den en schreeuwt van de pret. Maar dan komt de groote film van den dag.
„De erfenis van den goudzoeker."
Ondanks de broeihitte in die besloten ruimte is de menigte toeschouwers
springlevend hardop schreien ze mee met de stomme spelers op het doek,
hardop lachen ze, als zij lachen, jolig en opgetogen zitten ze te smakken, als
eindelijk de uitvoerige kus het gelukkige einde aangeeft.
Nergens zal men een vroolijker en dankbaarder publiek vinden dan onder
die donkere heeren in Cayenne, zelfs als de laatste vijftig meters van de film
zoo verregend zijn, dat de onvermijdelijke goede afloop slechts door een
sluier van tropischen regen te zien is.
Eerst tegen middernacht komt het einde van den langen, heerlijken
feestdag. Dan sluiten de vrijgelatenen hun tenten en maken zij de kas op.
Bij den stoomcaroussel klinkt nog éénmaal het lied van „de schoone Sabine",
dat door het orkest met alle kracht van de longen wordt gespeeld, en door
alle aanwezigen meegezongen en dan wandelen de groepen langzaam
huiswaarts, opgewonden pratend, de mannen aan den éénen, de vrouwen
aan den anderen kant van de straat.
Zijn Zon-en feestdagen brengt XXV. MENSCHEN OP
Schwartz buiten door, ver van
het gebied der stad Cayenne. qf GROOTE AARDE"
Eigenlijk mag hij 'n zekere grens "ÜKUUIt AftHUfc.
niet overschrijden maar wat
moet hij beginnen in die heete, kwalijk riekende straten, waar niets te
beleven valt dan hoogstens weer eens de motorfiets-wedstrijden der jongelui
van beteren stand
Met teekenbord, potlood, plantenbus en verder gerei wandelt hij naar
buiten, en zoekt een plaatsje ergens aan den zoom van het oerwoud. Nauw
gezet wordt iedere plant, die hij nog niet kent, bestudeerd, wordt iedere kever,
ieder dier nageteekend. Menigmaal moet hij de gekozen plek in allerijl ver
laten, als er een donkere wolk bloeddorstige muskieten op hem aanvalt, en
met een dikke laag zijn gezicht en zijn handen bedekt.
Menigmaal ook komen er inboorlingen voorbij, die zich uit hun ellendige
dorpen naar de stad reppen, om niet te laat te komen voor de Zondags-
tractatie, de film. Zij verbazen zich, als zij den blanke zien, die in het gras
zit te teekenen beschroomd komen zij dichterbij, kijken op zijn papier
en schudden het hoofd. Hoe kan een mensch zoo dom zijn, om dat onkruid
na te teekenen 1 Liefde voor de natuur kennen zij niet de natuur is hun
vijandin. Een film met wilde ruiters in de steppen is hun duizendmaal liever
dan het mooiste plekje in 't bosch, dan de hoogste koningspalm, de schitte
rendste waterpartij.
Er heeft zich in Cayenne een club gevormd, waarvan alleen vroegere
bagno-menschen deel uitmaken. Ook Schwartz wordt toegelaten, maar hij
ziet van dat gezelschap gauw weer af. Den schepter zwaait er de voormalige
afgezonderde Dumont, een groote, grove kerel, anarchist van top tot teen.
Dumont voedt een ziekelijken haat tegen alle menschen, en zou niets liever
doen, dan ze uitroeien.
Als hij 't te pakken krijgt verlangt hij naar een fijn, goed gesmeerd
machinegeweer en een paar kisten munitie. Dan zou hij zich op zoo'n parade
dag op het Palmenplein opstellen, en maar raak schieten onder die blanken
en die smerige zwarte honden, tot er niemand meer een been verzetten kon.
Hij schept er een duivelsche vreugde in, zich die slachtpartij zoo echt en
levendig mogelijk voor te stellen.
Hij heeft in zijn leven te bittere ervaringen opgedaan in den oorlog
Als omroeper in Cayenne
fungeert een levenslang
veroordeelde.
voeten en hoofd en
knieé'n en ellebogen
de maat aangeeft,
wordt het rondom
niets dan trappe
lende vroolijkheid.
In een wijden
kring staat daar,
bont gekleed, de
dameswereld van
Cayenne, absoluut
lijkblauw ge
schminkt en ge
poederd, de haren
zoo Europeesch
mogelijk lang uit
getrokken en zwaar
geolied,japonnetjes
slechts tot déér-
aan-toe en kousen
van glimmende
zijde, schoentjes
zoo blinkend ge
poetst als 't maar
kan.
De rijpere jeugd
staat rondom de
proestende stoom
machine en spreekt
vakkundige beoor
deelingen uit, ter
wijl de jongere
kinderen zielsge
lukkig wegrijden
op steigerende,fees
telijk opgetuigde
schimmels, gevolgd
door de bezorgde
blikken van blijde
ouders. Eenieder
komt hier op het
feestterrein om te
zien en gezien te
worden.
De enkele blanken, die zich wagen tusschen de massa goedgekleede
zwarten, worden nauwelijks opgemerkt. Het zijn trouwens maar vrijgelatenen,
de meesten, en enkele bannelingen. Wat beteekenen die blanken eigenlijk
Niet de moeite waard. Het is een spreekwoord in Cayenne
„De blanke moet zwoegen, de halfbloed verdient geld, en de zwarte..
rust uit."
Op den avond van den nationalen feestdag is er op de markt nog een
schouwspel van eigenaardige
schoonheid te bewonderen. Dan
voeren inboorlingen daar hun
dansen uit. Dat wil zeggen
alleen de negerinnen dansen,
terwijl de mannen er de noodige
lawaai-muziek bij slaan.
En overal in 't rond begin
nen dan die fijne, gepoederde
dames zich in de heupen te wie
gen. Straks zullen zij alle def
tigheid, al die moeilijk verwor
ven Parijsche manieren verge
ten en zich handen-klappend in
den kring werpen, dansend en
joelend 1 Maar neen, zij schamen
zich voor elkaar. Zij schamen
zich nu over de oude gebrui
ken, liederen en dansen dér va
deren, omdat ze beschaafd zijn,
lezen kunnen en schrijven, mis
schien zelfs een rammelend,
tienjarig Fordje bezitten 1
Maar deze lange dag biedt
nóg een heerlijkheid, een bios
coop-voorstelling namelijk.
Eerst wordt er een kluchtige
film vertoond, waarin zeer veel
gebokst en geranseld wordt.
De menschenmassa in de
donkere ruimte klapt in de han-
Een groep bannelingen
aan den arbeid.