<9fi uU dooï Jiefaüand.
No. 42
VRIJDAG 17 MAART 1933
1333
andere wat minder. Daarom heb ik den brigadier
laten telefoneeren, dat de man die me bevrijdde,
mijn hand en mijn hart ter belooning zou krijgen."
„Hè schreeuwde sir Lancelot. Hij zweeg, om
adem te halen. „En mag ik vragen, welke ridder je
veroverd heeft Zeg maar meteen 't ergste."
„George Robertson heeft met een halve lengte
van Freddie Potterday gewonnen. Hij kan ieder
oogenblik hier zijn, om met u te praten."
„Maar je wilt toch niet zeggen, dat je van plan
bent dat grapje door te zetten Je bent toch zeker
niet verliefd op dien kwast Ik heb hem nooit
gezien, maar...."
„Natuurlijk niet, paps. Hij heeft 'n leuk gezicht
en een Alfa-Romeo, maar ik ben niet verliefd op
hem. Dus nu moet u er aan te pas komen."
„Ik?"
„Hij komt straks met u praten over mij.
U moet met hèm praten over óns."
„Ons
„De familie. U moet hem bang maken. Maak hem
zoo bang, dat hij voor de veiligheid met een politie-
agentes trouwt. Zeg maar, dat er krankzinnigheid
in de familie zit, of dat we al eeuwen lang snorken,
wat u maar wilt. Pak hem maar flink aan."
„Dat zal ik zeker," zei de Eerste Baronet vinnig.
Borloch, van de „Dagbode", was geen lafaard,
maar toch zonk zijn hart hem in de welgepoetste
schoenen, toen hij aan de bel van huize Rainey
trok. Na een korte pooze ging de deur open en
bevond Borloch zich in tegenwoordigheid van een
absoluut uitgelezen butler. Tot zijn verbazing
keek de butler hem niet aan met die ijzige wrang
heid, die hij had leeren verwachten van butlers.
„Uw naam, meneer?" De butler keek bijna
welwillend.
„Brmpmhn," mompelde Borloch, die menigmaal
onder dien geheimzinnigen schuilnaam was binnen
gekomen, waar collega's met hoogere salarissen het
niet eens probeerden.
„O juist," antwoordde de butler. „Ik geloof,
dat sir Lancelot u verwacht. Als u me maar volgen
wilt.
Het ging tot nu toe onheilspellend makkelijk,
dacht Borloch. Hoe kon de oude Rainey hem ver
wachten
De butler deed een deur open en liet Borloch
in een gemoedelijke, donker-eikenhouten kamer
in de diepte van dit vertrek zat 'n oudachtige heer
aan een bureau, met zijn rug naar het licht.
„Meneer Rbmphm," kuchte de butler, en hij
verdween.
Sir Lancelot stond op van zijn stoel en strekte
de hand uit.
„Kom binnen, jongen ga zitten. Neem een
sigaar. Neem een whisky-soda."
Met eenigen schrik ontdekte Borloch, dat hij in
een diepen stoel zat, met een corona die als 'n boeg
spriet uit zijn roode gezicht stak. De whisky-soda
wees hij af.
„Ik hoop, dat u me de vrijpostigheid niet kwalijk
neemt, sir Lancelot," kon hij eindelijk uitbrengen.
„Maar ik wou u graag een oogenblik spreken over....
eh.... over een onderwerp...."
„Mijn dochter
Borloch begon zich een beetje nevelig te voelen.
Was dit een valstrik?
„Eigenlijkahem!.... jawel, sir Lancelot.
Inin verband met deehmet het
geval.ik bedoel het kleine.incident in de
Wijnstraat vanmorgen. Dat wil zeggen...."
„Natuurlijk, beste jongen, natuurlijk. Ik begrijp
't volkomen. Van jouw standpunt bezien was 't
zeker een nogal belangrijk incident. Hè Wat
En voor het eerst in zijn leven kreeg Borloch
een stomp in de ribben van een baronet. Hij veegde
zich het gezicht af.
„Zeer belangrijk," gaf hij toe. Dus de oude heer
wist er alles van. Maar zou hij wat loslaten
„Natuurlijk, natuurlijk," ging sir Lancelot
voort. „En ik begrijp volkomen, dat een jonge man
in uw positie een paar vragen wil stellen. Neem
een whisky-soda."
„Dank u," zei Borloch. Zoo'n gemakkelijk
interview had hij nog nooit gehad.
„U zult bijvoorbeeld wel graag wat meer over
onze familie willen weten, denk ik?"
Aan den rand pan de Veluwe (Wapenveld).
„Dank u heel graag," zei Borloch.
„Nu 't is een vrij lange en nogal onver
kwikkelijke geschiedenis," bekende sir Lancelot
met geestdrift. „Aan den kant van haar arme,
lieve moeder ik ben weduwnaar, zooals u weet
is Violet de afstammelinge van een lange rij
hopelooze drankzuchtigen in Northumberland. De
oorsprong van die kwaal gaat verloren in de
nevelen van het verleden. Mijn vrouw uitgezon
derd hebben zij zich allemaal in een vroegtijdig
graf gedronken. Neem een whisky-soda."
„Nee, dank u, heusch niet," zei Borloch. Maar
zijn oogen schitterden. Hij zag zijn eerste alinea al
voor zich.
