■3e kap van den vogel. No. 51 VRIJDAG 19 MEI 1933 1631 achter, dat wonderveel geleek op den „spaniel", dien ze indertijd bijna van hem gekocht had. Beatrice vond het eerst vrij moeilijk om iets te begrijpen van de papieren, die ze van hem gekregen had. De brief van J. A. Armer, aan boord van de zin kende Blauwe Vogel geschreven, was er ook bij. Daaruit kon ze opmaken, dat de papieren in doodsgevaar aan de zee waren toevertrouwd. Maar het testament was veel wonderlijker. Nadat ze heel wat vormelijk heden had doorworsteld, begon ze eindelijk licht te zien. John A. Armer scheen een zeer rijk inan te zijn geweest. Hij had blijkbaar één dochter, die zijn eenige erfgename was. Maar het testament bevatte bovendien een lange lijst legaten, van duizend pond tot 'n half millioen toe, en tusschen een heele rij vreemde namen zag ze ook haar eigen naam staan Beatrice Waynflete, dochter van wijlen den eerwaarden heer Waynflete, predikant te Churnley, Engeland. Er stond iets bij dit legaat geschreven. Het werd nagelaten ter herinnering aan een daad van medelijden tegenover een verloren ziel, jaren geleden. „Geef een zondaar een kansje," stond erbij, „misschien hebt ge er zelf ook eens eentje noodig." Dat was alles. Ze kwam er nooit meer van te weten en kon alleen veron derstellen, dat John Aylwin Armer haar vader eens ontmoet had en dat haar vader hem een dienst bewezen had. Dat had hij zoo vaak gedaan, dat het heele- maal niets bijzonders was. Ze vouwde de papieren nadenkend dicht. Na haar terugkomst op kantoor had ze bij stukjes en brokjes gehoord over den tegenslag, die Borradaile had getroffen. Sommigen zeiden zelfs, dat hij straatarm was geworden. Anderen beweerden, dat hij nog wel geld had, maar toch verschrikkelijk veel had ver loren. Terwijl ze daar zoo voor den haard zat, denkend aan hem en aan al wat hij voor haar gedaan en gedragen had en aan wat ze zelf had doorgemaakt, leek het haar, dat ze niets mocht doen, voordat hij teruggekomen was. Ze wilde er te voren liefst heelemaal niet over denken ze wilde zich niet eens afvragen wat ze dacht of voelde. Ze begon verlangend uit te zien naar den tweeden December. Maar toen die dag aanbrak, liet Borradaile zich heelemaal niet op kantoor zien. Alles ging even werktuiglijk en saai als gewoonlijk het gevoel van teleurstelling, dat ze ondervond, deed haar terugdenken aan de spanning, die ze doorgemaakt had, eenige dagen voordat de groote proefneming beginnen zou. Het trof haar als heel eigenaardig, dat ze nu niet verwachtte een proefje te krijgen van weelde en rijkdom, geen kijkje in het sprookjesland of een blik op de wereld van de hoogste bergtoppen, maar alleen uitkeek naar de terug komst van Steven Borradaile. Die gedachte maakte haar bijna bang en ze trachtte haar van zich af te zetten. Hij kwam dien avond naar haar toe zoo gauw ze hem zag, werd ze zich bewust, dat ze niets anders verwacht had, dan dat hij het allereerst naar haar zou komen. Hij was verbrand door de zon, opgewekter dan ze hem, naar ze dacht, ooit gezien had. „En, lief kind," begon hij, met uitgestrekte hand naar haar toekomend, „mag ik binnenkomen en eens rustig met je praten In het begin voelden ze zich beiden wat onwennig, maar al spoedig liep het gesprek vlot genoeg. Hij had veel te vertellen over zijn reis. Ze zei geen woord over de papieren, die haar door Huggings waren gebracht. „Je hebt de oude wereld dus vanuit de hoogte bekeken," zei hij ten slotte, „en je bent weer in de valleien afgedaald Waarom eigenlijk „Ik vond, dat ik daarboven bij niemand thuis hoorde," zei ze verlegen. „En het blauwe geluksvogeltje, dat je daar zou gaan zoeken Heb je het niet mogen vinden, kleine meid „Nee.... daarboven niet.... maar ik denk zoo.... misschien...." „Wel „Ik denk, dat ik het in de vallei wel gevonden heb," fluisterde ze. „Hoe bedoel je dat, kindje „Kunt u het niet raden vroeg ze, heftig blozend. „Gelooft u niet, dat een meisje door ondervinding leeren kandatdat „Bedoel je daarmee...." Hij hield angstig op. En na eenige aarzeling vervolgde hij fluisterend: „Wil je zeggen, dat je iets.... om mij.... geven kunt „Voor mij is er geen andere blauwe geluksvogel danJa Binnen Er was aan de deur geklopt haar hospita kwam binnen. „Miss, ik weet niet, wat u ervan zeggen zult," begon ze spraakzaam, „maar toen u op vacantie was gegaan, vond ik dit op den vloer van de eet kamer. Het moet van de japon afgevallen zijn, die u aan het ontbijt aan had en u schijnt het niet gemerkt te hebben.... en ik heb er niet eerder aan gedacht, om het u terug te brengen...." Ze hield haar het blauwe vogeltje met den diamant in zijn snavel voor, dat Steven haar gegeven had. „Mijn geluksvogeltje," zei Beatrice, toen de hospita weg was. „Wat toevallig, dat ik het terugkrijg, juist nu jij hier bent. Zoo zie je...." „Ik zie niets anders dan een heel mooi meisje, dat erg bloost en op het punt is te gaan huilen," zei hij met een tikje van zijn ouderwetsche hoffelijk heid, die ze zoo heerlijk vond. „Je ziet een meisje, dat eindelijk haar geluk gevonden heeft," fluisterde zij. „En het is heelemaal uit Australië gekomen EINDE

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31