No. 45 VRIJDAG 7 APRIL 1933
„U bent nu niet meer in mijn dienst," zei hij.
„We zijn allebei heeren."
Lapidowitz boog met veel waardigheid, en
schrok toen.
„Hé!" riep hij. „Waarvoor sluit u de deur?"
Moritsky grinnikte. „Ik wil je aan een kennis
van me voorstellen," zei hij, „meneer Flannigan
van de recherche."
„Is dat 'm vroeg Flannigan kalm.
„Dat is "m," zei Moritsky. „Heeft me dertig
gulden afgeperst, door't souper achter te houden."
Flannigan stond langzaam op en geeuwde. Hij
kwam naar Lapidowitz toe, bestudeerde hem en
kele oogenblikken en begon toen zijn zakken te
doorloopen. Hij vond eenendertig gulden vijftien
cents verder een paar lommerdbriefjes, een
spiegeltje en een kammetje en allerlei prullen.
Moritsky telde 't geld en stak het in zijn zak.
„Geef hem de rest maar terug," zei hij, „en maak
dat-ie weg komt."
zaken vroeg Lapidowitz met een innemend
lachje.
Op het gezicht van Moritsky kwam de schich
tige uitdrukking, die Lapidowitz zoo dikwijls
waarnam, als hij met gezeten mannen over geld
sprak.
„Zaken?" zei hij scherp. „Ik praat thuis nooit
over zaken." En ook hij wandelde weg.
„Voor vijftig gulden, die ik u in termijnen terug
zou betalen...." begon Lapidowitz, maar Moritsky
viel hem in de rede.
„Wacht, ik" moet eerst even bellen," zei hij.
Hij ging naar de telefoon op zijn kamer en belde
Milken op.
„Zeg, wat is dat voor 'n idioot, dien je me ge
stuurd hebt, om met de keukenmeid te praten
„Lapidowitz?" zei Milken. „Ik dacht dat u
hem wel kende, 't Is een doodgewone schnorrer."
Schnorrer 1 Moritsky hing snel den ontvanger
op. Zeer duidelijk stond voor zijn geest het beeld
van den bedelaar, den uitgeworpene, den hulpe-
loozen schuimer, die door 't woord schnorrer
wordt aangeduid. Hij ging naar het salon terug
en naderde Lapidowitz met een voorkomen, dat
den schnorrer bewees, hoe goed Moritsky hem
nu kende.
„Ga nu maar naar de keuken," zei hij.
„Wat beteekent vijftig gulden voor zoo iemand
als u vroeg Lapidowitz. „Ik kan vijf gulden
contant betalen en de rest."
Moritsky nam de mouw van Lapidowitz
tusschen vingeren duim en leidde hem de gang in.
Lapidowitz ging naar de keuken en zei:
„Tina, je hoeft je niet te haasten voor 't sou
per. Ze weten nog niet, of ze eigenlijk wel eten
willen. Ik zal je wel zeggen, wanneer je beginnen
kunt. Weet je, hoe je eieren met rozijnen moet
maken net als pudding
„Ja zeker," zei Tina trots. „In m'n laatste
betrekking waren ze er zoo dol op, dat ik 't iedere
week 'n keer moest maken."
„Laat eens zien hoe je 't doet," zei Lapidowitz,
en binnen tien minuten had hij het beroemde ge
recht voor zich. Na verbruik van de laatste
kruimel sprak hij weer
„Nu Tina, die man zal wel gauw beneden komen
en drukte maken. Stoor je maar niet aan hem.
Ik zorg overal voor. Doe maar wat ik zeg, dan
zit er vast wel een extraatje voor je op. Denk er
om, jij bent niet getrouwd en ik ben niet getrouwd.
Hou dat maar in je hoofd."
De gasten waren aan 't komen, en mevrouw
Moritsky, in een prachtige veelkleurige avond
japon, stond hen op den drempel te verwelkomen,
toen een dienstbode haar aansprak.
„Kan ik u even spreken, mevrouw?"
„Ik heb 't erg druk," zei de meesteres, fronsend.
„O!" zei het meisje. „Ik dacht alleen, dat er
geen souper zou komen vanavond."
