No. 46
VRIJDAG 14 APRIL 1933
1461
Toen begon het gevecht. Zooals de brigadier
later verklaarde, was het 't mooiste gevecht, dat
hij ooit meegemaakt had. Toen de drie agenten
hem eindelijk geboeid hadden, had Kelly één dicht
en één blauw oog. De anderen waren naar verhou
ding toegetakeld. Van het meubilair was geen spaan
meer ongeschonden. Het duurde een vol kwartier
vóór ze den schuimbekkenden Mordol in een cel
gedeponeerd hadden, ofschoon Malderon onder
't vechten maar steeds bleef herhalen „Hoogstens
tien minuten." Daarna schreef de brigadier den
brief aan den inspecteur volgens Flaner's idee.
In een P. S. voegde hij er aan toe, dat de
ongelukkige Mordol ook nog het waanidee had, dat
eten en drinken hem onthouden werden.
„Ziezoo," zei de brigadier tevreden, „jullie zien
er uit of je door 'n dorschmachine gehaald bent.
De inspecteur zal zien, dat we geen smoesjes ver
kocht hebben. Nu zullen we morgenochtend, of
beter vanochtend, even de lui in't dorp inlichten."
De eerste, dien hij zelf bezocht, was mr. Tom
Sully, winkelier, die ceremoniemeester op het bal
was geweest.
,,'t Was een schitterend feest, brigadier," zei
Tom.
„Dat was het," zei de brigadier. „Maar het
schitterendste heb je niet gezien. Dat was het
gevecht, na afloop, met Mordol. Dat was schit
terend. Ik zal 't je vertellen."
Toen hij klaar was, zei Tom met volle over
tuiging „Wat een vuile streek om dat te gaan
verklappen. Rekent u er op, als die inspecteur
soms bij me komt om inlichtingen, zal ik zeggen
„Bal, inspecteur? Wat bal? Nooit van een bal
gehoord in Keimore. 't Is hier geen plaats voor
een bal". Ik zal al mijn klanten verder wel inlichten,
brigadier, rekent u daarop."
Toen Patrick Bailey twee uur later in de kazerne
terugkwam, was het dorp grondig ingelicht wat
den inspecteur eventueel moest gezegd worden.
In den laten namiddag verscheen inspecteur
Lobbing uit de verre stad. Hij keek naar de ver
bonden hoofden en handen van de agenten. „Jul
lie zijn in den slag geweest merkte hij op.
„Dat zijn we," antwoordde de brigadier, ,,'t Is
een droevig geval, inspecteur. Ik heb nooit iemand
gezien, die zoo aan 'n idée-fixe leed. Onze levens
zijn niet veilig meer, na de ervaring van gisteren.
We hebben hem in de cel moeten stoppen."
„Zeer merkwaardig," zei de inspecteur droog.
„U schreef in uw rapport, dat
Mordol denkt dat eten en drinken
hem onthouden worden."
„Precies, inspecteur, maar dat doet
ons geen kwaad."
„Ik moet u zeggen, brigadier," ging
mr. Lobbing verder, „dat ik vanmor
gen gelijk met uw rapport een brief
ontving van agent Mordol, waarin
hij rapporteerde, dat hier gisteravond,
in de kazerne, een bal gegeven is. En
die brief maakt niet den indruk door
een gek geschreven te zijn."
„Nou, dat is mooi," zei brigadier
Bailey verbaasd „een brief aan u
Over een bal in de kazerne? Heb
ik ooit I Daar kletst hij al drie we
ken over. Dat gelooft u natuurlijk
niet, inspecteur
„Ik zal die zaak grondig onder
zoeken, brigadier," zei de inspecteur
ernstig.
Brigadier Bailey opende zijn han
den. „Natuurlijk, inspecteur. Het
beste is, dat u in het dorp gaat
informeeren."
„Hm, ja. Maar eerst wil ik Mordol
wel eens zien."
„Zeker, mijnheer, maar blijft u bui
ten zijn bereik. Hij is als een wild
dier, schreeuwend om eten en vooral
drinken. Malderon bewaakt hem nu.
U moet de bedreigingen eens hooren,
die hij er tegen Malderon uitslaat."
Toen de inspecteur de binnenplaats
overstak, hoorde hij „Als ik er uit
ben, verscheur ik je. Ik haal je binnenste buiten.
Geef me drinken 1"
„Nou hoort u 't zelf, inspecteur," zei de briga
dier. „U kunt nagaan wat voor een gezellig bal
we hier gehad hebben. Heeft u dat dichtgeslagen
oog van agent Kelly gezien
Inspecteur Lobbing schoof slechts even de
schuif in de celdeur open om die weer dadelijk
dicht te trekken. Hij was vrijwel overtuigd van de
valschheid van Mordol's rapport, maar hij besloot,
voor alle zekerheid, toch nog even het dorp in te
gaan. Zoo kwam hij het eerste in Tom Sully's
winkel. Na een inleidend praatje informeerde
mr. Lobbing „Heeft u hier nog wel eens amuse
ment in het dorp, mr. Sully Bals of zooiets
„Een wat vroeg mr. Sully.
