No. 52 VRIJDAG 26 MEI 1933 1653 had gedaan om stiekum er tusschen uit te knijpen. Maar nu De aanval was gepleegd om half elf. Toen was ik in het cabaret Greengold had mij al dieu tijd gezien. Zijn getuigenis had mij kunnen redden. Maar de schoft zwoer, dat hij mij niet gezien had. Dat besliste mijn lot. Ik werd veroor deeld tot vier jaar gevangenisstraf. Vier jaar bracht ik in de hel door. Je begrijpt, waarom ik dien schurk haat. Tenslotte is hij toch niet met Alice getrouwd. Waarom weet ik niet. Hij trouwde een ander meisje, tien jaar jonger dan hij, een zwakke vrouw. Maar dat kan me allemaal niet schelen. Morgen sluit ik de zaak en gooi ik hem zijn huis uit. Ik geloof, dat mijn wraak verdiend is." Tredways zweeg lang. Toen zei hij „Dertig jaar in één zaak, die nu sluit, een zoon verloren, getrouwd met een zwakke vrouw. Het wil mij voorkomen, dat Greengold al een flinke portie te pakken heeft." Lomas keek zijn vriend verbaasd aan. „Neem je het voor hem op „Absoluut niet Wraak is zoet." Lomas greep zijn hoed. „Ik denk, dat ik vanavond eens naar een theater ga. Tot straks." Het vertellen van het verhaal had hem opge wonden. Op straat loopend voelde hij zich heet worden. Greengold, de schoft. Door zijn schuld had hij vier jaar in de gevangenis gezeten voor een misdaad, die hij niet bedreven had. Maar nu.... Waarom zou hij eigenlijk tot morgen wachten met de uitvoering van zijn wraak Nu, vanavond nog, zou hij er van genieten. Nog een kwartier liep hij er over te denken toen riep hij een taxi aan en liet zich naar Greengold's huis rijden. Bij het begin der straat liet hij deri auto stoppen. Hij wist precies waar het huis stond. Plotseling bleef hij staan. Schuin vóór hem, dicht bij Greengold's huis, liep Tredways! Daar! Hij ging den voortuin binnen, belde aan. Een minuut later het geluid van een deur, die gesloten werd. De bezoeker was in het huis. Even nog bleef Lomas verstomd staan. Wat had Tredways in dat huis te maken Wat was zijn bedoeling Wat Wat Lomas' bloed kookte. Hij sloop door den tuin naar de achterzijde van het huis. Uit een kamer, gelijkvloers, stroomde een straal licht in den tuin door een kier der tuin deuren. Daar sloop Lomas heen door de kier had hij een vrij goed overzicht van de kamer. Aan de tafel zat een bleeke vrouwnaast haar stond Greengold, die, of hij een onaangename boodschap vermoedde, den bezoeker verschrikt aanzag. Tredways was juist behaaglijk in een stoel gaan zitten, of hij zich thuis voelde. „Ik ben de kooper van de zaak van Juxon en Peters," begon Tredways. „Nee, mevrouw, blijft u zitten ik stel er prijs op dat u bij ons onderhoud tegenwoordig is. Wist u iets, mr. Greengold „Ik vermoedde hetantwoordde de procuratie houder onvast. „Was de bezoeker van vanmiddag de kooper „Nee, dat was mijn agent," zei Tredways kalm. Lomas had moeite een kreet in te houden. Green gold keek naar zijn vrouw, die haar oogen vast gericht hield op Tredways. „U is.... was.... procuratiehouder in die zaak sinds" Tredways keek op zijn manchet „ruim 30 jaar, nietwaar Een zaak die op sterven ligt, zooals u weet." Bij dat woord „was" begon Greengold te beven. „U kunt u zelf als ontslagen beschouwen," wierp Tredways opeens grof er uit. „Ik sluit de zaak." Het vermoeide, afgetobde gezicht van Greengold vertrok krampachtig. Bijna fluisterend lukte het hem te zeggen „Mag ik vragen waarom tl een bedrijf koopt, om het meteen op te heffen „Dat is mijn zaak, niet de uwe." Lomas, daar buiten, kon nauwelijks ademhalen van woede. Waarom hij niet naar binnen stoof, wist hij zelf niet. Nieuwsgierigheid wellicht, wat Tredways van plan was. „Dan nog dit, mr. Greengold. Ik ben houder van de hypotheek op uw huis. U is achter met aflossen. Het is mijn plan, die hypotheek direct te executeeren Op Greengold's gezicht verscheen een uit drukking van verbijstering. Het scheen of hij duizelig werd onder het gewicht van deze twee slagen. Zijn vrouw greep zijn arm „John, wat. wat beteekent dat toch Met een bijna bovenmenschelijke kracht her stelde Greengold zich. Hij kuste het verschrikte gezicht van zijn vrouw. Dan keerde hij zich tot den bezoeker. „Om een