door L. S. BEESTON
1632
VRIJDAG 26 MEI 1933
No. 52
twintig jaar lang gekoesterd is, smaakt zoet."
„Geloof dat Ik heb een paar particuliere de
tectives aan het werk gezet, die me volledig kon
den inlichten. Greengold was nog bij Juxon en
Peters niets sensationeels. Zijn eenig kind is twee
jaar geleden gestorven. Die ziekte heeft hem veel
geld gekost. Hij moest een hypotheek op zijn huis
nemen. Door salarisverlaging kon hij die niet op
tijd aflossen. Ik kan hem uit zijn baantje en uit
zijn huis gooien. Hij zal lijden, zooals hij mij heeft
laten lijden."
„Heel goed, kerel," zei Tredways. „Geen genade.
Je hebt alleen groote kans, dat hij je niet herkennen
zal. Je bent in dien tijd absoluut veranderd.
Maar des te onverwachter en doodelijker is de
slag dan, dien je hem toedient."
Lomas keek zijn vriend onderzoekend aan.
Vreemd, dat Tredways hem in zijn wraak sterkte
dat lag niet in zijn aard, peinsde Lomas. Tredways
ging iets makkelijker op zijn sofa liggen „Zooals
je daarstraks al zei, Lomas, we zijn te lang uit
Engeland weg geweest. Ik heb verlangd naar
Engeland, zooals jij naar je wraak verlangde.
Nu ik hier ben, heb ik heimwee naar de prairies
en de bosschen. Wees niet verbaasd, als ik weer
gauw terugga."
„Verbaasd zei Lomas. „Ik voel hetzelfde als
jij. Ik ga mee terug, als ik deze affaire afgehandeld
heb. Dat gebeurt morgen."
„Morgen Bravo 1" Tredways haalde een pot
lood uit zijn zak en trok zijn manchet naar beneden.
„Frisch mijn geheugen over die historie nog eens
op. Er was een vrouw in het spel, nietwaar. Alice
Bar.
„Alice Bartrop. Wel verduiveld, waarom schrijf
je dat op je manchet
„Belangstelling, kerel. Niets dan belangstelling.
De volledige geschiedenis heb je me eigenlijk nooit
verteld. Doe dat nu. Zoo vlak voor het laatste
bedrijf is dat een geschikt moment."
Lomas verloor zich even in gedachten over een
verleden, dat hij 20 jaar in zich omgedragen had,
dag aan dag.
„Ik woonde in dien tijd op kamers bij Stoles,
den geldschieter. Ik was arm, en omdat Stoles
erg op betaling van kamerhuur aandrong,
besloot ik er van door te gaan. Op een avond
ging ik weg en liet een gedeelte van mijn rommel
achter als gedeeltelijke betaling. Ik voelde me
beroerd met mijn laatste geld ging ik een cabaret
binnen om me wat te verzetten. Daar trof ik Green-
gold, die achter me zat. ik kende hem oppervlak
kig een paar keer had ik hem aangetroffen bij de
Bartrops. We mochten elkaar niet, omdat we alle
bei idee hadden in Alice. Na de uitvoering sliep
ik in een logement. Den volgenden morgen kwam
het bericht, dat Stoles beroofd en half vermoord
was. Hij beweerde, dat ik zijn aanvaller was. Hij
moet het zelf geloofd hebben, want behalve dat
ik hem huur schuldig was, had hij niets tegen mij.
Ik werd natuurlijk gearresteerd, terwijl de verden
king tegen mij nog steeg, omdat ik een poging
Dus het handelshuis Juxon Peters is mijn
eigendom," zei Lomas, kwaadaardig grin
nikend, terwijl hij met William Peters het
notariskantoor verliet. „Ik ben jutekoopman Wat
is jute eigenlijk? Ik heb er geen idee van." William
Peters keek vermoeid. Tot vóór een uur was hij de
eenig overgebleven firmant van Juxon Peters,
jutehandelaars nu was de steeds achteruitgaande
zaak verkocht aan dezen vreemdeling.
„U weet, nietwaar, dat u een zaak heeft gekocht,
die slecht gaat," zei Peters ernstig. „Ik hoop, dat
u er nieuw leven in zult weten te brengen."
„Ik? Zei ik u niet dat ik van jute geen laars
afweet? Ik heb mijn geld verdiend in vee. Hu!
Ik ben nog maar tien dagen terug in Engeland, en
ik verlang al weer naar de frissche winden van de
prairie. Wat die zaak van u betreft, daar doe ik
mee.Ik zal er evenveel nut van hebben als van
een bepaalde hypotheek, die ik kortgeleden kocht.
Ik heb nu een zaak gekocht, en een hypotheek.