„Een bal," zei mr. Lobbing.
„O, een bal, zegt u," zei mr. Sully. „U doet me
denken aan agent Mordol. Die komt hier eiken dag
kletsen over een bal. Komt ons uitnoodigen voor
een bal in de kazerne. Moet u weten dat ik in geen
jaren gedanst heb. Vannacht was hij, geloof ik, sta
pelgek over zijn bal. Je kon zijn getier hier heele-
maal hooren. Schreeuwen om 'n dansje, en eten,
en drinken. Hij heeft me den halven nacht wakker
gehouden. Nou, een mooi bal, dat verzeker ik u."
Nadat mr. Lobbing den winkel van Tom Sully
had verlaten, was hij overtuigd van agent Mordol's
treurigen toestand. Hij keerde terug naar de
kazerne, ,,'t Schijnt een leelijk geval, brigadier,"
zei hij.
„Dat is 't," antwoordde de brigadier droevig.
„Zullen we hem morgen naar uw standplaats
transporteeren
,,'k Geloof wel, dat het 't beste is," keurde
inspecteur Lobbing goed.
„Zoo'n aanval duurt maar een dag of twee,"
vervolgde brigadier Patrick Bailey, ,,'t Is heel goed
mogelijk, dat hij morgen weer zoo normaal is
als u of ik. 't Is wel jammer, want wanneer hij goed
is, is hij een puik agent. Als er een geheime jenever
stokerij geweest was, zou hij die beslist gevonden
hebben, 't Was grootsch, hem in hondenweer door
de bergen te zien zwerven, en 't spijt me dat hij het
allemaal voor niets deed. Hij is jong en sterk, mij
dunkt, hij zal wel gauw genezen zijn."
„Ik hoop het," uitte de inspecteur zich. „Ik zou
Mordol inderdaad niet graag missen als agent.
Als het rapport van den dokter gunstig is en hij
binnen afzienbaren tijd weer normaal is, houd ik
hem in dienst."
De brigadier slaakte een zucht van verlichting,
nadat inspecteur Lobbing weer vertrokken was.
„We zijn er goed door gerold," zei hij tot zijn
mannetjes. „Geef onzen snaak nu eten en drinken
en een flinken scheut whiskey. Als hij gevoed en
vreedzaam is, kunnen jullie hem er uit laten.
Breng hem dan hier, dat Wfc eens met hem praten
en hem een goed advies geven."
Een half uur later verschenen zij met een goed
gevoeden en volkomen gekalmeerden Mordol in
des brigadiers kamer.
„Ben je met ons eens dat 't gemeen was je kame
raden te verraden
Mordol knikte.
„Laten we dan eens over je toekomst praten.
Want het zou me spijten als door je valsch rapport
je kansen op promotie bedorven zouden worden."
„Ik heb geen valsch rapport gemaakt," zei Mor
dol, „dat weet u, brigadier."
„Dat zullen we nooit toegeven," gaf de brigadier
bescheid. „Wat we wel toegeven is, dat je een sterke
knaap bent. Kijk maar eens, hoe je je kameraden
toegetakeld hebt," Mordol grinnikte tevreden
„en als je je nu ook nog leert bedwingen, kan je
in de toekomst nog wel promotie maken. Maar voor
't oogenblik zijn de orders, dat je morgen naar de
hoofdstandplaats moet, want mr. Lobbing zegt,
dat je gek bent. Als je niet onjuist gerapporteerd
had...."
,,'t Was niet onjuist," zei Mordol.
,,'t Was onjuist," zei de brigadier, „en als je niet
weet dat het onjuist is, zal je het corps verlaten als
een krankzinnige. En wat heb je dan? Denk er
eens even over na zeg niets de eerste vijf minu
ten en als je dan het juiste woord spreekt, zal
ik mijn uiterste best voor je doen en het mooie
rapport over je nog mooier maken. Dan kun je nog
best promotie maken maar in een andere plaats
dan Keimore."
„Dank je," antwoordde Mordol. „Ik denk niet
na. Tegen jullie en heel Keimore kan ik niet op.
Maar mijn rapport was juist."
„Als je dat volhoudt, krijg je ontslag," waar
schuwde Patrick, ,,'t Zou me spijten."
„Mij niet," zei Mordol. „Ik néém ontslag."
Vier mannen keken verbaasd.
„En ik ga trouwen met Mary, 't Was al lang in
orde tusschen ons. We hielden op het bal Malderon
maar 'n beetje voor den gek Als we trouwen,
geven we 'n ontzaglijk bal. Komen jullie alle
maal
lootfaaï.
ill