No. 48 VRIJDAG 28 APRIL 1933 1517 „Spreek er maar niet over." „Ik hoop, dat mijn vrouw...." „Beverly? O, die zal 't best redden. Aardig kind." Er schoot Alan een blos in de wangen. Hij had er geen reden voor, en toch nam hij 't North kwalijk, dat die op zoo familiaren toon over zijn vrouw sprak. Het was een schrille herinnering aan haar slavernij. Toen hoorde hij de stem van North weer „Hier heb je vijfhonderd dollar, Beckwith, daar zul je vanavond wel mee toe kunnen. Kom morgenochtend om tien uur bij me thuis, dan heb ik negentienduizend vijfhonderd voor je klaarliggen. Die kun je dan meteen op je eigen rekening deponeeren. Zoo goed „Uitstekend." Toen kwam opeens de vraag „Hoe vind je haar, Beckwith „Mijn vrouw?" Weer zoo'n opwelling van ergernis. „Ik geloof vast, dat we 't best met elkaar zullen vinden." „Wat praat mijn jonge vriend koel Enfin, ik geef je natuurlijk vol komen gelijk. En van nu af aan kun je precies naar je eigen zin leven dertien maanden lang. Ik wensch je een massa pleizier." „Dank u wel." De deur van de andere kamer ging open, en Beverly en Ellen kwamen weer binnen. Onmiddellijk verdween nu de ontzaglijke dienstmaagd in het geheimzinnige keukenkwartier, om een paar minuten later trots weer op te duiken, een schotel dragend, waarop een groot stuk vleesch lag, gegarneerd met champignons. Toen kwamen er andere schotels, eenvoudige, gezonde en smakelijke gerechten nieuwe aardappelen, spinazie, rijst en croquetjes. Midden op de tafel stond een reusachtige vaas met rozen. Beverly en Alan zagen die tegelijk, en samen lazen zij het kaartje „Aan het bruidspaar met hartelijksten geltikswensch." Zij begrepen, wie dit gedaan had. North aanvaardde hun dank met een knikje, en Alan verbaasde zich om de wrange koelheid van den man. Ten minste was het wel wrangheid Misschien was het zijn ernstige bedoeling, hen die dertien maanden zoo gelukkig mogelijk te maken. Zij namen plaats aan tafel, Alan aan het hoofd, Beverly tegenover hem en Andrew North tusschen hen beiden. In volkomen eenvoud vroeg Alan den tafelzegen. Bij het „amen" hief hij het hoofd op, en zag, dat de anderen naar hem zaten te kijken. Welke aandrift had er hem toe gebracht, die eenvoudige huiselijke ceremonie te verrichten? Welke lang vergeten herinnering.... Hij haalde diep adem. Tenslotte was het Andrew North gelukt, van de kleine flat een knus tehuis te maken. Het maal had voortgang in een atmosfeer van vreemde spanning. Het was North, die het gesprek leidde voorzoover er dan gesproken wérd. Hij was rustig, beleefd en bescheiden. Zij spraken over het weer, hij beval hun een paar films aan, die op 't oogenblik liepen, en hij besprak de verdiensten van het plaatselijk tooneei en van een opera-gezelschap, dat binnenkort een week in den grooten schouwburg zou komen optreden. Hij praatte ge moedelijk over alle onderwerpen, die in den gezelligen omgang tusschen vreemden besproken plegen te worden. Alan en zijn vrouw antwoordden zoo beleefd als zij konden, maar de conversatie kostte inspanning. Er was een reactie ingetreden de gedwongen heid van den dag was voorbij, en een blijvende toestand was begonnen. Zij beschouwden North nu reeds als een buitenstaander Alan van zijn kant voelde de tegenwoordigheid van dien man als een nogal griezelige herinnering aan de vreemde omstandigheden van hun huwelijk. Ellen bleek inderdaad zoo bekwaam te zijn, als zij er uitzag. Schotels verschenen en verdwenen, vlug en stil. Een bruidstaart kwam het laatste, met een flesch zeldzamen wijn. North stond op „Op jullie beiden 1" Er was in zijn houding en in zijn stem niet de minste ironie. Toen Alan den toast dronk, keek hij zijn vrouw in de oogen, maar zijn gedachten waren bij North. Wat dacht die man op 't oogenblik Het scheen geen mensch te zijn hij maakte grapjes van het leven en van de levensellende. Toen verweet hij zichzelf oneerlijkheid. Hij moest erkennen North had dezen toestand niet gezocht, en maar half gewild. Hij, als Alan Beckwith, was zelf bij North ge komen hij was met open oogen op het plan ingegaan, tegen den raad in zelfs van den man, die nu de eigenaar was van zijn leven. Na het diner begonnen de mannen te rooken. Beverly nestelde zich in een makkelijken stoel onder een leeslamp ze leek heel tenger, uiterst fijn en broos. Haar bruine oogen waren gericht naar het magere, sprekende gezicht van Alan, en hij zag er een peinzenden glans in. Nu en dan wendde zij haar blik naar North en als zij dit deed, week de zachtheid en kwam er een groote bitterheid voor in de plaats een vlam van onverzoenlijken haat en niet te stillen vrees. Eindelijk stond North op om heen te gaan. Ellen was al lang verdwenen. North boog, gaf hun beiden de hand, en de deur ging achter hem dicht. Een paar seconden bleven Alan en Beverly roerloos staan, toen keerden zij zich om en liepen terug naar de huiskamer. De klok op den schoorsteenmantel wees half tien. Van buiten kwam het geratel en het geschetter van het verkeer, de schrille belgeluiden van trams, de schreeuwen van auto-claxons. Ergens uit de verte klonk rauw geschreeuw van opgeschoten jongens, en het geblèr van een muziek-machine uit een goed koop café. Er hing in de woning een sfeer van diepe rust en onverstoorbaren vrede. Het bovenlicht in de huiskamer was uitgedraaid, en het vertrek lag in het zachte schijnsel van de leeslamp. Hun figuren zij tenger, hij lang en slank waren als schaduwen in het zwakke licht, toen zij naast elkander in de deur opening stonden. Het was, alsof het geroezemoes van het bezige leven door het vertrek Paaschvacantie.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 13