(9ft tcii doot Jlsdatland. De Laawersgcacht te Acnhem met gezicht op de St. Etisebiuskerk. een plekje dat verdwijnen gaat wegens den bouw van de Rijnbrug. HOOFDSTUK VI DE ZWARTE FLESCH „Nou maar, wat ik je zeg.het is een zwarte flesch zei de schipper van den botter. „Misschien zit er wel een boodschap of zooiets in." „Misschien ook wei heeiemaal niks," antwoordde zijn knecht. „Loef toch maar wat op, jog," zei de schipper, „ik zou toch wel eens willen zien, of er wat inzit." „Jij bent altijd nieuwsgierig naar wat er in een flesch zit, schipper," zei de knecht, grinnikend om zijn eigen geestigheid. De schipper dacht er eens over na, maar hield intusschen de oogen strak gevestigd op de flesch, die regelmatig met de deining meedobberde. „Loef nog wat meer op, jog I" riep de schipper, overboord hangend. De knecht grinnikte eens tegen den scheepsjongen enop het beslis sende oogenblik liet hij de schuit even „afvallen" in plaats van meer „op te loeven". De flesch dobberde tergend op een paar meter van den schipper voorbij en deze keerde zich weer binnenboord en maakte tegenover den knecht een opmerking omtrent diens stuurkunst, die aan kracht alles bezat wat ze aan vormelijkheid miste. „Kijk dan toch uit, uilskuiken 1" brulde hij, „het kan best een boodschap zijn van een of anderen schipbreukeling en nou slaat ie zoo aanstonds tegen de rotsen te pletter. Dan komt niemand ooit te weten, wat die boodschap is geweestJe bent een dubbeldoorgedraaide lampoot, John Little, een dubbel- doorgedraaide lampoot, anders niks 1" Zoo kwam het, dat de botter voor het stevige briesje afdreef en de flesch naar de rotsen dobberde, die gevaarlijk genoeg waren om een oorlogsschip te laten stukslaan. HOOFDSTUK VIL BEATRICE KOOPT BIJNA EEN HOND. De heer William Huggings bekleedde een zeer eigenaardige positie in de maatschappij. Hij had zijn opvoeding ontvangen in een tuchtschool ten gevolge van een verschil van meening tusschen den kinderrechter en den jongeheer Huggings over diens recht om chocolade uit een automaat te halen zonder ervoor te betalen, en over meer dergelijke misvattingen. Toen hij die school verliet, nam mijnheer Huggings dienst in het leger van zijne Majesteit en zes maanden later werd diezelfde heer Huggings het leger uitgestuurd als een onverbeterlijke schurk. Wordt voortgezet) (9/t ïeii doot Jledctlond. Oud bij nieuw de toren van het oude kasteel naast nieuwbouw te Montfoort. En hij keek van de oude naar de jonge dame met een guitigen, vragenden blik. „Ik heb haar bijna een beroerte van schrik bezorgd," zei lady Bromwich. „Dat verwondert me niet. U zult wel bemerken, miss Waynflete, dat lady Bromwich de misdadigste vrouw van heel Londen is. Ze doet alles, wat een fatsoenlijke vrouw niet behoort te doen. Ze rookt een pijp, als ze denkt, dat niemand het zietze speelt van den morgen tot den avond op de beurs, bij de wedrennen en met kaarten. Zè gokt verschrikkelijk grof. Haar butler is een gewezen jockey, haar tuinman een verloopen pikeur en zijzelf boekt wedden schappen bij de rennen." ,,'t Is gewoonweg een schande om me zoo aan de kaak te stellen," zei de oude dame, „zoo slecht ben ik heusch niet „Dat ben je wel," zei Borradaile lachend, „je bent nog veel erger „Miss Waynflete," zei hij, zich tot Beatrice wendend, „zal zich? hoop ik, niet door den schijn laten misleiden. Kijk eens, de fouten van lady Bromwich worden met vètte hoofdletters gedrukt, maar haar deugden zijn zoo talrijk, dat die, al werden ze ook met de kleinste letters gedrukt, niet in het grootste boek ter wereld kunnen worden opgesomd. Ze is de beste en liefste vrouw van heel Londen. Ze heeft een hart van goud. Iedereen aanbidt haar en onder haar bescherming in het gezelschapsleven komen, wil zeggen.. „Nou, nou, Steven, zachtjes aan wat 1 Prop dat kind haar hoofd niet zoo vol onzin." „Ik vind het heeiemaal geen onzin," zei Beatrice bedeesd, „ik heb er mijn eigen meening al over gevormd." „Schitterend riep Borradaile uit, als was hij min of meer bang geweest, dat zijn proef in het eerste begin reeds mislukken zou, „maar nu zal ik geen zitting nemen in jullie krijgsraad. Het eenige, wat ik zou willen zeggen, miss Waynflete, is, dat u heel verstandig zult doen met alle raadgevingen van lady Bromwich op het gebied van kleeding en zoo meer aan te nemen. Ze kleedt zich zelf meer dan afgrijselijk, maar ze weet toch meer van de mode af en heeft meer goeden smaak dan eenige andere vrouw in Londen 1" „De hemel beware me voor mijn vrienden riep lady Brom wich uit. „Ze zal er voor zorgen, dat je alles hebt, wat je verlangt," ver volgde hij, alsof de oude dame niets gezegd had, „maar je krijgt je eigen bankrekening en moet alles zelf betalen. Ik wil hebben, dat je leert omgaan met geld. Dat hoort bij de proef. Hier heb je een chèqueboekje. Als je saldo te klein wordt, heb je het maar te zeggen en dan wordt het aangevuld. Nu ga ik naar kantoor. Goeden morgen, kindje. Wees gelukkig zorg dat je een prettigen tijd hebtbesteed je geld maar royaalweg. Zorg, dat je het leukste meisje van de heele stad wordt, dan zal ik tevreden zijn. Goeden morgen, Jane. Leer haar alles, wat je haar leeren kunt, behalve een pijp rooken 1" En hij holde de kamer uit met 'n ondeugend knipoogfe. Beatrice bleef verstomd achter. Ze had ertegen willen protesteeren, maar wist niet, hoe te beginnen. Lady Bromwich keek haar doordringend aan. „Wel," zei ze, „wat denk je nu wel van hem?.... een beetje gek toch wel „Onee.dat niet." Maar toch klonk haar stem een beetje weifelend. „Hij is niet gek," zei lady Bromwich, „maar hij leeft in 'n soort waanvoorstelling. Hij verbeeldt zich, dat hij je nog wel eens trouwen zal." „Och, ik wou toch zoo graag, dat hij dat niet deed," zei Beatrice vol medelijden. „Het lijkt.... zoo.... zoo onaardig van me. En u weet toch ook wel, dat het niet gaat „Zit er maar niet over te tobben, lief kind. Hij moet zelf maar door ondervinding wijs worden. Jij hebt niets anders te doen, dan jezelf te amuseeren en gelukkig te gevoelen.Maar.zeg. wat scheelt er nou aan Beatrice had toevallig met haar hand over haar blouse gestreken en een kreet van schrik geuit. Haar broche was weg.... de broche met den geluksvogel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31