DE VALSCHE
BESCHULDIGING
Uitslag Prijsvraag, voorkomende in 't Premieboek „Edna's Echtgenoot"
1498
VRIJDAG 21 APRIL 1933
No. 47
DOOR FRED M. WHITE
„Verandering van spijs doet eten," denken de leiders van
de Hollandsche Bibliotheek en daarom wordt den lezers
van ons blad, bij wijze van premie, ter kennismaking
aangeboden de roman „De Valsche Beschuldiging"
van den in Amerika zeer populairen schrijver Fred
M. White. Zij twijfelen er niet aan of dit spannende
boek, groot 224 bladz. en waarin zich ook 'n prijs
vraag met een aantal geldprijzen bevindt, zal ten
zeerste in den smaak vallen van 't trouwe lezerspubliek,
overtuigd als zij zijn dat zij door jarenlange ervaring
nauwkeurig weten welke boeken van de wereld=boeken=
productie in de gerenommeerde H.B.=series thuis bes
hooren. Het is daarom dan ook dat wij van harte de
kennismaking met dezen boeienden roman, waarvoor
slechts 'n vergoeding van 17% cent voor 'n ingenaaid,
of 70 cent voor een in geheel linnen geb. exemplaar
verlangd wordt, aanbevelen. Franco toezending volgt
na ontvangst van postwissel groot resp. 22% of 80 ct.
Ziehier een gedeelte uit het begin van dit boek waar
reeds aanstonds eenige der hoofdpersonen optreden.
Het was lunchtijd in het Metropool-hotel in
Brighton. In de groote eetzaal was 'n ge
zellige drukte van logé's en andere bezoekers,
toen Hilton Blythe bedaard de zaal binnen kwam
en zocht of er nog 'n plaats bij 't venster open was,
waar hij bij voorkeur zat. Hij keek om zich heen
of er misschien een of andere kennis was, toen zijn
scherpe oogen plotseling in een hoek bij het raam
een jonge dame, In lila gekleed, gewaar werden,
die daar met een heer in gesprek was. De grootste
en brutaalste oplichter en valsche speler van heel
Europa bleef staan, alsof hij door een kogel getrof
fen was. Het duurde maar een oogenblik en toen
was hij zichzelf weer meester.
Een kellner kwam dienstvaardig op hem toe-
loopen, want Blythe was daar een goede bekende.
Wat voor persoon hij was, liet de kellners onver
schillig. Zij waardeerden zijn aangename manieren
en de schitterende wijze, waarop hij zijn fooien
uitdeelde. Een kellner weet direct een echten heer
te herkennen, en wat zijn afkomst en opvoeding
betrof, was Hilton Blythe ongetwijfeld door en door
een heer. Blythe was een aangenomen naam, maar
tot welke adellijke familie hij behoorde, was slechts
aan enkelen bekend, en dezen lieten zich, ter wille
van de eer van hun eigen stand, daar nooit over
uit. Sommigen van hen hadden hem niet heelemaal
verloochend en hem bij gelegenheid, als hij in moei
lijkheden zat, geholpen. Maar in den regel ging
Blythe zijn eigen weg en woonde zoowel in Enge
land als in het buitenland in de beste hotels, want
niettegenstaande hetgeen er van hem bekend was,
wist hij zich bij iedereen bekend te maken en in
geen geval bracht hij een huis, waar hij tijdelijk
zijn verblijf had, in opspraak. Hij speelde altijd
hoog spel en zijn vermetelheid en zijn durf waren
spreekwoordelijk geworden in de donkere wereld.
Hij zag er buitengewoon jeugdig uit voor zijn vijf
en veertig jaren. Hij had nog geen enkel grijs haar
op zijn hoofd of in zijn welverzorgde snor, en nie
mand in Londen wist zich beter te kleeden dan hij.
Hij beroemde er zich op, dat hij door niets van
zijn stuk gebracht kon worden, maar nu was hij
toch tot in zijn binnenste geschokt door het zien
van de dame in het lila, die in
den hoek bij het raam in gesprek
was met den heer, die voor Blythe
geen vreemde was. Het was Roy
Harley, een jonge man van goede
familie, die kort geleden onver
wacht een groote erfenis gekregen had. Het be
hoorde bij Blythe's beroep om op de hoogte van
al dergelijke omstandigheden te zijn, maar ten
opzichte van Harley had hij geen oneerlijke be
doelingen.
Op de hem eigen vriendelijk vrijmoedige manier
bestudeerde hij door zijn monocle de dame in lila.
Het was een tenger, blond meisje met grijs-groene
oogen. Op haar fijnbesneden gezicht waren duide
lijk haar beschaving en voorname afkomst te zien.
