No. 47 VRIJDAG 21 APRIL 1933 1485 En toch al wist hij niet, dat zij in de nabijheid was herkende Alan Beckwith haar, zoodra zij zich vertoonde. Hij voelde een schok en een vreemde gewaarwording van blijdschap. Hij was verbaasd maar hij wist, dat zij het was. Zij kwam recht op den auto toe, zonder glimlach op het teere, ovale gezichtje alsof ook zij dit huwelijk een gruwel vond. Zij was precies het tegenovergestelde van de vrouw, waarop Alan gere kend had. Vooreerst was zij nog geen vróuw zijn eerste indruk was, dat zij onmogelijk ouder kon zijn dan twintig. En ze was niet groot en grof en ruw en slordig ze was fijn en tenger een snoezig klein ding met 'n soepel, prettig figuurtje; met een lief, fijn gezicht; met kastanjebruin haar, dat speelsch onder het kleine hoedje uit kwam met een neusje, dat heel even opwipte, en een klein rood mondje.en als er geen vonk van vrees in haar oogen had gestaan, van vrees en van twijfel, zou hij niet geloofd hebben, dat zij kwam om zulk een rol te spelen. Hij zat naar haar te staren, terwijl zij op de taxi toeliep. Er was geen spoor van aarzeling in haar bewegingen en door zijn brein schoot de ontzet tende herinnering, dat zij niets anders was onverschillig, hoe zij er uitzag dan één der handlangsters van Andrew North een zeldzame, fijne bloem van de onderwereld maar toch onmiskenbaar van de onderwereld waarom had zij zich anders tot dit huwelijk willen leenen De chauffeur trok het portier open. Alan zag haar terughuiveren, toen North haar hand vatte. Hij kon zich den afschuw voorstellen in den blik, waar mee ze naar hem keek. En toen hoorde hij de stem van North, koud vormelijk: „Juffrouw Ames ik wou u even uw toekomstigen man voorstellen meneer Beckwith juffrouw Ames." Toen zagen zij elkaar voor het eerst aan. In haar oogen meende hij angst en schrik te herkennen. Onwillekeurig strekte hij de hand uit. Zijn vingers sloten zich om een handje, dat ijskoud was een handje, dat beefde en onmid dellijk teruggetrokken werd. Hij wendde zijn blik af zijn oogen zochten den man, die als 'n sphinx in zijn hoek zat. „Niets dan een handlangster van Andrew North," hield hij zichzelf voor. Maar al wist hij, dat het zoo was, toch kon hij het niet heelemaal gelooven. ZEVENDE HOOFDSTUK Terwijl zij naar het stadhuis reden, probeerde Alan zijn kijk op het geval te herzien. Dat was nogal een moeilijke taak. De gebeurtenissen hadden elkaar de laatste dagen veel te snel opgevolgd de vreemde feiten hadden elkaar op den voet gevolgd, en hij had nauwelijks tijd gehad, zich telkens den nieuwen toestand in te denken. Maar niet één gebeurtenis had hem zoo aangepakt als nu de ontmoeting met het meisje, met wie hij trouwen ging. Hij zat naast haar in den auto. Terwijl zij door het drukke verkeer van de binnenstad wrongen, trachtte hij haar te bestudeerenveel kwam 't er eigenlijk niet op aan, begreep hij, maar een mensch wil vanzelf toch iets weten van zijn vrouw. En het was een aangename verrassing geweest. De vrouw, die hij verwacht had hij huiverde bij de herinnering. Ai moest hij toe geven, dat Beverly, wat karakter betreft, geen grein beter was dan de vrouw, die hij zich had voorgesteld zij was tenminste iemand, over wie hij zich niet zou hoeven te schamen, althans waar het ging om den uiterlijken schijn. Hij zat ongemerkt van terzij naar haar te kijken. Zij zat stijf rechtop, staarde recht voor zich uit, en scheen nergens op te letten. De zachte ronding der wang, de teere lijn van haar voorhoofd, de zijden vlokjes haar, die zicht baar waren, vormden een tegenstelling met den stevigen mond en het fijne netwerk aan de hoeken van haar mooie oogen. Er lag een schaduw in die oogen, een diepe, ontzettende schaduw, die hem openbaarde, dat het leven ook voor haar veel ontgoocheling had gebracht, heel veel, dat zij had willen vergeten, als vergeten mogelijk was geweest. Die oogen boeiden hem. Ze waren zacht en diep er was geen zweem van hardheid in; de lijntjes aan de hoeken waren getrokken door zorg en verdriet door zorg meer dan door kwaad. Zij schenen zooveel gezien te hebben, en geschreid te hebben om den aanblik ze schenen te weten, en toch te verfoeien. Het waren diepe putten van kennis, en misschien van afschuw. Onder andere omstandigheden zou zijn oor deel over het meisje vleiend geweest zijn. Nu echter zag hij geen kans, aan een ongunstige conclusie te ontkomen. Daar zat een meisje, dat een huwelijk aanging met 'n man, dien zij nooit tevoren gezien had, op bevel van een man, die de misdadigerswereld van de stad beheerschte. Dat zij het tegen haar zin deed, was volkomen duidelijk maar zij dééd het dan toch maar. Hieruit kon maar één ding volgen North had haar in zijn macht, en Alan wist, dat die macht zeer groot moest zijn, want op haar onwrikbare trouw rustte het heele plan van North heel zijn kans, om na den dood van Alan het verzekeringsbedrag in handen te krijgen. De maatschappij zou het geld aan haar uitbetalen, en Andrew North was er volkomen gerust op, dat zij niet zou probeeren, het achter te houden. Alan vroeg zich af, welke band die twee ver binden kon. Hij herinnerde zich den blik, waarmee het meisje North had aangezien, toen zij in den auto stapte. Hij wist zeker, dat er haat uit haar oogen gesproken had haat en vrees. Hij wist zeker, dat er géén band van genegenheid tusschen hen beiden bestond, en dit weten maakte hem zeer blij. Hij stelde natuurlijk hoegenaamd geen belang in haar .geen persoonlijk belang tenminste maar toch deed het hem pleizier, dat er alleen een zakelijk verband tusschen Beverly en North bleek te bestaan. Hij wist niet, dat hij haar aan zat te staren, tot zij langzaam het hoofd wendde en zijn blik ontmoette. Een seconde bleven zij elkaar in de oogen zien - toen bloosde Alan vurig en keek een anderen kant op. Hij had 'n gevoel, alsof hij zich op verboden terrein had begeven. Zij be heerschte zich volkomen trok alleen even de lippen wat strakker, en de lijntjes aan de hoeken van haar sprekende oogen werden wat dieper. En toen zij zich verlegen afwendde, kreeg hij den indruk, dat er medelijden in haar blik had gele gen. Hij vroeg zich af, hoeveel zij weten zou van de eigenaardige omstandigheden, waaronder hun huwelijk gesloten zou worden. North moest haar in ieder geval iéts gezegd hebben. En ook vroeg hij zich af, hoe zij over hem zou denken over een man, wiens levensduur door eigen toedoen zoo scherp was afgelijnd. Tijdens het eerste gedeelte van dien rit door Oji teió dooi Jtedeüand. April-dreiging boven Dedemsvaart.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 13