Toch ben ik niet gek
Peters zag hem verwonderd aan. „Daar zie ik
u volstrekt niet voor aan. U heeft mijn zaak ge
kocht, er goed voor betaald zelfs u kunt er na
tuurlijk mee doen wat u wilt. Maar een verzoek
wilde ik u doen. Mijn procuratiehouder, John
Greengold, is dertig jaar hier geweest, en
„U heeft hem en de paar expeditieknechts die
nog in uw.. in mijn zaak werken, niets gezegd
van den verkoop
„Nee, dat was immers afgesproken. Maar voor
Greengold wou ik vragen...."
„Laten we eerst maar eens de affaire gaan bekij
ken," brak de ander hem af. Zwijgend liep William
Peters voort naast den zonderlingen kooper van
zijn zaak. De gedachte aan zijn ouden bediende
bezwaarde hem. Bij het kantoor van Juxon
Peters gekomen, ging Peters den kooper vóór naar
binnen. Het was een onaanzienlijk kantoor, be
staande uit twee vertrekken. Terwijl Lomas in de
eerste kamer rondkeek, ging de deur van de andere
open een man van vijftig jaar, die tien jaar ouder
leek, trad binnen.
„Greengold...." begon Peters. Lomas uitte
een gesmoorden vloek, trok zijn hoed over de
oogen, en gaf zijn metgezel een duw. Maar Peters
was de instructies niet vergeten. Hij zei eenvoudig
„Ga nu naar huis, Greengold. Zeven uur is laat
genoeg." De procuratiehouder keek suffig naar
den vreemdeling, die hem den rug had toegekeerd.
Een expressieloos gezicht. Wat kon men anders
verwachten Dertig jaren lang gebonden aan een
muf kantoor, in een sleurgang, houden iemand
niet jong.
„Dank u, mijnheer," zei hij, een beetje dof. „Ik
ben dadelijk klaar." J-Iij verdween weer in het
andere vertrek, een sjofele verschijning met afge
zakte schouders. En hij zag vermoeid, vermoeid
door eentonigheid en het leven op een salaris dat
nooit hooger dan 50 gulden per week was geweest,
en dat de laatste jaren, door slechte zaken, nog
was verminderd tot drie vierde van die som.
„Zoo, was dat Greengold zei Lomas, toen hij
met Peters weer op straat stond. „Wat een uitge
droogde kurk. Is niet veel meer waard."
Een blosje van verontwaardiging kleurde de
wangen van William Peters. „Greengold heeft
in elk geval de firma dertig jaren lang onkreukbaar
trouw gediend," antwoordde hij. „Goeden avond,
mr. Lomas. Ik ben tot uw dienst, als u mij nog
noodig mocht hebben voor een of ander."
„Denkt u er om, dat de verkoop nog een paar
dagen geheim moet blijven," riep Lomas hem nog
achterna. Hij stak een versche sigaar op, riep een
taxi aan en liet zich naar zijn hotel rijden. Zijn
gezicht kreeg een onaangename uitdrukking.
„Ik heb 'm," mompelde hij. „Ik heb 'm."
„Is mr. Tredways al terug?" informeerde hij bij
den portier van zijn hotel, kreeg een ontkennend
antwoord, en liet zich met de lift naar zijn kamer
brengen. Daar was zijn eerste werk een cheque
te schrijven op naam van J. en S. Traves, particu
liere detectives.
„Zij hebben hun geld verdiend," gromde Lomas.
„Zij hebben het verdiend," herhaalde hij, toen
juist de deur geopend werd en een man van onge
veer zijn eigen grootte en leeftijd binnenkwam. Hij
groette en liet zich op een sofa vallen.
„Je ziet er beroerd uit, Tredways," zei Lomas.
„Wat heb je den heelen dag uitgevoerd?"
„Niks," antwoordde zijn vriend. „Een beetje
rondgescharreld."
„Weet je wat de kwestie is, kerel," zei Lomas.
„Wij zijn te lang weg geweest uit Engeland, om
ons hier nog thuis te kunnen voelen. We gaan maar
weer gauw terug naar Amerika. Ik heb een zaak
gekocht. Ten tweede heb ik een hypotheek ge
kocht, die niet op tijd is afgelost. Een hypotheek
op Greengold ik kan die hypotheek elk oogen-
blik executeeren."
„O, ben je nog aan die affaire bezig
„Juist. Ik heb hem nu in mijn macht, kerel.
Wat er nog aan bloed in hem is, al is 't niet veel,
zal ik er uit persen. Ik heb 'm in mijn macht."
„Prachtig, Lomas," zei Tredways. „Ik feliciteer
je. Je kraakt Greengold
natuurlijk. Wraak, die