of andere reden," zei hij toonloos, „schijnt u zich op mij te willen wreken." „Precies." „Wie is u Een lange stilte viel, waariu alleen het zware ademhalen van Greengold hoorbaar was. „Ik ben juist terug van Amerika," zei Tredways toen met zijn ijzeren stem. „Twintig jaar geleden ging ik daar heen, na vier jaar in een cel gezeten te hebben. Onschuldig, omdat de man, die mij had kunnen redden, een meineed deed. Je herkent me niet Ik ben veranderd in twintig jaar." Greengold greep een stoel. Zijn gezicht was aschkleurig. „Lomas steunde hij schorrig. Tredways keek naar de vrouw. „Zij weet alles," zei Greengold zacht. „Vóór ik trouwde heb ik alles verteld. Zij heeft met mij mec-geleden. Wat ik geleden heb Jaren, jaren Ik begrijp je. Je bent terug gekomen, om je te wreken." Tredways nam een portret van een veertienjarigen jongen van den schoorsteen. Met een werd het uit zijn handen gerukt hij keek in de oogen van Greengold's vrouw. „Pardon," zei hij. „Lomas," Greengold trachtte zijn stem vastheid te geven „ga asjeblieft weg. Je hebt je wraak Ik neem het je niet kwalijk. Ik verdien die. Geloof alleen, dat ik veel geleden heb om een misdaad, die ik in een vlaag van jaloezie bedreef. Ik heb geen zegen in mijn verder leven gehad jij blijkbaar wel. Ik ben er blij om. Maar ga nu weg." De bezoeker bleef onbeweeglijk staan. „Juist, ik heb mijn wraak," zei hij langzaam. „Ze was zoet. Ik moet zeggen, dat je meer moed toont, dan ik gedacht had." Hij keek den man en de vrouw aan. „Maar de wraak is voorbij nu. Ik wil je iets anders zeggen." Getroffen door de verandering van klank in de stem keken beiden op. „Zooals je al zei, Greengold, ik heb het goed ik ben rijk. Jij hebt het beroerd gehad en arm. Ik weet alles. Twintig jaar geleden had ik spijt je niet vermoord te hebben. Maar mijn zwerftochten door de wereld hebben mij op veel dingen een anderen kijk gegeven. Ik voel dat jij al meer ge straft bent in je leven, dan ik je zou kunnen doen. Ik ga terug naar de wildernis. Vóór ik er heen ga... vergeef ik je.Bijna uitdagend keek Tredways den man en de vrouw aan. „Ik meen het. Hier" hij haaide een rol bankpapier uit zijn zak en legde die op tafel. „Dat brengt je weer op de been. Over de zaak van Juxon Peters hoor je nog. Ik denk dat die toch zal blijven bestaan. Weiger het geld en mijn vergiffenis is ingetrokken." Greengold veegde met zijn zakdoek over zijn voorhoofd. Hij trachtte te spreken. Zijn vrouw sloeg haar arm om zijn schouder. Lomas haalde nu zoo zwaar adem, dat het een wonder was dat ze hem binnen niet hoorden. „Dat.... dat.... hakkelde Greengold, „dat is onmogelijk." Opeens boog hij over den schoor steenmantel en begon te schreien. Een verschrikke lijk geluid, dit geschrei van een overstelpt hart. Lomas richtte zich op. „Ik ga weg," riep Tredways, haastig zijn jas aanschietend. Hij tikte den ander nog even op den schouder. „Het verleden is afgesloten." Dan schoot hij de kamer uit Lomas hoorde de buiten deur dichtslaan. Hij zelf bewoog zich niet hij hield de oogen gevestigd op de twee menschen daar binnen. Hij zag hoe de nerveus trillende vingers van de vrouw vergeefs trachtten het geld te tellen. Zachtjes trok zij daarna Greengold naar een sofa. ,,'t Is veel geld, John," zei ze zacht; „ik geloof wel een paar duizend dollar." De man zag haar even aan toen viel hij op de knieën naast haar. Toen sloop Lomas weg. Hij voelde een sensatie, die hij niet begreep, maar die hem onuitsprekelijk goed deed. Tredways haastte zich terug naar zijn hotel. Hij zag er tegen op zijn vriend onder de oogen te komen en hem alles te bekennen. Had hij verraad gepleegd aan vriendschap Maar dat was toch niet zoo erg Neen, besloot hij bij zichzelf, dat was niet zoo laag als wraak laten nemen. Hij wist niet dat Lomas, langzaam voort- wandelend, tot dezelfde conclusie gekomen was. Dat Lomas begreep al tot die gedachte gekomen te zijn, toen hij nog in den tuin voor de deur had gestaan. Daarom had hij immers niet ingegrepen Die nooit gekende gelukssensatie was te groot geweest. (foto's Metro Goldwyn) (verjongingskuur

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 19