Schwartz weer thuis in den familiekring. No. 44 In triomf wordt Schwartz na zijn terugkeer door de straten van Kehl naar het stadhuis gevdtrd. Vermoeid legt Schwartz zich neer op den planken vloer. De opwinding van de laatste dagen en het afscheid hebben hem afgemat. Een slaapplaats heeft hij niet, want hij heeft maar een tusschendek- kaartje, tegen den prijs van honderdzestig frank. Natuurlijk uit zijn eigen zak be taald. Hij slaapt diep en vast, tot de machine stilstaat. De dag komt zich aandienen. In het oosten, boven het verre vaderland, probeert de hemel al te blozen. Hij staat op, kijkt rond en krimpt ineen van schrik. Het schip blijft liggen voor de „Eilanden des Heils". Daar ligt het Duivelseiland met zijn palmen, met het dorp, met het Dreyfus- huis en daar is St. Joseph, met zijn tuchthuis. En daar, uit de donkere ge daante van het eiland Royal, maakt zich een sloep los. Zes gebukte ruggen wazen lichtbruin, en de bewaker geeft met eentonigen zing zang de maat aan, als de onbarmhartige strooming overgestoken moet worden. De menschen in de sloep komen dichterbij. Zij zien Schwartz. Twee hunner herkennen hem en geven hem heimelijke wenken. De vier anderen zijn nieuwelingen. Men wordt niet erg oud in 't bagno, vooral niet als roeier. Na eenige minuten oponthoud om post af te geven en aan te nemen stoomt de St. Raphael weer weg, de open zee in. Snel gaat het in de strooming, die het schip meesleept. Alfons Paoli Schwartz staat aan de reeling, onder de wapperende drie kleur. De zon is opgegaan en heeft den oceaan met licht overgoten. En heel ver weg, daar, waar zee en licht en horizon elkaar raken, ver dwijnt langzaam een klein stukje rots, een zandkorrel, een niets in de ein deloosheid het Duivelseiland. Op 1 April, laat in den middag, ankert het schip voor St. LauYent du Maroni, en 's nachts om één uur, den tweeden April, verlaat het kleine kust vaartuig voorgoed de strafkolonie Guyana. Bij het aanbreken van den dag wordt het lichtschip Suriname gezien, en dan gaat het stroomafwaarts, naar Paramaribo. In den loop van den middag is het scheepje aan het doel, in de haven. De Hollandsche immigratie-ambtenaar komt aan boord. Hij zoekt den bevrijde, die be scheiden in een hoek staat te wachten. De jaren hebben 't hem verleerd, naar voren te dringen. Alleen de eerste-klas- passagiers dringen naar voren, op grond van hun voornaamheid, hun naam, hun waardigheid, hun titel zelfs. Maar de ambtenaar laat hen allemaal wachten. Er is daar een mensch, die meer recht op vrijheid heeft dan alle anderen. Voor hem is iedere minuut kostbaar, want hij moet bijna veertien jaren van zijn leven inhalen. Die schamel gekleede, magere man wordt door den Hollandschen ambtenaar het eerste geholpen, en in het prachtige salon der eerste klasse gelaten. Hij drukt hem de hand en geeft den Duitschen consul Assmann een wenk. De vertegenwoordiger van het Duitsche rijk in Paramaribo komt den bevrijde begroeten. En dan begint er een droom. Een vreemde droom is die rit, in dei auto van den consul, van de haven de stad in. Een droom zijn de heerlijke dagen in het gast vrije huis der familie Assmann. Het is Schwartz nog altijd, of hij droomt, als hij aan boord gaat van de Oranje-Nassau, een mooi schip van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-maat schappij, als hij daar bediend wordt en met respect behandeld en weer echte goede, Europeesche gemoedelijkheid beleeft, twee weken lang.... En op een dag, den 21 en April 1932, doemt er land op uit de zee, de zuidpunt van Engeland, en een paar uren later betreedt de vrije mensch Al fons Paoli Schwartz den vrijen bodem van Europa, in de haven van Plymouth. Hij loopt met vasten tred, als een mensch, die besloten heeft, het leven van voren af aan te beginnen. En op dat oogenblik gaat boven den wijden oceaan de zon onder. De hemel is onbewolkt, en voorspelt een schoonen, helderen morgen. EINDE.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 15