No. 44 VRIJDAG 31 MAART 1933 1403 Maar Clyde, met een verstikten vloek, wierp al zijn wanhopige kracht tegen de deur en sloeg haar dicht juist toen de assistent hem bereikte. De moordenaar rukte de grendels dicht, stelde het tijdslot en zonk terug tegen de tafel. Hij klemde zich vast aan den rand en hijgde als een kampioen- hardlooper die juist over de eindstreep is gerend. Het duurde een volle mi nuut voor hij zichzelf weer voldoende meester was om verder te kunnen gaan. Eerst sloop hij op zijn teenen naar de deur van het vertrek en luisterde aan de gang. In de verte kon hij het eentonig gefluit hooren van den ouden portier, die zijn pijpje rookte in zijn loge bij de voordeur. Een ander geluid viel niet te bekennen. Clyde keek opnieuw naar de kluisdeur en rilde hevig. Als een man in trance naderde hij langzaam en drukte een oor tegen het koude, massieve metaal. Geen geluid kwam uit de groote stalen graftombe. Nu bezielde hem ineens een snelle drift tot actie. Hij veegde met één zwaai de waardepapieren van de tafel en stopte ze in de voering van zijn overjas, in geïmproviseerde geheime zakken. Hij constateerde dat, als hij de knoopen niet sloot, niemand zijn abnormale dikte zou bemerken. Het scheen hem toe dat hij een uur in de bank had doorgebracht, maar toen hij zich even later voorzichtig door de achterdeur verwijderde schatte hij het op iets minder dan drie minuten. Hij haastte zich het donkere steegje uit naar de spoorbaan op den rand van het terrein van het~hoofdstation en verborg zich in de duisternis achter een kolenbergplaats tot vijf minuten later de 4.30 sneltrein naar Philadelphia binnenkwam. Toen de trein weer opstoomde sprong Clyde op het achterste platform van den rooksalon en liet zich in de achterste zitplaats vallen, die gelukkig leeg was. Niemand had hem opgemerkt. Hij trok zijn jas uit, duwde die onder de bank en stak in den bovenrand van zijn zitplaats een kaartje naar Philtx- delphia, dat hij den vorigen avond in Planewood had gekocht. Op die manier kon de kaartjesverkooper in Bellmore zich niet herinneren, dat hij twéé kaartjes naar Philadelphia gekocht had. Toen de conducteur een minuut later langs kwam om zijn kaartje, lag Clyde lang uitgestrekt en schijnbaar in diepe rust verzonken, alsof hij ai heel wat mijlen achter den rug had. Maar Clyde sliep niet. Den geheelen weg naar Philadelphia doorleefde hij telkens opnieuw dat moment toen hij de kluisdeur dichtsloeg. Deze trein had maar ruim half zooveel tijd noodig om Philadelphia te bereiken als de langzame locaaltrein, waarheen Turner hem om 3.42 had weg gebracht, en die nu nog steeds Clyde's tasch vervoerde. Beide treinen kwamen met minder dan een minuut tusschenruimte in Philadelphia aan. Clyde sprong van den sneltrein af nog voor deze stilhield. Het was een opluchting voor hem, weer in actie te kunnen komen. De locaaltrein was nauwelijks vertrokken. Hij snelde naar de bagagekamer, die hij bereikte op het oogenblik dat de meeste passagiers van den sneltrein pas aanstalten maakten om uit te stappen. „Hoor eens riep hij ademloos uit. „Ik heb m'n tasch vergeten in dien locaaltrein die daar net wegrijdt. Dacht er niet meer aan tot het al te laat was er nog achteraan te loopen 1" De dienstdoende beambte stemde erin toe, naar het volgende station te telefoneeren, de tasch uit den trein te laten halen als deze daar aankwam en terug te zenden met den eerstvolgenden trein in omgekeerde richting, die om 6.45 in Philadelphia zou aankomen. Hier was nog een pracht-alibi, aanvullend bewijs, dat hij om 3.42 uit Bellmore was vertrokken Hoe groot de oude boomen in de uitgestrekte bosschen van Californiê zijn, wordt wel duide lijk geïllustreerd op deze foto. Een flinke tractor vindt ruim plaats op den stronk, die 'n mid dellijn van ongeveer 8 M. heeft. hij bij inwoonde. Gelukkig was Clyde's zuster thuis nóg een alibi 1 Hij vertelde haar het doel van zijn komst, nam haastig afscheid en spoedde zich weer weg. Hij dronk drie borrels na zijn lunch bij Nobby. Ervaring had hem geleerd, dat dit juist genoeg was om zijn zenuwen voor een uurtje te stalen, en niet genoeg om zijn spieren te verslappen. Daarna