No. 51 VRIJDAG 19 MEI 1933 1621 tfft ieis dooi Jfedetland. Een eigenaardige boerderij, die wij aan de Linge zagenhet bruggetje doet nog dienst als bergplaats. halen 't Is zoo heet, en poppie wil graag naar hed." Er lag zoo'n blik van vertrouwen in de kinderoogen, dat Luke er door geroerd werd 't herinnerde hem aan zijn eigen baby. Hij knielde naast het kind en haalde de speld uit het poppenkleedje. „Zoo! Klaar. Maar geen spelden meer gebruiken, hoor. Je moet mammie vragen om er een knoop aan te zetten." „Haar moeder maakt zich niet druk over poppen of knoopen," klonk plotseling een grove stem. Luke keek in de grijze oogen van. J. Haselbury, die ongemerkt was binnengekomen. „Neen, mijnheer de moeder van dat kind, bah! Die gaat de stad uit, zoo gauw 't heet is. Trekt zich niets van haar huishouden aan. Met zöö'n vrouw is mijn neef getrouwd. Te lui om 'n hand uit te steken. Als ze maar fijn gekleed kan loopen I Nu moeten wij ons over het kind ontfermen." Verbaasd luisterend naar dezen uit val, begreep Luke dat de oude man te opgewonden was om zich er over te bekomme ren, dat hij tegen een volslagen vreemde sprak. Hij gromde nog wat na, tot opeens 't kind hem onder brak. Zij stak Luke vertrouwelijk haar pop toe. „Maakt u haar nachtpon vast Oom John z'n vingers zijn zoo dik." Lachend knoopte Luke voorzichtig het genoemde kleedingstuk dicht. „Daar zei hij, „ze is klaar om naar bed te gaan. Niet te veel dek, hoor 't Is zoo warm, hè „Ik ga ook naar bed," zei het meisje. „Oom John is mijn bedtijd vergeten, maar 't is al laat, hoor." Verwachtend hief zij haar gezichtje naar Luke op. Onder een plotseling verlangen naar zijn eigen kin deren, tilde hij het meisje op en hield haar even in zijn armen, vóór hij haar den kus gaf. Nadat hij haar had neergezet, sprong zij in de armen van haar ouden oom, die haar onhandig-hartelijk knuffelde. „Zelf ook kinderen?" zei J Haselbury opeens, nadat het meisje in de kamer achter den winkei verdwenen was. „Twee," antwoordde Luke trots „en de derde op komst." Hij was niet zeker, of het gegrom, dat Haselbury op deze woorden liet volgen, goedkeuring of min achting moest beduiden. „Heb je een goeie vrouw Even keek Luke verbijsterd dan begon hij zacht te lachen. „Een beste," antwoordde hij toen. „Blijft ze thuis, en bemoeit ze zich met haar huishouden was de volgende vraag. „Ze heeft geen tijd om de deur uit te gaan," was het prompte antwoord. J. Haselbury haalde diep adem. ,,'k Wou dat mijn neef d'r had," riep hij. „Dank u," lachte Luke. „Maar ik houd haar liever zelf." „Doe dat," adviseerde J. Haselbury plechtig. „Zoo'n vrouw is goud waard. Moet je die vrouw van m'n neef zien. Fijn opgedirkt. Maar dat arme, kleine kind verwaarloost ze." Als in een flits zag Luke opeens Janet vóór zich, die op schoenen met afgeloopen hakken had geloo- pen, maar die de kinderen goed verzorgde. De stem van den ouden man schrok hem op uit zijn gepeins. „Zeg, jongeman, doet je vrouw de wasch „Soms," antwoordde Luke. „Niet altijd, té zwaar moet een vrouw het ook niet hebben." J. Haselbury gromde. „Dat is waar. Als je 't haar maar niet te makkelijk maakt," voegde hij er voorzichtig aan toe. „Daar is niet veel kans op, zoo lang ik zoo weinig verdien," moest Luke, een beetje bedrukt, bescheid geven. „Wat is je artikel informeerde J. Haselbury. „Conserven," zei Luke. „Van Puro." De oude baas bevroor zichtbaar. „Hm I Je had zeker gedacht, me wat te verkoopen „Nee," antwoordde Luke eerlijk. „Alleen maar gehoopt." Hij glimlachte. Luke had een innemenden glimlach. J. Haselbury voelde het meer dan hij het zag. Hij liep naar de winkeldeur, sloot die en stak het licht op. „Blijf nog maar even zitten. Daar, op die bus. Je reist dus voor Puro. Wat is er van dien pedanten kwast geworden, dien ze hier een paar jaar geleden eens gestuurd hebben Die beschrijving paste precies op zijn voorganger Laker. Nieuwsgierig vroeg Luke „Waarom noemt u hem zoo „Omdat hij hier binnenkwam en ons eens even wou vertellen, wat wij noodig hadden. Wij, die veertig jaar zaken gedaan hebben, zullen dat toch zeker beter weten dan hij." „Natuurlijk," antwoordde Luke nadenkend. „Zeg eens, jongeman, hoe vind je onzen win kel Luke keek waardeerend door den ontegenzeglijk keurig ingerichte, deftige zaak. „Niet