VJELUKJ CLII K/VOGEL m DOOR L. WILLIAMS Jbe Ve/CéiïikMm Jammer genoeg is mijn vermogen sterk besnoeid door de roekeloosheden van mijn compagnon en ben ik niet meer in de gelegenheid om zoo royaal te zijn, als ik me wel had voorgesteld. Maar dat wil niet zeggen, dat ik zonder geld zit ik ben van plan vijfduizend pond op haar vast te zetten als bruidschat, en dat blijft dan natuurlijk alleen voor haar en mogelijk voorde kinderen." „Dat.... eh.... dat is heel edelmoedig van u, mijnheer Borradaile," stamelde Reggie. Hij wist niet, dat die som ongeveer het geheele vermogen bedroeg, dat Borradaire had overgehouden en dat hij zich voorgenomen had, voor zichzelf volkomen opnieuw te beginnen. „Dat zal wel net genoeg zijn om haar wat zakgeld en zoo meer te be zorgen," zei Borradaile rustig „later hoop ik meer voor haar te kunnen doen." Over een en ander werd nog wat verder gesproken en Bridger kreeg de vraag te beantwoorden, wat hij van plan was voor zijn aanstaande vrouw te doen op financieel gebied, maar hij ontweek de vraag, door te zeggen, dat hij niet precies wist, hoe het met zijn geldzaken stond, dat hij in den laatsten tijd erg verkwistend en dwaas had geleefd en dat hij zijn advocaat eerst nog eens moest raadplegen. Eindelijk nam hij zijn hoed en handschoenen op en vertrok. Borradaile keek lady Bromwich eens aan en schudde het hoofd. „Ik hoop voor haar, Jane," zei hij, „dat het heelemaal in orde is. Ik zou voor geen geld ter wereld willen, dat iets haar geluk verstoorde. Bridger is een wel door en door goeie kerel, denk je ook niet „Je hebt je hecle leven met schapen doorgebracht, Steven," antwoordde ze. „Het wordt tijd, dat je eens wat menschenkennis opdoet." HOOFDSTUK XV DE PROEF OP DE SOM Reggie wandelde van Wimple Street naar zijn kamers, om eens heel ernstig na te denken. Hij was heelemaal geen slechte kerel. Hij was zoo flink als een jonge Engelschman van goede familie maar zijn kon. Maar het leven was veel te gemakkelijk voor hem geweest. Van zijn jeugd af had hij alles, wat hij noodig had, zoo voor het grijpen gehad. Hij had nimmer geleerd zich iets te ontzeggen, tegenover werkelijke moeilijkheden te staan, of iets te doen omdat het zijn plicht was. Hij wilde zich als een man gedragen maar de noodige zedelijke kracht wordt zoo maar niet op slag verkregen. Hij hield van Beatrice dat is te zeggen, hij hield zooveel van haar, als hij maar van een meisje houden kon. Maar de gedachte om iets voor haar op te offeren, was nog nimmer in zijn brein opgekomen. Zijn idee van liefde voor haar was, dat zij nieuwen glans en vreugde in zijn leven zou brengen. Haar schoonheid, haar aantrekkelijkheid, haar verstand en geestigheid waren voor hem niet meer dan bijkomstigheden, die hij, als veroveraar, op den koop toekreeg. Dat hij ter wille van haar iets zou opgeven, wat hem dierbaar was geworden, dat hij zich eenige weelde zou moeten ontzeggen, al was het ook maar een'kleinigheid, dat hij voor haar zou moeten werkenniets van dat alles hoorde bij zijn opvatting van liefde en huwelijk. En nu moest hij dat alles opeens tegelijk in het aangezicht zien. Hij moest erover denken. Hij deed een zwakke poging om praktisch te zijn. Wat beteekende vijf duizend pond voor hem Hij had gerekend op een fortuin, dat met zes cijfers minstens geschreven werd en dan nog zonder al te veel beperkingen. Zijn eigen zaken lagen hopeloos in de war. Als hij echt mannelijk te werk ging, al zijn dwaze weddingschappen verbrak, zich heel ernstig gedroeg en de zaak goed be keek, dan zou hij zooiets van