No. 42 VRIJDAG 17 MAART 1933 1341 komen, al moet ik ze zelf in den grond zetten." Clara zag neer in het ernstige, ronde gezichtje van Effie. Clara's oogen waren donker van rampzaligheid. „Effie," zei ze langzaam, „ik ben een graote stommeling geweest." Rob kwam een uur daarna thuis, en hij vond de twee vrouwen dicht naast elkaar op de rustbank zitten. Haar oogen stonden vreemd en zij hielden beiden een klein, nat prulletje van. een zakdoek omklemd. Maar Effie grinnikte en Clara keek op met een flauw lachje, waarin een hartelijker welkom lag dan zij haar zoon in jaren gegeven had. Rob wou zijn vrouw kussen, maar zij stond op en ging een stap achter uit, de hand opheffend tusschen hen in. „Nee, jongeheer dat gaat zoo maar niet. Eerst vertellen." „Nu, ik heb wat. Maar ik hoop niet, dat je me zult dwingen, om 't lang vol te houden. „Wat is 't Rob kreeg een kleur. „Hoor eens, Effie, ik heb een ellendigen dag gehad. Je kunt zoo maar niet 't kantoor van een bankdirecteur binnenloopen, of directeur van een filmmaatschappij worden, zie je Maar ik heb er goed aan gedacht, wat je gezegd had iets met salaris geld op tafel iederen Zaterdag avond, al was 't nog zoo weinig...." „Verstandig, dat je 't onthouden hebt, jog 1" „in ieder geval heb ik 't gedaan. En ik hèb watmaarik durf 't haast niet te vertellen. „Wat is 't voor werk?" „Een wagen besturen," zei Rob zacht, met zijn oogen naar den vloer. „Robbie Fijn 1 Net als mijn vorige vrijer, die voor Swift reed Heerlijk een echte vrachtauto „Vrachtauto 1 Wie heeft 't over een vrachtauto Daar moet je mee om kunnen gaan. 't Is een paard, Effie. Een doodgewone ouwe knol. En een wagen met kaas er achter „Hoera!" riep Effie, en ze sprong tegen hem op, sloeg haar armen om zijn hals en kuste hem vroolijk. „Rob, ouwe suikerboon dat je bentReuzen- kranig Ik ben trotsch op je 1" Rob begon zachtjes te grinniken, ,,'t Is voor eei] delicatessen-handel, Effie. Als ik een paar dagen tijd had gehad, om rond te kijkenmaar 't werd al zoo Iaat, en ik begon wanhopig te worden. Je zei, dat ik niet thuis behoefde te komen, als ik geen baan had, dus toen heb ik dit maar genomen. En ik moet morgenochtend beginnen, om zeven uur. Enfin, 't betaalt in ied;r geval contant, lieveling, iederen Zaterdagavond. Tweeëntwint g dollar vijftig per week. En nog provisie van de cntvang t ook. Als ik een beetje aanpoot, breng ik 's Zaterdags vijfendertig smakkers meeNou?" XI Fred Feene koesterde zich in een gevoel van weelde, dat hij zich niet kon herinneren, ooit bezeten te hebben. Hij was niet ziek meer. Alle pijn was weg uit zijn gebeente, al het kloppen uit zijn hoofd, al de koorts uit zijn lichaam, j Maar heelemaal in orde kon hij nog niet zijn, want als hij stevig gezond was geweest, zou hij dan zoo schandelijk laat nog in bed liggen Als hij heele maal in orde was geweest, zou hij zeker over 't een of ander getobd hebben Maar hij trok zich nergens iets van aan. Zooeven was Effie in de kamer gekomen, met het late ontbijt leuk op een blad, en Effie had hem verzekerd, dat hij zich nergens zorg over hoefde te maken. In die kwestie van de hypo theek was voorzien, zei Effie, en ze voegde er bij, dat h;j zich 't hoofd niet hoefde te breken over geld, want Rob had weer een pracht van een positie in de stad. Feene aanhoorde het nieuws met een stralenden glimlach. Hij was van plan te vragen, hoe het geregeld was met de hypotheek en wat die mooie positie van Rob was. Maar Effie had maar door staan ratelen. Hij had om haar moeten lachen, en zijn vragen vergeten. De verpleegster was ontslagen. Het was een aardige vrouw, maar Fred Feene had Effie liever om zich heen. Ook Clara was hem komen bezoeken. Ze legde haar hoofd op zijn kussen en wreef met haar wang langs de zijne. Zij was ongetwijfeld veranderd, meer de Clara die zij in het eerste jaar van hun huwelijk geweest was. Feene was benieuwd, waardoor zij zoo veranderd kon zijn. Maar zou hij 't wel vragen? Het zou haar misschien ergeren, als hij 't vroeg. Clara ergerde zich dikwijls over kleinigheden. Het was beter, de gaven der goden aan te nemen en niet te vragen Nu lag hij stil en hij dacht over schepen. Die oude walvischvaarder bijvoorbeeld, de Nell en Susan. Wat je noemt netjes kon die eigenlijk niet zijn Een smerige oude kast, voor het werk gebouwd. Hij kon haar voor zich zien, zonder dat hij de oogen dicht deed, met een kolom van rook overdag en van vuur bij nacht, als het kookfornuis het vet opgaf, waarmee het gevoed werd. 't Zou wel geen erg lekkere lucht zijn, maar toch was er iets romantisch aan die oude kast Hij dacht het zich in, walvischjagen tusschen het ijs van de zuidpool, met de gehavende oude voorplecht tegen koraal-eilanden stootend, en dan weer verloren in de nevels van de Noordelijke Zuidzee of de Zee van Okhotsk een jaar weg, twee jaar, drie jaar, en eindelijk weer terug naar New Bedford, zwaarbeladen met rijkdom en de mannen met heimwee. Dat was een leven, dat was een schip Er kwam onrust in Feene's aderen. Zijn gedachten gingen van de zee over op zijn werkbank. Zijn vingers jeukten om de blokjes aan te vatten en de ingewikkelde draden van het tuig, dat nog slap neerhing op zijn model van de Nell en Susan. Het spook van een oude gewoonte trachtte op te dringen tusschen hem en zijn verlangen, hem vermanend dat het verkeerd was, zoo werkloos te liggen en ook maar te denken aan zijn scheepsmodel, terwijl het huis en Clara al zijn tijd en zijn energie noodig hadden. Maar er scheen iets gebeurd te zijn met zijn geweten. Hij kon er zich niet slecht door voelen, zooals vroeger het geval was geweest. Fred Feene stak zijn beenen buiten het bed en keek rond naar zijn kleeren. Beneden kwam Effie van de telefoon. Zij ontmoette Ciara. Effie glim lachte tevreden. „Ik heb een nieuwe betrekking," vertelde ze. „Maandag beginnen. Ik ga weer naar dr. Paxley, van de Warburton-Galerij „Is dat een kunsthandel?" vroeg Clara. I I I I

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29