drama No. 50 VRIJDAG 12 MEI 1933 1583 Zijn spieren spanden zich. Hij stond op, en keek op haar neer. Toen strekte hij langzaam de armen uit. Zij bewoog zich niet. Ze bleef hem recht in de oogen kijken, en hij zag, dat er tranen op haar wangen hingen, en dat haar lippen trilden. „Toe alsjeblieft, Alan niet doen 1" „Waarom niet?" Zijn stem klonk heesch. „Omdatalles dan nog erger zou wordenen moeilijker't Is verstandiger.... zoo...." Zij keerde zich af en ging naar haar kamer. De deur ging zacht achter haar dicht. DERTIENDE HOOFDSTUK. „Ik heb hetzelfde over jou gehoord. Ik geloof, dat Ellen nogal een lange tong heeft." „Ze is een juweel." Toen, vastberaden, vroeg hij „Waarom kon je niet slapen „Zoo maar." „Onzin. Een mensch - een gezond mensch tenminste ligt geen heelen nacht wakker, als er niets aan hapert." Zij aarzeldetoen antwoordde zij met die onbeschroomde eerlijkheid, die hem zoo lief was. „Ik heb ongeveer hetzelfde liggen denken als jij." Zij bloosde vurig. „En laten we nu over wat anders praten, Alan." Hij schikte zich gewillig. Het bleek, dat Beverly dien middag met juf frouw Garrison naar een bioscoop zou gaan. Alan vroeg, en kreeg, permissie om mee te gaan. „Ze begint lastige vragen te stellen, Alan. Ze wil weten, wat je uitvoert voor den kost." „Natuurlijk. En wat heb je gezegd Flauwtjes werden er kuiltjes zichtbaar aan de hoeken van haar lippen. „Het eerste het beste, dat me te binnen schoot ik heb gezegd, dat je make laar in grond was." „Je schijnt gedachten te kunnen lezen. Ik heb me altijd verbeeld, dat ik succes zou hebben, als ik in grond ging handelen. Ik heb er dikwijls over gedacht...." Ellen kwam binnen, met een schotel gebakken ham en eieren. „Wie is er bij je in de keuken, Ellen De forsche vrouw lachte. „U schijnt goede ooren te hebben, meneer Beck- with. 't Is mijn man maar." „Je man Ik wist niet, dat je getrouwd was." „Waarom zou ik niet, meneer?" Alan grinnikte. „Geen bepaalde reden voor te bedenken, 't Idee is alleen maar nooit in me opgekomen, dat je onder een man kon staan." „Dan hebt u 't nog niet zoo erg mis gehad. Mijn man staat namelijk onder mij, 't kleine wurm." Zij verdween. Beverly lachte zacht, met het hoofd achteruit. „Ik ben 't volkomen met je eens, Alan, ik kan me Ellen óók niet als getrouwde vrouw voorstellen, maar ze heeft gelijk waarom zou ze niet Na het ontbijt stonden zij op, en zij keken elkaar aan als twee kinderen. „Zullen we vroeg hij, haar gedachten radend. „We zullen. Ik ben doodnieuwsgierig, om hem te zien." Samen gingen zij naar de keuken, Beverly deed de deur open, en zij tra den binnen. Er stond iemand op, die op den stoel bij de keukentafel zat, en zijn blik ging naar de verbaasde oogen van Alan Beckwith. „Schele 1" (Wordt vervolgd) Neeltje vroeg mij, toen zij amper acht levensjaren telde, of het goed was, dat wij, op een vagen, verren dag, samen gingen trouwen, als zij zoet was. Ik was dertien, en in mijn onnoozelheid zei 'k tot Neeltje ja, verbeeld je! ,,'k Zou je danken, malle meidI' Maar op mijn beurt heb ik mij gemeld n tiental jaren min of meer daarna. Ik heb haar dezelfde vraag gesteld, stellig hopend op een vroolijk „ja" En in plaats dat zij 't heeft uitgezongen spotte Neeltje ja. verbeeld je! ,,'k Zou je danken, malle jongen E. STANS. Alan sliep dien nacht maar weinig. Nog lang, nadat Beverly zich terug had getrokken, stond hij neer te staren naar de straat. Eén voor één zag hij de vensters in de buurt donker worden, tot eindelijk alleen de booglampen op de hoeken nog voor hem straalden. Toen ging hij in den stoel van Beverly zitten, onder de leeslamp, en een poosje later deed hij het licht uit. Er was zooveel, om over te denken, dat hij niet wist, waar hij beginnen moest. Maar hij wist, dat er een nieuwe warmte in zijn hart gekomen was, en dat er, met het nieuwe verlangen, om te leven, een angel van vrees in hem was gaan steken. Hij had