anders dan goed. U heeft puike merken, ofschoon," liet hij er met een glimlach op volgen, „ik natuurlijk voor Puro ben I" J. Haselbury glimlachte zoowaar ook. „Spreekt vanzelf en Puro is een goed merk. Jullie asperges en artisjokken zijn beter dan die van Paril en nog een cent goedkooper. De vroege doperwten van Puro zijn de beste, die op het moment in den handel zijn." Luke zag den ouden baas verbaasd aan. „Maar," begon hij, „als u onze merken zoo goed vindt, waarom „Omdat," interrumpeerde J. Haselbury geïrri teerd, „jullie in acht jaar tijd hier drie verschillende reizigers gestuurd hebben, maar alle drie snert- kerels. De eerste kwam hier binnen met een air of hij een prins was Een zindelijk winkeltje heeft u hier," zei hij genadig, terwijl hij op de toonbank ging zitten, die mijn broer juist afgeveegd had. „Dat winkeltje is niet zindelijk zoo lang jij er in bent," zei ik. D'r uit En hij ging." Luke lachte voluit. „Dat moet Collid geweest zijn," zei hij, „zit nu op het kantoor." „Houd hem daar," adviseerde J. Haselbury. „Toen kwam Jones, die kerel- met een zwarten uilenbril. Ik mag geen lui met zwarte uilenbrillen daarom zei ik tegen mijn broer gooi 'm er uit. Daarna stuurden ze me dien fat, dien Laker. Hij kwam hier binnenhollen en schopte tegen de kleine meid, die toen nog heel klein was, dat ze begon te huilen. Bovendien wou hij ons eens even vertellen.... enfin, dat heb ik je daarstraks al gezegd. Is nog wel tien keer terug geweest, de halve gare. Een order van Haselbury scheen hem heel wat waard te zijn." Even aarzelde Lukedan „Dat is zoo, mr. Haselbury. Weet tl, wie een order van u aanbrengt, krijgt salarisverhooging. En Laker wou in dien tijd juist trouwen." „Welk meisje trouwt er in vredesnaam met zoo'n kaffer uitte de oude heer zijn opinie. „Nu," zei Luke, opstaande, ,,'t Wordt tijd dat ik ga. Jammer, dat u onze firma niet mag, maar mocht u nog eens van idee veranderen...." „Ga zitten," commandeerde mr. J. Haselbury ruw „jullie, jonge kerels, hebben altijd haast. Die vrouw van je.. heeft die het niet eenzaam, als jij altijd op reis bent Luke dacht aan den pas ontvangen brief. „Ik vrees van wel," antwoordde hij. „Hm I" gromde J. Haselbury. „Dus je hebt ook kinderen hm Luke's gezicht glom van vadertrots. Uit zijn zak haalde hij een foto van Janet en de kinderen. J. Haselbury poetste zijn brillegiazen en bekeek de groep zwijgend. Eindelijk zei hij „En nog een derde op komst? Wel, dat wordt 'n aardige familie. Reizen is niet lollig voor een getrouwd man, maar je bent een goed verkooper. Nou, wat die asperges betreft, je kunt me wel een gros leveren. Ook van die artisjokken. Ik geloof, dat we ook zoowat door onze ananas heen zijn, dus we kunnen die van jullie wel eens probeeren. Tomaten hebben we nog niet direct noodig, maar wil je tegen October. „Stop I" riep Luke verbijsterd. „Laat u me even een potlood pakken. Bedoelt u.geeft u mij een order „Dat lijkt wel zoo, hè grinnikte J. Haselbury. „Maar een potlood heb je niet noodig. Ik zal alles opschrijven en 't je morgenochtend geven. En zeg tegen je patroon, dat ze geen pedante kwasten meer naar J. en A. Haselbury hoeven te sturen. Als we orders hebben, bestellen we per post, onder conditie, dat jij de provisie krijgt, precies alsof je 600 K M. had gereisd om ons te komen bezoeken. Zoo doen wij zaken, en als 't je patroon niet bevalt, koopen we bij een ander." Luke stond op en stak een onvaste hand uit. „Ikik ben zoo verbaasd," bekende hij, „dat ik niet weet, hoe u te bedanken. En ik begrijp niet.." J. Haselbury, die ook was opgestaan, legde een hand op den schouder van den jongeman. „Misschien," zei hij. „Misschien zal je 't nooit snappen, 't Maakt ook niets uit. Maar als een jonge kerel, die wat wil verkoopen, hier binnenkomt en zichzelf lang genoeg vergeet om een klein meisje te helpen met de kleertjes van haar pop nou, dan zegt mij dat genoeg. Ga nou maar naar bed." Maar Luke ging nog niet direct naar bed. Hij zocht een postkantoor op en stuurde naar het kantoor van zijn firma een telegram, dat bij ont vangst bepaald opschudding verwekte, ofschoon het maar vier woorden bevatte „Heb order van Haselbury Daarna ging hij een brief aan Janet schrijven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 21