No. 43
VRIJDAG 24 MAART 1933
1373
kan zetten en in 'n behoorlijke zaak kom, koopen we 't huis weer terug.
Zeg, Effie Moet je hooren Rob las voor
GEVRAAGD werkelijk prima verkooper, iemand die 't kan
noem zelf uw salaris en provisie, als u verkóópen kunthet kan er af.
Mijn artikel verkoopt zichzelf prachtig gebied open voor den rechten
man bewijs van verkregen resultaten moet geleverd worden
„Het adres is een post-box zou ik maar geen halven dag vrij nemen, om
er achterheen te zitten 't Lijkt me wel iets."
„Mij lijkt 't een bos brandhoutspotte Effie. „Hij moet een kampioen-
verkooper hebben, maar toch verkoopt zijn rommel zichzelfWaarom laat
hij 't dan zichzelf niet verkoopen en houdt hij z'n geld in z'n zak Nee, joggie,
da's een verkapte advertentie om een ezelskop Zoek maar wat anders
of blijf bij je kaas 1"
„Over kaas gesproken riep Rob uit. „Daar heb ik eens over nagedacht.
Misschien zou een heel stelletje delicatessen-zaken heel goed gaan. Net zoo
iets als de Vereenigde Sigarenwinkeliers. Je moest eens een stelletje van die
malle zaakjes zien, waar ik kaas aan verkoop. Er zitten de onbenulligste lui
in. Maar ze verdienen allemaal geld Goed geld, en ze hebben geen flauw idee
van zaken doen. Als ik maar geld had, om in een combinatie van winkels te
steken, kon ik een millioen per jaar verdienen
„Een beetje minder zou ook al mooi zijn I" riep Effie. „Nu hoor ik je
voor 't eerst verstandig praten, zoolang we getrouwd zijn. Je begint mensch
te worden.
„Dank je wel, lieveling. Dat is't eerste vriendelijke woord, dat ik van je
krijg, zoolang we getrouwd zijn. Als ik er nog een paar krijg, maak ik misschien
ons fortuin in den kaas- en worsthandel."
Clara zuchtte weer.
Zij kwam bij het raam vandaan, met stijf toegeknepen lippen.
„Ik moet maar niet flauw zijn. Fred moet weten, hoe 't staat, ik zal 't
hem gaan vertellen. Arme Fred hij zal wel eens erger geschrokken zijn
bijvoorbeeld toen hij sommige rekeningen te zien kreeg
„U moet 't hem zeggen," gaf Effie toe. „Wil ik meegaan, moeder? Om
de helft van de verantwoordelijkheid op me te nemen en den schok een beetje
te breken
„Ik zal 't wel stellen, kind. Je hebt al genoeg vervelende dingen moeten
opknappen, sinds je hier bent. Nu
„Even wachten, moeder
Effie keerde zich om, van het raam af, en beet op haar lip. Ze kneep
zenuwachtig de handen toe.
„Wat heb je?"
„Kijkt u even naar buiten, moeder wilt u Ziet u een grooten auto
aankomen
„Ja. Ik weet niet wie...."
„Is hij den hoek omgegaan?"
„Neen hij komt dezen kant uit. 't Zal toch de nieuwe wagen van de
Browns niet zijn? Hé, Effie...."
„Ja moeder wat
„Ze stoppen hier
„Is 't waarachtig?"
„Ja! ikzou Louise er zijn? 't Is een man dien ik nog nooit gezien
heb. Zeker een vergissing
,,'t Is géén vergissing I" riep Effie. Zij had plotseling al haar energie
weer terug. Ze had Rob de kranten uit de handen gerukt en gaf hem 'n duwtje
met haar elleboog. „Maak dat je wegkomt. En neem die kranten mee.
„Zeg, hoor eens...."
„Hoor zelf maar! Toe dan. Ik kan je hier niet hebben. En u ook niet,
moeder.
„Ben je gek geworden vroeg Rob. ,,'t Lijkt waarachtig wel, of 't huis
van jou is."
Effie's stem werd kort. „Weg. De kranten meenemen. Ik zal je wel roepen,
als je kunt komen. Er komt een heer om me te spreken, en ik wil jou niet
in de buurt hebben...."
„Voor jou riep Clara. „Wie, Effie
Er werd gebeld.
„U ook, moeder! Gaat u alstublieft naar boven. Maar niet bij pap. Ik
zal hem direct moeten hebben. U moet hem niets vertellen. Niet bij hem komen.
Doet Louise nu nóóit open Toe, moeder, gauw weg - door de eetkamer.
Ik wil niet
Bij de deur keerde Rob zich om, plotseling weerspannig. „Zeg op wie
is die kerel
„Stil toch Ga weg
„Hoor eens, Effie je bent mijn vrouw ik wil geen vreemden man.
Effie gaf hem een duwtje en tegelijk een tikje op de wang, en sloeg de
deur achter hem dicht.
Louise kwam de kamer in.
„Een heer vraagt u te spreken, mevrouw meneer Porterfield.
„Hier maar binnenlaten, Louise." Effie had nauwelijks den tijd, om
haar haren achteruit te schudden. Ze trad rustig, vriendelijk, innemend
vooruit.
„Meneer Porterfield Ik vind 't vreeselijk prettig, dat u me na al die
jaren nog niet vergeten bent. Ik heb heusch niet durven hopen, dat u zou
komen
XIII.
Rob en Clara zaten in de eetkamer. Er ging een uur voorbij. Toen nog een
uur. De Zondagmiddag begon een Zondagavond te worden.
Rob was een heer, Rob's moeder was een dame. Zij dachten er niet aan,
iets af te luisteren of zich in te dringen in gezelschap, dat niet naar hen vroeg.
Daarom deed Rob zijn best, de Zondagsche kranten te lezen. Clara zat lijstjes
te maken van huishoudelijke artikelen, die ingepakt en overgebracht moesten
worden. Maar het geroes van stemmen drong door de deur, eerst van twee
stemmen, toen van drie.
staat