I It Ben badplaats in Zuid-Afrika Kampsbaai, een druk bezochte vacantie- en badplaats der Kaaplanders. de stad spraken zij niet. Alan voelde zich zenuwachtig, ongemakkelijk. Hij was zich scherp bewust van zijn schande van de karakterlooze, onmannelijke rol, die hij speelde. Zij zaten dicht bij elkaar, zij raakten elkaar bijna aan. Maar zij scheen zijn nabijheid niet eens op te merken, en juist die onverschilligheid drong hem, om te spreken. „Ik hoop," zei hij zacht, „dat we goed met elkaar overweg zullen kunnen." Het was een dwaas gezegde, en dat wist hij. Zij keek hem aan, met kille vijandschap in haar oogen. „Dat hoop ik ook." „In de gegeven omstandigheden...." „Die heb ik niet gemaakt," viel ze hem in de rede. Alan schrok van haar houding, van haar onverbloemde taal. Hij voelde het bloed naar zijn wangen stijgen. „Ik ook niet," antwoordde hij vlug. „Een samenloop van buitengewone gevallen Weer viel ze hem in de rede. „Ik stel daar absoluut geen belang in, meneer Beckwith." Zij kneep de lippen vast op elkaar en hij voelde haar minachting. Zij kwam hem geen duimbreed tegemoet. Zij protesteerde niet ze betuigde alleen haar machteloosheid, en daarmee waarschuwde ze hem stilzwijgend, dat er een grens was, die zij niet overschrijden zou. „U stelt er wèl belang in riep Alan heftig. „Een vrouw in uw om standigheden kan onmogelijk zoo onverschillig zijn, als u u wilt voordoen." „En wat hebt u daarmee uit te staan „Heel veel. We zullen geruimen tijd met elkaar om moeten gaan, en ik vind 't niet meer dan redelijk, dat we 't eens probeeren te worden over de manier waarop." Zij haaide de schouders op. „Zegt u 't maar. Ik ben gedwongen, om de dingen te nemen, zooals ze vallen:" Hij kneep zijn mond dicht, en kromp onder haar ijzige afwijzing. Als ze 't zóó op wou vatten, hoefde hij zich van haar misère ook niets aan te trekken. Hij probeerde haar te beschouwen als een verhard, doortrapt vrouws persoon, maar een zeker instinct belette hem dit. Hij voelde, dat zij niet was, waar hij haar door de omstandigheden voor houden moest en ondanks haar bitsheid had hij medelijden met haar. Hij voelde den aandrang, om haar te troosten en haar met zijn bescherming te omgeven. Zij scheen alleen te staan op een wereld, die haar niets dan kwaad had gedaan en het geloof in de menschheid verloren te hebben. Onder dien aandrang boog hij zich naar haar toe. „Het spijt me, dat het tl zoo hindert," fluisterde hij. Zij keek hem vlug aan, en hij verbeeldde zich. dat haar oogen wazig werden. „Dank u," antwoordde ze, met onverwachte vriendelijkheid. Ongevoelig, als een blok graniet, hing Andrew North in zijn hoekje van den auto, hem steeds in 't oog houdend. Hij zweeg, hield zich op een afstand, en uit niets bleek, of hij iets bepaalds dacht of voelde. Zijn gezicht bleef ondoorgrondelijk. En zoo bereikten zij eindelijk het stadhuis. In de volle vestibule liet North hen een oogenblik alleen hij verdween in een der kantoren. Alan keek op het meisje neer, niet zonder verwondering. Toen zij, op dien hoek, naar den auto toekwam, had hij haar middelmatig groot gevonden maar nu zij voor hem stond, leek ze hem bijzonder klein en tenger een hulpeloos, ongelukkig, klein meiskemenschelijk drijfhout, op het strand gegooid door de branding van den tegenspoed, een rampzalige, maar dappere vrouw. Zij sprak geen woord van zelfbeklag, er was geen vonk van opstandig heid in haar oogen. Het was eer grimmige, onwrikbare vastberadenheid, die hij er in las. Alan zei rustig „Beverly. Snel keek zij op, met zachte oogen hij zag er de barnsteenen diepte van. „Ja?" „Ik.... ik vind 't zoo.... ellendig...." Haar hoofd bewoog zich langzaam heen en weer. „Waarom vroeg zij met een diepe stem. „Ik weet niet.... Misschien omdat je zoo heel anders bent, dan ik verwacht had." Dit scheen zij als vanzelfsprekend te beschouwen. Alan voelde het verlangen, de gevoelens van het meisje zooveel mogelijk te ontzien. Een dwaas idee maar dat niet wijken wou.... „Heeft North het je uitgelegd vroeg hij. „Wel iets, ja." Toen keek zij hem recht in de oogen. „Waarom kap je die misère niet af, voor 't te laat is? Je weet toch, dat je onmogelijk meer terug kunt, als je eenmaal met me getrouwd bent „Ja, dat weet ik." „Waarom bedank je er dan niet voor? Jij bent ook iemand anders, dan ik verwacht had. Je bent.... beschaafder. Doe 't toch niet!" Haar gezicht gloeide van hartstochtelijken ernst. Alan glimlachte harte lijk. ,,'t Is nu te laat," antwoordde hij. „Als je mijn positie begrijpt, weet je, dat ik verleden week al gestorven ben. Zooals je ziet, heb ik iets overgenomen van de onbewimpelde manier van spreken van North. Maar zóó zie ik mijn toestand, Beverly. Ik heb me er in gewaagd en ik ga er mee door." „Ja -je zult wel moeten." „Om North „Natuurlijk. Die zorgt wel, dat je niet terug kunt." Hij bleef haar blik vasthouden en vroeg „Je schijnt niet erg op Andrew North gesteld te zijn „Ik haat hem. En haar stem sloeg even over „ik ben bang voor hem." „Is hij echt zoo zwart, als hij afgeschilderd wordt?" „O, je kent dien man niet." Haar stem trilde van schrik. „Hij heeft ijswater in zijn aderen. Hij kent heelemaal geen menschelijk gevoel. Er is geen misdaad op de wereld, die hij niet begaan zou, vroolijk en koelbloedig, als 't hem zoo uitkwam. Hij is onbarmhartig en vasthoudend als.... als de vlammen, die een huis vernielen. Hij heeft geen greintje hart in zijn lichaam. Hijenfin, zóó'n man is het." (Wordt voortgezet

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 15