haastte hij zich naar het station, waarbij Turner hem vergezelde en uitvoerig afscheid van hem nam, terwijl hij in den 3.42-locaaltrein naar Philadelphia klom, die om 5.30 daar zou aankomen. Clyde zette zijn tasch op zijn gemak in het bagagenetdaarna wandelde hij naar den rooksalon, voor in den trein. Onderweg ontmoette hij den conducteur, en liet.zijn kaartje knippen. Op dat oogenblik begon de trein vaart te minderen voor het volgende station, een voorstad-halte, nauwelijks een mijl van het hoofdstation waar Clyde was ingestapt, verwijderd. Hij glipte onopgemerkt van het platform van den rooksalon, even voor de trein stopte, en liet zijn tasch met opzet achter. Gedekt door 'n werktuigenloods duwde hij zijn zachten vilthoed in zijn binnen zak en zette een oude pet op, die hij daarin had meegebracht. Met de klep diep in zijn oogen getrokken en den kraag van zijn overjas opgezet, begaf hij zich op weg langs een achterbuurtstraat, die hem langs den spoorweg naar een steeg bracht achter de ruim een mij! verwijderde bank. Er was weinig kans dat hij iemand zou ontmoeten die hem kende nog minder dat zoo iemand hem zou herkennen, zooals hij daar liep in de scheme ring van een winternamiddag. Het geluk was hem extra gunstig gezind het weer werd kouder en het begon te sneeuwen. Er waren heel weinig men- schen op straat. Hij bereikte veilig de steeg achter de bank, binnen een kwar tier nadat hij den trein had verlaten. Zorgvuldig het oogenblik afwachtend, dat niemand zich in deze rustige zijstraat bevond, slipte hij vlug het bank gebouw in door de achterdeur, die hij een uur geleden ontsloten had. Clyde bleef even staan in de halfdonkere gang achter de deur en luisterde, terwijl hij de deur geluidloos dichtdrukte. Hij kon de stemmen hooren van Grainger én Boyd, die nog aan het werk waren in het lokaal vóór de kluis, aan het einde van de gang. Wheeler, de portier, was nergens te zien. Clyde's hart sloeg wild. Voor een seconde greep een ontzettende angst hem aan. Hij had zorgvuldig de ontwapenende zinnetjes gerepeteerd die hij zeggen zou, als hij onverwachts werd ontdekt hij was teruggekomen om iets uit zijn lessenaar te halen en hij had de achterdeur open zien staan, en zoo voort. Nu schenen zijn hersens plotseling dienst te weigeren en hij voelde zich hopeloos verward. Hij herinnerde zichzelf er opnieuw aan, dat wat er ook gebeurde, hij niet de fout mocht maken om zijn kwade bedoeling te verraden door wegloopen of door eenig teeken van vrees. Eindelijk vermande hij zich en sloop hij zachtjes door de gang, tot hij voorzichtig in de voorkamer van de kluis kon gluren. De kassier en zijn assistent waren juist klaar met hun contrólewerk en stapelden de waardepapieren op elkaar om ze in de kluis terug te leggen. Voor een oogenblik overstemde geldzucht zijn vrees hij wierp een langen blik op de tafel om er zich van te overtuigen, dat niet reeds een groot deel van het aanwezige in veiligheid was gebracht. De twee mannen liepen nu naar de safedeur, ieder met 'n volgeladen blad -papieren voor zich uit. Clyde haalde diep adem en mat den afstand naar de fatale deur. Hij mocht niet slippen of struikelen op het laatste oogenblik. Het scheen of de twee mannen kropen naar de safe. Eindelijk was Grainger erin. Clyde kon hem zien in het achterste gedeelte, waar hij het blad neerzette. Boyd stapte er in en naderde zijn chef, wien hij zijn eigen blad aanreikte. Clyde slikte heftig en voelde zijn hoofd plotse ling helder en koel als glas. Met twee snelle, geruisch- looze sprongen was hij door de deur van het lo kaal en bij de kluis. Ter wijl hij de deur greep en deze in beweging bracht ving hij een glimp op van Boyd's rug en van Grain ger's gezicht toen deze zich omdraaide, om het blad van zijn assistent aan te nemen. Het scheen Clyde, dat de zware deur slechts een duizendsten centimeter per minuut bewoog. De deur was half gesloten, toen Grainger zich heelemaal had om gedraaid, en over Boyd's schouder de deur zag be wegen, het strakgetrok ken witte gezicht van Clyde bij den rand. „Goede God 1 Vlug, Boyd 1 Daar is Clyde 1"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29