i 'mlËk' L-. Wf' TËVËRNEUWING I - i en ook de vrouwen Een nieuwe lente, nieuw geluid, De knoppe' en takken breken uit. De vogels maken feestgerucht. De zon staat stralend aan de lucht. En ieder voelt zich jong en blij, Als was het reeds de maand van Mei. En ziet, in 't kleine Ellemeet Maakt iedereen zijn ros gereed, Zooals het altijd is geweest, Bij 't vieren van het lentefeest. De paarden moeten vóór den Mei Hun pooten uitslaan, jong en vrij. De stallucht moet er eind'lijk uit Voor geur van gras en 't jonge kruid. Dus vlug te paard, een blijde stoet, Het zomerzonnetje doet goed. Een blijde zegetocht rondom Het dorp en dan weer vlug weerom. En ondertusschen stapt de muziek Stramheid er uit en rheumatiek. Het heele dorp is op de been, Ontbreekt de wintervorst alleen. Die nam reeds naar het Noorden wijk, En liet de lente na zijn rijk. De muziek Iaat 't niet bij 't begin, Maar haalt zoo straks de ruiters in. Dan wordt de vreugde voortgezet Bij trommelgeroffel en trompet. En wie vandaag niet lachen kan, Dat is geen man, dat is geen man En ook de vrouwen, fier van aard, Bestijgen nu vol trots een paard, Een paard, met bloemen opgesierd, Omdat men nu de lente viert. En blaas er vroolijk maar op los, De klokjes trillen in het mos. Ieder geniet van klank en kleur, En men verdringt zich voor de deur, Maar ook voor onzen fotograaf, Wie droef kijkt is een witte raaf. Het rijden brengt veel zweet en stof, Een ienkel gloasje spoelt 'et of. Zoo houdt men daar een feest in stand. Van jaar tot jaar in 't Schouwsche land, Een. lentefeest van vroolijkheid, Den wederkeer van Mei gewijd. Zoo heeft elk dorp zijn eigen feest, Dat altijd is en is geweest, Dat ieder jaar opnieuw ontwaakt, Als Winter's boeien zijn geslaakt. ïMjMr 1 maakt iedereen zijn ros gereed en men verdringt zich voor de deur

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 17