Om haar welgevormden, kleinen mond lag een trek
van beslistheid en in haar oogen vol uitdrukking
kon Blythe lezen, dat het meisje een meer dan
voorbijgaand behagen in haar metgezel had.
„Mijn hemel 1" zei hij bij zichzelf. „Is zij zoo opge
groeid 1 Wat iemand in drie jaren tijds veranderen
kan 1 En toch is zij precies, zooals ik me voorgesteld
had, dat zij worden zou. Als
Blythe bemerkte plotseling, dat er een kellner
naast hem stond. Hij keerde zich om en was weer
de ongedwongen en zelfbewuste man van de wereld,
die een bepaald doel voor oogen heeft.
„O, ben jij het, Walters," zei hij vriendelijk.
„Heb je een plaats voor me daar in dien hoek Bij
het raam."
„Het spijt mij erg, mijnheer," zei de kellner.
„Die tafel is gereserveerd. Maar ik...."
Blythe stak zijn hand beteekenisvol in zijn vest
zak en de kellner glimlachte. Er was niet één kellner
in de Metropool, die aan Blythe een verzoek zou
kunnen weigeren. Eenige oogenblikken later zat
hij aan het tafeltje bij het venster, dicht bij de dame
in het lila en haar metgezel, en zóó, dat hij elk
woord, dat gesproken werd, kon verstaan.
„Nu, was je niet verwonderd, mij hier te zien
vroeg Harley. „Vertel mij eens, wat heb je al dien
tijd uitgevoerd En waarom ben je zoo overhaast
uit Schotland gevlucht
Het meisje lachte opgewekt.
„Ik dacht, dat jij gevlucht was," zei ze.
„Daar heb je misschien gelijk in, lieve Nettie,"
zei Harley. „Maar het is wonderlijk, hoeveel er
in drie maanden veranderen kan. Toen we met
elkander in Markham waren jij en ik en Prest,
want de anderen telden niet mee was ik een arme
kerel, die geen ander inkomen had, dan mijn salaris
van officier bij de Garde. Nu sta ik er heel anders
voor, zooals ik je heb uitgelegd. Ik had heel goed
gemerkt, Nettie, dat Walter Prest even verliefd op
je was als ik, en ik wist hoe ongelukkig je je
gevoelde met het vooruitzicht bij die oude tante te
moeten wonen. Ja, lady Rachel is een verschrikke
lijk mcnsch. En omdat ik wist, dat je van Prest
hield en dat hij rijk was, dacht ik, dat 't het beste
was.... Je begrijpt wat ik bedoel. Maar de toe
stand is nu veranderd. Ik had nooit gedacht, dat
mijn norsche peetoom'me zelfs een shilling zou
nalaten en nu heeft hij mij zijn heele vermogen
vermaakt. Ik ben nu met mijn jacht hier in Shore-
haven en door een toeval loop ik jou hier tegen het
lijf. Kon het lot mij gunstiger zijn? Maar Iaat ik
niet over mijzelf praten. Wat heb jij dien tijd
gedaan en waarom verschuil je je hier Ik ben naar
Littlehampton geweest en ik heb die verschrikke
lijke tante Rachel daar getrotseerd."
„Ze heeft je zeker verteld, dat zij haar handen in
onschuld wascht," zei Nettie lachend. „Ik kon het
heusch niet langer uithouden. Die voorname armoe
hinderde mij ontzettend. En bovendien werd mij
altijd het verleden van mijn vader voor de voeten
geworpen. Ik kan mij niet veel meer van hem
herinneren, maar wat hij ook geweest is, ik woli,
dat hij nog leefde, want ik heb de liefste herinne
ringen aan hem."
De man aan het andere tafeltje bewoog zich
onrustig; hij keek het raam uit, zonder evenwel
iets te zien.
„Maar wij behoeven daar niet verder op in te
gaan," vervolgde Nettie. „Ik besloot in mijn eigen
onderhoud te gaan voorzien. Daarom ben ik met
een razenden ijver typen en stenographie gaan
leeren en mijn leermeester heeft mij een betrekking
als secretaresse bezorgd bij een bekend wereld
reiziger en sportsman, die hier woont. Heb je wel
eens van Mark Shute gehoord
De luisteraar aan het andere tafeltje sprong bijna
van zijn stoel. Maar de twee gelieven letten nergens
op.
„Nu, dat is wonderlijk," riep Harley uit. „Ik ben
met hem uit de stad naar hier gekomen. Wij gaan
samen zeilen. Heeft hij niet een huis in Shore-
haven
„Ja, die is het," zei Nettie. „Het Groene Land
huis in Shorehaven is van hem bijna eiken mor
gen ga ik daarheen. Hij dicteert mij z'n reisverhaal.