twee-, drieduizend pond overhouden. De meeste mannen zouden dat beschouwen als een aardig bezit. Hij was nog jong. Hij had vrienden en invloed. Het was iets onzinnigs om zulk een begin als armoede te beschouwen. Een eenigszins degelijke man zou zichzelf gelukkig beschouwen, als hij het meisje zijner liefde kon trouwen met zulk een ruggesteun, die gebrek uitsloot. Maar Reggie was opgevoed in een verderfelijke dwa ling. Hun gezamelijk inkomen zou lang geen vijfduizend pond per jaar bedragen en zoo'n bedrag was in. zijn oogen 'n onmogelijk klein beetje.En toch wilde hij een man worden en zich degelijk gedragen. Hij wilde met Beatrice trouwen. Als hij zijn toestand oprecht aan Borradaile meege deeld had, dan zou alles misschien anders geloopen zijn. Maar hij zocht den minst geschikten man op. Hij ging naar mijnheer Percival. „Beste jongen," zei die nobele man, „je bent er leelijk ingeloopen. Je had alle reden om aan te nemen, dat het meisje rijk was en ze heeft op slot van zaken geen cent. Hoe je het ook neemt, praktisch gesproken heeft ze niets. Vijfduizend pond 1 Wel, daar zou je zelfs geen half jaar op je gemak van kunnen levenOf je recht hebt die verloving te verbreken Ik zou zoo denken van wel Je moet er een eind aan maken Je hebt geen andere keus I" „Och, Percival, schei toch uit Dat is maar praat. Ik wil geen 'schurkenstreek uithalen 1" protesteerde Reggie, een zwakke poging doende om zich aan zijn betere ge voelens vast te klampen. HET VERHAAL TOT NU TOE: Borradaile, oudste firmant van de firma Borradaile en Denton, stelt zijn typiste Beatrice Waynflete voor, zes maanden een leven van weelde te leiden bij zijn oude vriendin lady Bromwich, een excen trieke oude dame. die 'n pijp rookt en altijd over paardensport spreekt. Hij doet dit voorstel terwijl hij er zich van bewust is, dat zij in dien tijd waarschijnlijk iemand zal ont moeten, die op haar verliefd zal worden, ofschoon hij zelf van haar houdt. Bij een poging tot berooving door een zekeren Huggings ont moet zij werkelijk iemand, voor wien zij meer dan vriendschap voelt, Reggie Bridger, wiens leven (paar densport, e. d.) zij echter te leeg vindt. In 'n damesblad verschijnt over haar een artikel, waarin zij o.a. een Australische erfdochter wordt genoemd. Zij verlooft zich met Reggie op denzelfden dag, dat Borradaile van zijn compagnon hoort, dat hij het kapitaal der firma bijna geheel verspeeld heeft. In hetzelfde damesblad verschijnt later een berichtje, dat Beatrice eigenlijk een arm meisje is; Reggie, die zelf in geldelijke moeilijkheden is, leest dit en hoort het ook van Borradaile. „En danje hoort toch ook aan het meisje zelf te ]^]q 7 denken vervolgde Percival op zalvenden toon. „Welk recht heb je om haar mee te sleepen in zoo'n armoedig bestaan „Ja, dat is natuurlijk ook een gezichtspunt," zei Reggie grif. „Ik moet ook om haar denken, is het zoo niet Het slot van de zaak was, dat ze samen lunchten met champagne en Reggie daarna naar zijn kamers terugkeerde en een brief schreef. Hij gaf zich veel moeite voor dien brief en deed zijn uiterste best zich op „mannelijke manier" uit te drukken. Hij schreef aan Beatrice, hoe veel hij van' haar hield en hoe verlangend hij geweest was om met haar getrouwd te zijn. Maar hij gevoelde zich verplicht om ook aan haar geluk te denken, zelfs meer dan aan zijn eigen geluk. Zijn geldzaken waren zoo wanhopig verward, dat hij onmogelijk denken kon aan een huwelijk. Hij zou wel ver plicht zijn een tijdje naar het buitenland te gaan, en verzekerde haar, dat zijn hart gewoonweg kapot