„Aan mijn kant van de familie," ging de baronet
weelderig voort, „ziet 't er helaas nog donkerder
uit. Mijn voorouders waren uienkweekers in 't
Westland een feit, dat zelfs door hun beste
vrienden niet graag vermeld werd. Maar nog
erger is, dat we al sedert zes geslachten lijden aan
erfelijke waanzinnigheid. Mijn overgrootvader
liep altijd met een groot stuk varkensvleesch in
de hand, want hij verbeeldde zich, dat hij een
been was. Mijn grootvader was een moord-maniak.
En mijn vader heeft zijn heele leven besteed aan
het verzamelen van vlindernetjes. Ik heb zelf
dikwijls last van hallucinaties, en ik gebruik mijn
soep altijd met een fietspomp. U zult dus wel
begrijpen, dat er bij Violet vanmorgen niets anders
in 't spel is geweest dan een tijdelijke verstoring
van haar geestelijk evenwicht. Neem een whisky-
soda."
„Sir Lancelot," zei Borloch, met tranen in de
oogen, „u hebt mij een grooten dienst bewezen
een dienst, dien ik nooit zal vergeten. U zult me,
hoop ik, niet kwalijk nemen, dat ik nu maar
gauw ga
„Volstrekt niet, jongen, volstrekt niet. De
omstandigheden kunnen natuurlijk veelZoo,
Violet
„Hallo, paps,"zei Violet. „Ik wou u alleen maar
even vragen, of u niet te boos zult doen tegen mijn
vriend, als hij komt." Toen zag zij Borloch. „Par
don. Ik dacht, dat u alleen was, pa. Zoudt u me
niet even voorstellen
„Je ve-voorstellen hakkelde hij.
„Ja, pa, alstublieft."
„Mu-mu-mu-maar is dót dan je vriend niet
Sir Lancelot stiet met een beschuldigenden vinger
naar Borloch.
„Nog niet," zei Violet.
„Als u me excuseeren wilt, sir Lancelot," zei
Borloch haastig. „Ik moet eens maken, dat ik op
't bureau kom. Mijn hoofdredacteur...."
„Je wat 7" schreeuwde sir Lancelot.
„Mijn hoofdredacteur, sir Lancelot. Hij zal u
even dankbaar zijn als ik, dat u zoo buitengewoon
openhartig bent geweest en zoo edelmoedig, om
mij dit interview toe te staan."
„Wacht evenhuilde de baronet. „Je heet
toch Robertson
„Nee, sir Lancelot. Mijn naam is Borloch, van
de „Dagbode"."
De baronet scheen op het punt te staan, om te
barsten. Zijn mond ging open en dicht als die van
een krokodil, maar er kwamen geen woorden.
Toen schenen zijn verdoofde zinnen plotseling
te herleven. Met een wild gebrul deed hij een duik
naar Borloch, die terzijde sprong met de snelheid,
die tot de beste eigenschappen van den vaardigen
journalist behoort. Nu hij echter bemerkt had,
dat het duikseizoen geopend was, dook Borloch
zelf naar de deur. Onderwijl greep de razende
baronet een groote Oostersche vaas en slingerde
die naar den verslaggever.
De vaas passeerde eenige graden aan stuur
boord langs Borloch, en trof een slanken jonge
man, die juist over den drempel kwam. De slanke
jongeman gleed zacht en kalm op een onbetaal
baar Perzisch tapijt.
„O, o, oooo kreunde Violet. „Het is George,
en u hebt hem vermoord 1" Ze ijlde naar de roer-
looze gedaante van den slanken jongeman en
vlijde zijn hoofd op haar arm. „Lieve George,
engelachtige Georgie, mijn schattige kleuter,"
snikte Violet, stukken antiek porselein van George
Robertson plukkend. „O, ik heb nooit geweten,
dat ik zóóveel om je gaf."
„Ik ook niet," mompelde de baronet, naar zijn
vaas kijkend.
Violet keerde zich naar hem toe.
„Zoudt u nu niet eens iets doen, in plaats van
daar maar te blijven staan als een visch
„Visschen staan niet," zei de baronet knorrig.
„Wat kón ik doen
„Water halen. Een dokter halen. Jenkins ha
len."
Zij haalden water. Zij haalden een dokter. Zij
haalden Jenkins. En George Robertson werd
beter. Zóóveel beter, dat hij in den loop van den
middag sir Lancelot in de bibliotheek te lijf ging,
en solliciteerde naar de positie van schoonzoon.
„Hoor eens, jongeman," sprak sir Lancelot
met vaste stem, „ik heb een heeleboel Oostersche
vazen, maar één dochter. Hou je van haar?"
„Sir Lancelot, ik vereer den grond, waar zij
op gaat."
„Hm, dat moet je haar maar niet te dikwijls
vertellen, anders gaat ze op hol. Houdt ze van
jou
„Nu, sir Lancelot, ze heeft me zooeven verteld,
dat ik op Clive Brooks lijk, en ik hoopte...."
„Ja ja, da's een goed teeken. Maar één ding moet
je goed begrijpen, jongeman het kan me niet
schelen, of je millionnair of verzekeringsagent
bent, maar de man, die met Violet trouwt, moet
een positie hebben."
„Ik heb net een positie aangenomen, sir Lance
lot. Ik begin Maandag, en 't werk trekt me reus
achtig aan."
„Wat is 't voor een baantje?"
„Assistent-verslaggever, sir Lancelot aan
de „Dagbode"."