Beverly lief hij schepte er een uitbundige vreugde in, het feit voor zichzelf onder woorden te brengen. „Ik heb haar lief zei hij, telkens en telkens weer. „Ik heb haar lief Door het fluistergeluid van zijn eigen stem scheen die verklaring kracht, stevigheid te krijgen. En vlak na deze gedachte kwam een tweede „Zij geeft om mij 1" Hij kon zichzelf niet goed krijgen tot de verklaring, dat zij hem liefhad en toch, een licht, veel warmer dan dat der vriendschap, had hij zien stralen in haar oogen. Verward renden de gedachten door zijn brein, het eene moment haatte hij Andrew North, het volgende oogenblik weet hij alles aan zichzelf. Als North er niet geweest was, leefde hij nu al niet meer; hij twijfelde er niet aan, of hij zou zich aan zichzelf vergrepen hebben, in dien valen regenachtigen 'nacht, toen hij bij Markstein was binnengestrompeld, om den onverstoorbaren koning der onderwereld op te zoeken. Als North er niet geweest was, zou hij van Be verly's bestaan waarschijnlijk nooit iets geweten hebben dan zou hij nu niet met haar onder één dak wonen, volgens de wet haar echtgenoot. Zóóveel moest hij ter verdediging van North aanvoeren. Maar daar stond heel veel tegenover. North had zijn leven gekocht. Nog maar nauwelijks elf maanden bleven hem. Als die voorbij waren, kwam de dood op welke wijze dan ook. Het beetje twijfel, dat hij nog had kunnen voeden, wat de onverzettelijkheid van North betreft, was verdreven door den angst, die in de oogen van Beverly kwam, als de naam van dien man maar genoemd werd. Hij zag duidelijk, dat zij hem reeds als dood beschouwde, even zeker, als wanneer hij tot den 'elec- trischen stoel was veroordeeld. En hij wilde niet sterven Nu, nu voor het eerst verlangde hij vurig te leven, hoe dat leven dan ook zijn mocht als het maar 'n leven met Beverly zijn mocht. Zijn vroegere zucht om te leven was niets geweest dan een natuurlijk verlangen, een zelfzuchtig instinct, waar mee niemand anders gemoeid was. Nu was er een nieuw clement gekomen in zijn levensbeschouwing hij wilde leven voor Beverly. TwijfelWeer roerde dat spookachtige ding zijn monsterkop. Wie was Beverly? Waarom was ze met hem getrouwd? Haar verledenZijn tanden klikten grimmig tegen elkaar hij hield zichzelf voor, dat 't er niet om ging, wie zij was, maar wat dat zij de vrouw was, die hij liefhad. Vreemd ding, liefde. Zij gaf hem gedachten in, die hij nog nooit tevoren gedacht had zij vervulde hem met heerlijkheid en met smart. De gedachte aan haar nabijheid, haar bereikbaarheid, aan de nauwe relatie, die wettelijk tusschen hen bestond^ was bijna ondraaglijk; maar toch kwam het niet in hem op, haar bede voorbij te zien, of ook maar te rede twisten over een andere levensregeling, dan zij wenschte. Om vier uur in den morgen ging hij naar bed, om negen uur bracht Ellen zijn koffie. Hij was half dood van den slaap, zijn oogen stonden mat. „Bent u ziek, meneer Beckwith „Neen, Ellen. Alleen niet erg best geslapen van nacht." „Da's vervelend. Mevrouw ziet er ook niet te best uit." Oogenblikkelijk was hij klaar wakker. „Zij is toch niet ziek „Net zoo min als u, meneer. Oók slecht geslapen, denk ik. U moest uw koffie maar opdrinken, meneer' dat jaagt den slaap uit uw oogen, en dan schijnt de zon ineens beter." Koffie, scheren en een koude douche, die hem als met ijsnaalden langs de ruggegraat ging, hielpen hem, om opgewekt en met heldere oogen aan tafel te komen. Beverly zat er al, in haar eenvoudig morgenjaponnetje. De tafel glansde wit en zilverig hun plaatsen waren aangegeven door schoteltjes pompelmoes, in fijngestooten ijs. Er was een trilling in zijn stem, toen hij haar groette. „Goeden morgen, Beverly." Zij keek schalks naar hem, onder lange wimpers vandaan. „Goeden morgen, Alan." Hij stak zijn lepel in het moes. „Ik hoor van Ellen, dat je nogal slecht geslapen hebt."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 15