Wij zijn de lokvogels (Goes). Waar de kooplust van de boeren wordt opgewekt. tTerneuzen Want de lente, d; dag, waarop schriel bloeien^ zegevierend tot zomerhera de eerste dag van zoilnew; die dag lokt tot. kiezep en Te lang hulden we jns ir lang waren we gewikkeld ons tegen de kou moester ook deden, maar ten koste schoonheid van het l-'fyian tijd voor bevallige inouss Geen wonder dus,Alat honderden de straat J» ga; te vernieuwen. Het is it vreugde, de vogels zingen ii het water stroomt vroolijl vaart, en de ntenschen wan de winkelstraten, mei uit: verse heeren des huizis, d zichten in hun tries' huizen achterblijven, i dag dikwijls een hevig bij thuiskomst meert genre dat wij allen ke „Zeg, man, ik kwam „Hè?" (leest verdei „Luister je niet „Ja zeker, vrouwtj en daar hadden ze jes. „Wat zeg je??? Heb je kocht „Luister nu toch eens t toch alleen maar. dat daa gen „Nou, ja, wat is ir da (leest verder). „Ik heb er niet één gek' duur, maar als ik er tjwéé veel goedkooper „Ben je nou heeler hoeden En dat in d terug, hoor 1 Denk j( hoeden te koopen,die ji „Niet noodig? Nie dan, dat ik zonder h nog iets om aan tc^J „Boven heb je nog die je nooit draagt De voorjaarsartikelen trekken de menschen naar de winkels (Goes).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 16