was. En hij hoopte, dat zij hem niet van zelfzuchtig heid zou verdenken. Toen Beatrice dezen brief voor den eersten keer doorlas, voelde ze niets dan een groot medelijden voor hem. Ze begreep den brief niet geheel en al. Ze werd zich nog niet zoo ineens bewust, dat haar held een lafaard was, dat haar verloofde liever de vlucht nam in plaats van het hoofd te bieden aan enkele moeilijkheden. „Die arme Reggie," mompelde ze met tranen in de oogen. „Hij begrijpt niet, dat ik er niet tegen opzie, om het niet zoo heel breed te hebben 1" De brief hield echter niet de volle waarheid in. Reggie had niet eerlijk geschreven „Ik ben zoo goed als failliet en ik zou je nooit gevraagd hebben, als ik niet gedacht had, dat je schatrijk was. Nu ik weet, dat je het niet bent, voel ik mezelf gerechtigd onze verloving te verbreken." Reggie was in gewone omstandigheden vrij oprecht, maar zijn gewetenswroeging had nu een lafaard van hem gemaakt. Hij wist in zijn hart wel, dat hij zich als een schoft gedroeg, maar hij had zijn laagheid omwikkeld door zooveel mooie woorden, dat hij haar op het eerste oogenblik een rad voor oogen draaide. Maar toen ze den brief voor den tweeden keer las, begon ze tusschen de regels door de waarheid te lezen. Er kwam een diepe blos op haar wangen. Ze was verliefd geweest op dien man, of ze had ten minste gemeend het te zijn. Ze had zich door hem laten kussen en samen hadden ze luchtkasteelen gebouwd en hand in hand gedroomd van een gelukkig huwelijksleven. En dit was er nu het einde van 1 Ze wist niet, hoe ze het had. Ze voelde zich vernederd, nijdig op zichzelf, kreeg met hem een minachtend medelijden. Dat was dus het resultaat van haar tocht naar de toppen der hoogste bergendat ze haar liefde geschonken had aan een man, die er vandoor ging 1 Heel dien nacht lag ze wakker. Toen het ochtend werd, waren haar oogen nog droog en haar manier van doen was vrij rustig. Ze was dapper genoeg om zonder zwakheid de moeilijkheden onder de oogen te zien. Alles wat er gebeurd was, werd haar niet verteld. Ze hoorde niet, dat Borradaile niet langer een vermogend man was en dat hij had aangeboden om de rest van zijn geld op haar naam te zetten, om haar geluk zooveel moge lijk te verzekeren. Lady Bromwich bleef strak op één punt staan „Niet met de witte vlag zwaaien, liefste Blijf stand houden. Houd het hoofd hoog en laat niemand bemerken, dat je er verdriet van hebt En mijnheer Borradaile drong er ook op aan, dat ze het half jaar der proefneming zou afmaken. „Het, was nu eenmaal afspraak, nietwaar zei hij plagend. Beatrice stemde er, hoewel tegen haar zin, in toe. Maar het zonnige leven, waartoe ze toch eindelijk niet behoorde, had zijn glans voor haar verloren. „Ik zal je niet terugzien, voordat de tijd om is," zei hij, „want ik moet voor zaken naar Australië. Maar je zult wel bemerken, dat ik niet vergeten heb, goed voor je te zorgen." Dus keerde ze in de pretmakende wereld terug zonder veel zin. Ze had niet gedacht, dat het geluksvogeltje zóó gemakkelijk ontsnapte, zoo moeilijk te vangen en zoo lastig vast te houden was. Maar door alles heen bleef ze tegenover haar afvalligen verloofde edelmoedig gestemd. HOOFDSTUK XVI. HET EIND VAN DE GROOTE PROEFNEMING. „We verwachten mijnheer Borradaile in Londen terug op 2 December." Beatrice Waynflete, voor haar schrijfmachine gezeten, keek op bij het hooren van die woorden en keek dan weer snel voor zich. Ja, dat was er dan van gekomen. De groote proefneming was genomen en had gefaald.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 28