„Wat zeg je schrok mevrouw Moritsky.
„De keukenmeid zit te kaarten met dien man
met een baard, en er staat nog niets op 't vuur en
er is geen eten te zien."
Mevrouw Moritsky liet een klagend geluid hoo-
ren en ijlde naar haar man. De meid had Lapi
dowitz onrecht gedaan. Hij kaartte niet hij
voorspelde Tina alleen haar toekomst. Moritsky
bleef, even sprakeloos van woede, op den drempel
staan.
„Wat moet dat vroeg hij.
Lapidowitz zag hem kalm aan.
„Ik ben niet hier gekomen, om beleedigd te
worden," zei hij. „Ik doe u een prachtig voorstel
vijftig gulden, die niet eens dadelijk betaald
hoeven te worden, want de man wil wachten
en u behandelt me als een hond."
„Waarom is de meid niet aan 't koken vroeg
Moritsky.
Lapidowitz haalde de schouders op.
„Ze is mijn vriendin," verklaarde hij luchtig.
„Wie mij als een hond behandelt, behandelt haar
als een hond."
In één minuut maakte Moritsky alle voor
gevoelens van een beroerte door. Maar een zaken
man is gauw weer bij de pinken. Er kwam 'n breede
glimlach op zijn gezicht.
„Hm," zei Moritsky, zoo vriendelijk als hij maar
kon, „je schijnt me er tusschen te hebben. Hoeveel
zei je, dat je noodig had
„Vijftig gulden," zei Lapidowitz. „Maar ik geef
u mijn eerewoord, dat u 't tot den laatsten cent
terugkrijgt, zoodra 't geld begint...."
„Tuttutriep Moritsky, en hij haalde zijn
portefeuille uit zijn zak. „Over terugbetalen
praten we straks wel. De hoofdzaak is, dat je
vijftig gulden wilt hebben. Hier zijn ze. Ik geef er
vijfentwintig aan jou en vijfentwintig aan de
keukenmeid. Is dat goed En gaat ze nu direct
aan 't souper
Lapidowitz krabde zich het hoofd. Aan gelijk
opdeelen met zijn medeplichtige had hij niet ge
dacht. Maar toen hij zag, hoe gretig Tina naar het
geld greep, was hij bescheiden genoeg, er niet over
te twisten.
„Ik had niet gezegd, hoe ik 't verdeeld wou
hebben," zei hij verwijtend, „maar 't is in orde.
En hoe zit 't met die vijf gulden voor de ver
talingen?"
Moritsky gaf hem gewillig nog een biljet.
„En zorg nu maar, dat ze 't eten klaarkrijgt."
Het volgende uur werkte Lapidowitz als een
paard, om Tina te helpen. Hij dróeg potten en
pannettüian, sneed brood en maakte zich op dui
zend manieren verdienstelijk. Toen hielp hij de
schotels naar boven dragen.
Het geval liep ten einde, en Lapidowitz at een
sandwich, toen Moritsky in de keuken verscheen.
„Als je nu even boven wilt komen," zei hij,
„kunnen we verder over de zaken praten."
Lapidowitz ging aanstonds mee naar Moritsky's
kamer. Moritsky was zeer beleefd en stond er op,
dat Lapidowitz vóór hem de kamer zou binnen
gaan.
*Ye* aan Aut.
Volksleven op het StPieterplein te Rome.
Een week later toen hij 't geval al bijna ver
geten was ontmoette hij Tina vóór Milken's café.
„Ik heb je opgewacht," zei ze. „Meneer Moritsky
heeft me een week gehouden en toen heeft-ie 't
geld van m'n loon afgehouden."
„Nou, is 't mijn schuld vroeg Lapidowitz.
„Nee," zei de keukenmeid blozend. „Daar wou
ik 't ook niet over hebben. Maar je zei zooiets over
trouwen. Weet je nog wel
Lapidowitz keek haar glimlachend aan.
„Ik heb nooit gezegd, dat we trouwen zouden,"
sprak hij vriendelijk. „Ik heb alleen gezegd, dat
je er over moest denken. Ik heb er de heele week
over gedacht. En ik ben tot de conclusie gekomen,
dat 't sof is."