Ik heb een gemakkelijke betrekking, want de rest,
van den dag ben ik vrij. Ik heb heel prettige kamers
in College Road, den kant van Kemptown uit, en
ik geloof, dat ik mij voor het eerst in mijn leven
werkelijk gelukkig voel. Ik heb plezier in mijn werk
en ik vind het een prettig idee, dat ik mijn eigen
brood verdien."
„Dat zal niet lang meer duren," zei Harley stout
moedig. „Ga mee naar het strand, dan kunnen wij
daar een langen, heerlijken middag doorbrengen.
Op mijn woord, wat zal Prest opkijken, als ik hem
vertel, dat ik je op deze manier ontmoet heb. Ik
ben nu niet bang meer voor hem, Nettie."
„Er is nooit reden geweest om bang voor hem
te zijn," fluisterde Nettie. „Wat is de wereld toch
klein, Roy. Verheeld je, dat je bevriend bent met
mr. Shute."
„Ja. Hij is een heel aardige kerel. Daar schiet
mij iets te binnen. Ik ga vanavond met Prest en
een zekeren Andrew Macglendy naar zijn huis, om
een partij poker te spelen. Prest heeft mij gevraagd,
'n paar spellen kaarten te koopen. Hij is vandaag
ergens naar toe gegaan en hij zei, dat Shute daar
buiten geen kaarten heeft. Er is hier in de buurt
zeker wel 'n winkel, waar ik ze krijgen kan."
„Zeker," zei Nettie. „Bij Weston daar haal ik
al mijn papier. Als we van onze wandeling
terugkomen, kunnen wij daar even aanloopen."
Maar zij bleven nog zitten, en Blythe eveneens,
schijnbaar vol aandacht voor zijn lunch. Hij
luisterde naar elk woord, dat er gezegd werd, en
nam het meisje in het lila aandachtig op. Het leek
hem, dat hij de heele zaak nu begrepen had en dat
hij precies wist, hoe de zaken stonden. Het meisje,
dat op een paar meter afstand van hem zat, keerde
zich telkens opnieuw naar zijn richting; zij keek
met aandacht naar den goed gebouwden, knappen
man van middelbaren leeftijd en vroeg zich af, wie
hij zijn kon. Roy Harley had haar kunnen zeggen,
dat Blythe den naam had van een soort oplichter,
die op een geheimzinnige manier aan zijn geld
kwam, hoewel hij feitelijk nooit betrapt was. Hij
verkeerde in zeer voorname kringen. Harley had
hem slechts een paar keer ontmoet en de indruk,
dien hij van hem gekregen had, was niet ongun
stig. Men had hem vroeger min of meer voor
Blythe gewaarschuwd, maar Harley was toen, voor
iemand, die officier bij de Garde was, een arme
kerel en hij had zijn wereldwijsheid opgedaan in de
harde school der armoede.
Op verzoek van de Administratie der Hollandsche Bibliotheek deelen wij hier
den uitslag mede van de prijsvraag, voorkomende in het boek „Edna's Echtgenoot".
De gevraagde woorden zijn Vrees; Tijger; Nomaden; Kist: Vinnen; Dijk; Eed:
NamenAaGeit. De geheele zin luidtEr is een lijd van komen en er
is een lijd van gaan. De hoofdprijs, zijnde een prachtige verstelbare Fauteuil
met kussens, viel ten deel aan; Mevr Jacobs, Brederodestraat Tl, Zandvoort.
De overige prijzen, ieder f 2,50, aan: C. H. v. Duin. Postjesweg 120hs, Amster
dam: H. Peeters, HapsMej. H. C. v. d. Burg, Oranjestraat 10, Lunteren
E. H. Passenier, Nobelstraat 62, Den BrielH. Harkema, Molenstraat 19, Sappe-
meerMej. G. Dunnewold, Eendrachtstraat E 357, Eefde (bij Zutphen): Mevr.
E. Pol de Boer, Steinstraat 35, HengeloM. Zeeders, Oosterbuurtstraat 507, Ter
schelling Dr. Dassen, Goudsbloemstraat 2.3, Utrecht A. P. Egberts, Jansstraat 7,
Velp; H. Zandbergen, Alb. Cuypstraat 52, Zwolle; Mej. M. Wetzels, Stations
plein E 32, Valkenburg Mevr. C. H. de Raadt, Oost Kanaaldijk 9, Maarssen
T. v. d. Veen, Harkstede; E. J. Takkenberg, Schoolkade 68. Musselkanaal
C. Haagens, Floraliastraat 3, Oss: G. de Jong, Wallensteeg 12, Nijkerk F. Joh.
Rohlfs, Anegang 17, Haarlem; G. J. Breas, Molenaar, St. Annaland; L. Spoelstra,
Noordkade 111, Drachten.