BBfrjP» E DOOR OCTAVUS ROYCOHET1 •ITTE l n weet je dat allemaal zeker uit de eerste hand „Ja, i k weet het zeker." ,,'t Spijt me voor je, Beverly. Ik zal mijn best doen, om 't zoo makkelijk mogelijk voor je te maken." Zij keek naar hem op. „Ik weet, dat je dat doen zult. Ik voel 't." „Omdat ik echt medelijden met je heb," ging hij voort. „Ik weet niets van je en ik zal nergens naar vragen. Maar ik weet wel, wat je bent." „Wat dan?" „Een dame. 't Kan me niemendal schelen, waar je geweest bent en wat je hebt doorgemaakt het goede bloed verloochent zich niet." „Bloed BeschavingDat zijn dingen, die voor Andrew North niet meetellen." „Kan ik me indenken. Maar wij tegenover elkaar...." Andrew North verscheen, en wenkte hen. Zij betraden het hureau van den burgerlijken rechter een duf, stoffig vertrek, vol boeken en papieren. Er waren een dozijn mannen in het vertrek en een paar knappe typistjes, die met welwillende nieuwsgierigheid naar het bruidspaar keken. De twee waren het aanzien wel waard Alan Beckwith, meer dan zes voet lang, slank maar goed gebouwd, met een scherp besneden gezicht onder ruig haar het meisje tenger en elegant een karakteristiek jong paartje en er was niemand in het vertrek, die iets aanvoelde van het droevige drama, of het hopelooze glanzen zag van Beverly's oogen, of den strakken trek van den mond. Een beweeglijk, welgedaan mannetje trotsche bezitter van een aan stelling als notaris kwam op hen toe en stelde zich voor. Zijn snerpende stem kraste op Alan's zenuwen een tamelijk overbodige poging, vond hij, om den vreemden toestand te ontdoen van het laatste draadje romantiek. Op zijn bevel reikten zij elkaar de hand zijn hooge stem klonk schril het vertrek door, alsof het mannetje ervan overtuigd was, dat de toeschouwers hem belangrijker vonden dan het jonge paar. Toen hij naar den ring vroeg, reikte Andrew North Alan een doosje van rood pluche. Met een woord van dank nam Alan het aan hij had totaal om geen ring gedacht. En toen nam hij de hand van Beverly in de zijne, en schoof hij den ring aan den vierden vinger. En toen, als van verre, kwam het neusgeluid van den notaris en dus verklaar ik u tot man en vrouw." Man en vrouw Plotseling was heel de rommelige omgeving vergeten, de toeschouwers waren als verwaasd Alan zag neer in een fijn gezichtje, naar hem toe geheven, een gezichtje van teere zachtheid maar met een vaste, onverzettelijke lijning van den mond.... Zijn vrouw! De handen, die hij vasthield, waren ijskoud. Toen hoorde hij de snerpende stem van den notaris „Nu, meneer Beckwith, moet u uw bruid niet kussen Alan voelde, dat hij stond te beven. Hij keek het vertrek rond, in de glimlachende, verwachtende gezichten. Toen keek hij weer naar Beverly ze stond daar lijdzaam, gewillig, onverschillig. Zijn lippen raakten de hare. En zonder dat hij zelf'goed wist, wat hij zei, sprak hij „Veel geluk, Beverly." ACHTSTE HOOFDSTUK. Felicitaties de eene luid en rumoerig, de andere zacht en onverwacht ernstig een ietwat ruw grapje van den ambtenaar, die de plechtigheid had geleid koude, klamme handdrukken van Andrew North toen waren zij weer buiten, in de taxi. Avond. Reeds spuwden de groote kantoorgebouwen hun stroom van vermoeide werkers uit. Trams en bussen waren volgepropt met mannen en vrouwen, die vochten om iiiimte, om adem te kunnen halen. Weer was 't werk voor een dag beëindigd de zwerm van menschelijke bijen was op weg naar de korven. Alan vond het iets raadselachtigs iedere man en iedere vrouw repte zich naar een bepaalde bestemming, naar 'n bepaalden persoon of bepaalde personen zoo deden ze vanavond, zoo hadden ze gisteren en den avond daarvóór gedaan, en zoo zouden ze morgen weer doen, en een niet te tellen reeks van avon den daarna. Het leek hem iets nietigs, iets zonderlings. Zonder het zelf te weten, sloot hij zijn vingers om het handje van Beverly. Het lag koud en weerloos in zijn hand. Zijn gedachten waren verward, en niet geheel onplei- zierig. Er bestond een zekere band tusschen hem en zijn bruid zooal geen band van wederzijdsche waardeering, dan toch een van gemeenschappelijke ellende. Zij ston den volkomen en onvoorwaardelijk onder het gezag van dien eigenaardigen man, die met hen meereed, dien ongevoe- ligen, ondoorgrondelijken Andrew North, die hen tweeën uit al die menschen had uitgekozen die hen bij elkaar had gebracht, hun lot aaneen gebonden. Het leek Alan ongeloofelijk, dat hij nu getrouwd was met een vrouw, die KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. Alan Beckwith. door honger ge dreven, wil zelfmoord plegen. Hij wendt zich tot den bendeleider Andrew North om op zijn naam een