t No. 50 Dien avond vroeg Temple haar broer te spreken. „Delancey," zei hij, toen hij een stoel en een sigaar had, „ik wil met je zuster trouwen." „Da's best," zei Delancey gemoedelijk. „Doe 't maar. Al met haar over gesproken „Eheigenlijk niet." Hij voelde, dat het zinnetje „Teneinde, met wederzijdsch goedvin den....", uit de advertentie, niet mee mocht tellen. „Maar ik heb zoo'n idee, dat ze 't begrijpt." „Ik ook," zei de openhartige Delancey. „Anders moest ze trouwens wel blind zijn. De kinderen noemen je achter je rug al „oom John"." Temple lachte. Hij mocht die makkelijke men- schen wel. Hoe hij door het eigenlijke aanzoek heenkwam, wist Temple later zelf niet. Hij wist alleen, dat hij en mevrouw Winthrop verloofd waren, gefeliciteerd werden, dineerden.... Zij zouden buiten trouwen, waar de familie een villa had dan kwamen ze nog een paar dagen naar New York, en zouden dan naar Europa ver trekken. Zij hadden een visite gemaakt in een der groote huizen aan het Park, en toen zij langs den steenen muur liepen, glimlachte Temple. Mevrouw Winthrop keek hem hartelijk aan en glimlachte ook. „Wat is er „Ik was benieuwd," hij kende haar nu zoo goed, dat er geen terughouding tusschen hen meer scheen te bestaan „ik was benieuwd, hoe je over me dacht, toen je me hier voor 't eerst langs dien muur zag loopen." VRIJDAG 12 MEI 1933 Zij trok de wenkbrauwen wat samen. „Wanneer Dat herinner ik me niet. We hebben hier nog nooit geloopen." „We niet, ik wèl," zei hij. „Jij zat waarschijnlijk daarginds voor 't raam met een tooneelkijker." „Maak je grapjes vroeg ze. „Toe, laten we 't nu maar uitspreken, schat 1 't Was van ons allebei onnoozel. 't Is een geluk veronderstel eens, dat jij jij niet geweest was 1" „Ik begrijp er absoluut niets van," zei ze luchtig en vriendelijk. „Waarom zou ik ik niet zijn „Nergens om. Maar je zult toe moeten geven, dat 't een heele risico was. Jij had mij natuurlijk gezien en je wist, dat ik geen bandiet was, maar ik wist totaal niets, toen ik op die boot kwam." Zij keek nog verbaasd, maar haar gezicht stond iets strakker. „Dacht je, dat ik je al eens gezien had, toen we elkaar op de Priscilla troffen vroeg ze. „Is dat dan niet zoo?" „Je zult je toch niet verbeelden, dat ik.... op straat op je gelet had en dat ik.... opzètteüjk met je kennis maakte op de boot Je leek zoo attent en ridderlijk. Als je me voor iemand anders aan hebt geziendie je al eens ontmoet had Temple voelde nu de zwaarte van zijn misgreep. Hij had op de boot de vrouw uitgezocht, die hem het beste beviel, en in zijn idiote verwaandheid durven veronderstellen, dat zij deze fijne, lieve, gelukkige vrouw geschreven had op een huwe lijksadvertentie in een krant Hoe kón hij zooiets gedacht hebben En hij zou haar nooit kunnen vertellen, dat hij een advertentie geplaatst had. 1589 En.... er bestond een vrouw, die zijn geheim kende die hem gezien had langs Central Park West, èn op die boot Maar wat kon 't hem eigenlijk schelen Hij liet zijn geluk niet bederven door een bekentenis van zijn dwaasheid onschuldige dwaasheid tenslotte. „Neem me niet kwalijk," zei hij, ,,'t is dom van me en geweldig verwaand. Ik had alleen den indruk gekregen, ik weet zelf niet meer hoe, dat je me al eens gezien had vóór dien avond op de boot. Ik had er natuurlijk niet over moeten spreken ik kan me indenken, dat je 't kolossaal flauw vond." „Zeker weer zoo'n malligheidje van de kinderen," zei ze, en haar gezicht klaarde op. „Ze hebben mij óók geplaagd met allerlei verhalen over jou." Temple haalde opgelucht diep adem. Zij namen een auto naar huis. Toen mevrouw Winthrop de stoep opging, kwam Clay, de oudste jongen van haar broer, naar buiten met een groot pak. „Hallo, meneer Temple," riep hij. „Mag ik mee rijden Da's een oude schrijfmachine van vader." zei hij, terwijl hij plaats nam. „Echte rammelkast.... moet even nagekeken worden." „Wat mankeert er aan vroeg Temple. „Een paar letters verkreukeld. De 1 is veel te dun en 't streepje is van de f af." Een uur later zat Temple twee getypte adver tentie-briefjes te bestudeeren. Op beide vellen papier was de 1 veel te dun en was 't streepje van de f af. „Blij dat ik mijn mond gehouden heb," zei hij, terwijl hij de twee brieven in 't vuur gooide.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 21