ie lente de vïeuuien naai 't ótijgt [til de man naai zijn p i m De keuze is niet al tijd even gemakkelijk. (Terneuzen) 't Is wat gezellig in 't voorjaar te gaan winkelen. Er is al tijd wat nieuws. (Terneuzen) Een wandelende winkel. Terneuzen in. Maar de vrouw heeft gelijk. Ze moet ai haar listen en lagen wel gebruiken. Want de man kan nu eenmaal nooit begrijpen, waarom een vrouw meer dan één hoed noodig heeft. Daarom blijft \J&k er voor de vrouw maar één middel over, om tot haar doel te geraken: den man verteederen! De voorjaarsstemming is er, en er wordt ge- njSLjk J®, kocht. Uitverkoop hier en daar, maar waar trekt een uitverkoop nog? Deze schlagers hebben al I afgedaan, zij komen te dikwijls voor. Toch ver- dringen zich nog veel menschen voor de winkels, ook daar, waar men de reclame-leuzen achterwege laat. Ook de lentemarkt trekt veel bezoekers, ondanks den slechten tijd. En als we een meneer zien, beladen met doozen, onder welker gewicht hij bijna bezwijkt, dan beschouwen we dit geval van den optimistischen kant, en nemen aan, dat we hier met een rijkaard te doen hebben, die zijn vrouw met een zestal hoeden wil verrassen.. Maar dat is een illusie, die alleen uit de pen van een schrijver kan vloeien. Houden we ons dus bij de werkelijkheid, die mooi genoeg is. De zon schijnt, het voorjaar komt, en gaan we op het weer van den 21en Maart af (lente), dan wacht ons, volgens de vaste overtuiging van zeer velen, Koopen maakt hongerig en het con- e<Jn droog en voorspoedig voorjaar. Waartegen veniëert niet altijd om 'n restaurant niemand bezwaar zal hebben 1 binnen te stappen. (Terneuzen) nte, <j|e eerste fleurige voorjaars- arop lier en daar een nog wat loeien|e crocus wordt ontdekt, die zomqfheraitt wordt uitgeroepen, in zonnewarmte en Zuidenwind, kiezen en koopen. wc ons in donkere gewaden, te gewikkeld in zware stoffen die >u misten beschermen, en dat ten koste van de harmonische het l'fnam. Nu wordt het weer lige ijiousselientjes dus,ilat op zoo'n mooien dag raat X gaan, om hun garderobe Het is immers een dag van Is zingen in de nog kale boomen, mt vfoolijk kabbelend door de ischerj wandelen vergenoegd door i, mei. uitzondering van de di- huizes, die met wanhopige ge- triesIe, nog weinig zomersche ven. pan, zooals op een warmen hevig onweer volgt, voltrekt zich meerjjialen een drama, in het len kijfinen. wam tiaar nog voorbij Nelissen...." verdejj in de krant), t ouwtj|." (leest verder), hadden ze van die beeldige hoed- Heb je nu weer een hoed och eens even, mannie. Ik zeg r, dat daar beeldige hoedjes la- t is i dan met die hoedjes :t één gekocht, want dat was te k er wéé wou nemen, kon ik ze aal!'' (springt op). „Twéé en tijd. Je brengt j.e maar dat ik me krom werk om heelemaal niet noodig hebt." noodig, zeg je Denk je d wil loopen Heb ik dan jen vel twintig hoeden hangen, „Ja, die ouwe dingen.... Maar ik hoor het wel, je gunt het me niet, dat ik er netjes uitzie. Nu, ik zal ze wel terugbrengen. Dan weten ze in den winkel ook, wat een gierigen man ik heb. Dan heb je je zin. Je gunt je vrouwtje niets, hi-hi-hi-hi-hi-hi „Kindje, ga je nu schreien? Och, zoo erg is het toch niet. Wil de ouwe brombeer je wat troosten Wil je er nog een hoedje bij hebben „Hi-hi-hi-hi-hi-.dan krijg ik later toch alles naar mijn hoofd geslingerd „Och kom nou toch 1 Wil vrouwtje dan iets anders „Nee, als jij het niet missen kunt, dan denk ik er niet meer over...." „Waarover?" „Nee, niets. „Kom, zeg het maar!" „Nu ja, omdat je zoo aanhoudtbij Nelissen hing zoo'n beeldig mantelpak. „Nu, koop dat dan maar „Je bent een schat 1" Uit. Zoo bevechten de vrouwen hun zege, en de man tippelt er zoo netjes

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 17