levensverzekering af te sluiten. Met de gelden van de polis zullen dan na zijn dood zijn schulden be taald moeten worden. North wijst dit voorstel af. Hij biedt Beckwith echter aan een levensverzekering voor hem te sluiten van 100.000 dollar. Alan Beckwith krijgt dan 20.000 dollar contanten, maar moet na dertien maanden uit het leven verdwijnen. Hèt resteerende bedrag valt dan aan North toe. De polis komt te staan op naam van een vrouw. Beverly Ames, met wie Alan Beckwith op aanwijzing van North moet trouwen. Beckwith stemt toe. Hij maakt met zijn aanstaande vrouw, die op een onverklaarbare wijze in de macht van North is geraakt, kennis. hij een uur tevoren nog nooit gezien had, van wier bestaan hij NTq A veertien dagen geleden zelfs niets had vermoed. Zij gleden door het drukke verkeer van den laten namiddag, naar een der bescheiden woonwijken der stad, een nieuwen aanleg van rustige flats en bescheiden villaatjes. Eindelijk stopte de auto voor een der grootste flat gebouwen, dat er nogal imposant uitzag en toen zij uit de taxi stapten, gaf North hun ieder een sleutel. „Jullie woning," zei hij. „Als jullie je nu even aan den portier gaan voorstellen, dan kunnen we naar boven gaan." De portier keek hen aan met een zekere vroolijkheid. Hij scheen te merken, dat zij bruid en bruigom waren. In de lift zei North kalm tot Alan „Bever ly's koffer is al hier. Jij kunt in den loop van den avond wel even pakken, en je bagage hier brengen." Op de zevende verdieping stapten zij uit. North wees hun de deur van de flat, en Alan sloeg die deur open. Toen kwam er een onweerstaanbare aandrang over hem. Hij tilde het tengere figuurtje van zijn vrouw op en zette haar over den drempel. Zij bloosde. „Waarom deed je dat?" „Een oud gebruik." Hij was verlegen. „Neem me niet kwalijk ik deed 't zonder erg." De kamers waren helder verlicht. In de hall hing een geur van gebraden vleesch. En toen kwam er iemand te voorschijn, die glimlachend groette. Klaarblijkelijk een dienstbode een groote, knappe vrouw, die klaar blijkelijk over lichaamskracht beschikken kon. Zij had een grijze japon aan en een wit schort, en glom van zindelijkheid. „Zoo zoo, daar hebben we zeker meneer en mevrouw Beckwith. Allebei welkom. Ik ben Ellen, keukenmeid en binnenmeisje enzoovoort." Zij gaven haar de hand. Alan mocht haar aanstonds met haar wat vrije, gemakkelijke manieren, haar spraakzaamheid, haar duidelijke bekwaam heid. Hij was tevens een beetje verwonderd om de zorgzaamheid van North, en hij glimlachte om de moederlijke manier, waarop de vrouw met Beverly omsprong. „Komt u maar meteen mee naar uw kamer, mevrouw Beckwith, dan kunt u u een beetje opknappen voor 't diner. Ik heb 't vandaag eens extra lekker gemaakt, al zeg ik 't zelf." Trots leidde ze hen de gang door, naar de laatste kamer. „Als u 't goed vindt, meneer North...." North knikte ernstig. „Neem ze maar over, Ellen." Zij gingen een kamer binnen, die niet groot was, maar gezellig gemeu bileerd. Door een open deur zagen zij den glans van zilver en nieuw linnen, waarmee de tafel gedekt was. „Ik heb voor drie gedekt, mevrouw Beckwith. Ik dacht, dat meneer North misschien mee zou blijven eten." „Ik zal blijven, Ellen." Het was North zelf, die antwoordde. En toen leek het, alsof er voor het oogenblik een vreemde opwinding over Beverly was gekomen haar lippen waren gaan glimlachen, en haar oogen tintelden. Alan zag het met verbazing en toch voelde hij zichzelf ook niet onbewogen. Beverly zette haar hoed af, zoodat haar fraaie, korte kapsel zichtbaar werd. En nu zij hem aankeek, met een flauw lachje, zoodat alleen de fijne lijntjes aan de hoeken van haar oogen hem aan 't drama herinnerden, zag hij, dat zij nog niet veel meer was dan een kind een kind, dat door het leven verre van vertroeteld was, maar toch nog heel jong in jaren. „Wat een prachtige woning!" riep zij uit. „En ik heb echt honger. Ik geloof, dat we 't best met elkaar zullen vinden." Ellen stak haar twee handen uit. „Denk ik ook, schatje. Laat Ellen alles maar voor je beredderen, dan hoeft je mooie kopje nergens zorg over te hebben. En nu Zij bukte zich naar Beverly's hoofd en fluisterde even, en toen, met een blik naar de twee mannen, leidde zij het meisje de andere kamer binnen. Toen Alan alleen was, kwam de oude gedwongenheid weer over hem. De eene onwerkelijkheid was zoo snel op de andere gevolgd, dat hij nog geen tijd had gevonden, er zich bij aan te passen. Hij keek naar den man, die voor hem stond klein en stug en stil. Hij sprak met een zekere vormelijke stijfheid „Ik waardeer het allemaal zeer, meneer North."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 12