts haar plot
seling verbleeken verraadde haar aandoening. Ze
ging op de kleine sofa zitten.
„Was dat wel noodig zei ze, zonder trilling
in haar stem. Ze keek naar de boeien. „Voor zoo'n
sterk man als u. Ik heb me niet eens verweerd."
De stem van den politieman klonk bijna veront
schuldigend, toen hij haar antwoordde. „Ik zal u
zeggen hoe het is. Ik loop niet graag risico met u,
temeer daar ik nog maar zes weken sheriff van
onze streek ben en dit mijn eerste groote zaak is.
Enneu heeft den naam nogal listig te zijn.
Daarom hoop ik, dat u er geen bezwaar tegen
heeft, die dingen te dragen, tot ik u veilig in Beek-
field heb. Zij zijn van het nieuwste model." Hij
voegde het laatste er aan toe op een toon of het
zijn gevangene kon troosten.
„Ik heb ze nog geen uur geleden hier van het
depot gehaald. Och," hij lachte een beetje
schaapachtig, „ik heb het sleuteltje er nog aan
laten zitten. Dat is van mijn standpunt bezien
niet erg verstandig. Mag ik u daarom even lastig
vallen. Ja? Zoo." Hij trok het sleuteltje uit de
verbinding en bevestigde dat aan zijn eigen sleutel
ring, dien hij spelend om zijn voorvinger liet draaien.
Voor het eerst keek hij aandachtig rond. „Net
op tijd, geloof ik," glimlachte hij. „U scheen gereed
te zijn om te vertrekken."
„Dat was ik." Ze zei het bitter. „Mag ik mis
schien weten, hoe u mij heeft weten te vinden?"
Een scherper toeziend man dan de nieuwe
sheriff zou gemerkt hebben dat de vrouw, ondanks
haar schijnbare kalmte, sterk gespannen was. Zij
luisterde inderdaad zoo intens, dat haar hoofd er
pijn van deed. De politieman ging er op in de
ijdelheid had hem bevangen. „Dat wil ik u wel
zeggen," zei hij, gevleid door zijn succes. „U heeft
me zelf op uw spoor gebracht, door den brief, dien
ti eergisteren naar zeker iemand in Beekfield
heeft geschreven. Zijn naam zal ik u wel niet
hoeven te zeggen, is 't wel En hoe ik wist, dat hij
een brief van u verwachtte, och, dat zijn politie-
geheimen die moet je nooit vertellen. In elk geval,
mijn mannetjes overvielen hem op zijn kantoor,
vóór hij gelegenheid kreeg den brief te verbranden.
Dat was de groote fout die brief. Ik nam den
trein gisteravond, maakte hier in New York alles
in orde, kwam naar dit hotel, zei dat u mij ver
wachtte en kwam zoo boven. Eenvoudig, nietwaar?"
„Zeker," antwoordde ze, uitstekend een zekere
lusteloosheid simuleerend „en wat is nu uw pro
gramma
„Alle papieren zijn in orde, dus zullen we den
eerstvolgenden geschikten trein nemen. Die gaat
om 3.45. Dan kunnen we morgenochtend in Beek-
field zijn. Als u hier nog iets te doen heeft....
zegt u het maar. We hebben nog een klein uur
den tijd." In gedachten liet hij den sleutelring om
zijn vinger draaien.
De donkere oogen van de vrouw vernauwden
zich, ondanks haar zelfbeheersching, tot smalle
spleten. „Heeft u de lui hier in het hotel verteld
wat uw.... zaken waren?"
„Nee, niemand in New York."
Zij trachtte zoo onbevangen mogelijk te spreken.
„Doet u me één plezier. Nti u toch niemand-
gezegd heeft wie u is, doet u me dan ook het plezier
met mij op dsze kamer te blijven, tot zoo kort
mogelijk vóór het vertrek van den trein. U begrijpt,
ik heb niet graag dat ze hier merken.. ze hief
haar handen een weinig op.
„Zeker, zekir," antwoordde de politieman uit
de provincie, bijna hartelijk. „Niet het minste
bezwaar." Het volgend oogenblik bukte hij zich
over den telefoongids, die vóór hem op een ta
feltje lag nar.st het toestel. „Daar schiet me te
binnen, dat ik nog even het hoofdbureau moet
opbellen."
Ondanks haar zelfbeheersching schoot de jonge
vrouw iets hooger in haar stoel. „Maar u vertelde
me, dat niemand wist, dat u...."
„Ik ben alleen vanmorgen even bij inspecteur
Marrell geweest, om hem te zeggen, dat ik in de
zaak van Göter werk. Hij wou me natuurlijk een
paar mannetjes meegeven, maar ik heb hem
vriendelijk bedankt. Ik had hem door. Zijn bureau
met de eer gaan strijken Ik heb hem alleen
beloofd, dat ik hem even zou bellen, als ik ge
slaagd was." Hij lachte. „Marrell zal op zijn neus
kijken dacht natuurlijk dat alleen z'n eigen
lui zooiets konden klaarspelen. Hallo, hallo, ja,
met het hoofdbureau Hier, met sheriff Hanken
van Beekfield. Mag ik even inspecteur Marrell
Wat Nee, jonge man, met u kan ik dat niet
afmaken. Ik moet absoluut den inspecteur heb
ben. Goed, ik wacht wel even." Hij keek naar zijn
gevangene in den anderen hoek van de kamer.
„Die assistent dacht zeker, dat zoo'n boerensheriff
het wel met hem af kon. Verbeelding, dat die
lui uit New York hebben...." Met den sleutel
ring aan zijn vrije hand tikte hij spelend op het
kozijn van het open venster.